Home

Rechtbank Haarlem, 23-11-2009, BL0331, 08/4644

Rechtbank Haarlem, 23-11-2009, BL0331, 08/4644

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
23 november 2009
Datum publicatie
26 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BL0331
Zaaknummer
08/4644

Inhoudsindicatie

De door eiseres verleende diensten betreffen binnenlandse vluchten. Geen vrijstelling van accijns.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/4644

Uitspraakdatum: 23 november 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde mr. A

en

de inspecteur van de belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Eiseres heeft met haar brief van 19 juli 2005 verweerder verzocht om een vergunning voor het accijnsvrij betrekken van vliegtuigbrandstof voor vluchten met vliegtuigen met een burgerregistratie zoals bedoeld in artikel 21, derde lid van het Uitvoeringsbesluit accijns.

1.2. Verweerder heeft op 11 april 2007 het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.

1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2008 het bezwaar afgewezen.

1.4. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2009. Namens eiseres is daar haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. B.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres oefent een luchtvaartonderneming uit die sinds 1991 speciale vluchten uitvoert voor de Koninklijke Marine, Lucht- en Landmacht. Deze vluchten betreffen doelsleepvluchten voor schietoefeningen, vluchten met elektronische apparatuur, zoals stoorzenders en raketsimulatiezenders en vluchten als aanvallende bommenwerpers. Eiseres gebruikt hiervoor verschillende typen vliegtuigen welke starten en landen op de vliegvelden “de Kooy” in Den Helder en vliegveld Eelde bij Groningen. Na de start wordt in ongeveer 20 minuten naar zee gevlogen. Daar wordt in ongeveer twee en een half uur de speciale vlucht uitgevoerd, waarna in ongeveer 20 minuten weer terug wordt gevlogen. De vluchten vinden voor 90 procent plaats buiten de territoriale wateren van Nederland.

2.2. Tot de stukken van het geding behoort een brief van 9 juni 1994, mede namens eiseres ondertekend, aan de Inspecteur van Q ter attentie van mr. C, waarin wordt opgemerkt dat de belastingdienst er mee heeft ingestemd dat voor de vliegdiensten welke aan schepen van de Koninklijke Marine worden geleverd het BTW nultarief wordt toegepast. Uit de aantekeningen op deze brief blijkt dat mr. C, inspecteur, op 13 juni 1994 voor akkoord heeft getekend.

2.3. Voorts behoort tot de stukken van het geding een brief van 4 juni 2008 van de gemachtigde van eiseres aan het Ministerie van Financiën waarin er op wordt gewezen dat “voor de wet op de omzetbelasting wèl een begunstigende afwijking wordt gemaakt, terwijl dit voor de wet op de accijns niet wordt gedaan.”

2.4. Tot de stukken van het geding behoort een brief van 2 juli 2008 van de Staatssecretaris van Financiën aan de gemachtigde van eiseres, waarin deze in reactie op de hiervoor onder 2.3. genoemde brief bericht dat er geen aanleiding bestaat een andersluidend standpunt in te nemen dan de inspecteur in zijn overwegingen opgenomen in de uitspraak op het bezwaarschrift en dat dit tevens inhoudt dat hij niet voornemens is om in situaties die door eiseres aan de orde zijn gesteld een afwijkend c.q. begunstigend beleid te gaan voeren.

3. Geschil en standpunt van partijen

3.1. In geschil is of de door eiseres gevraagde vergunning van artikel 21, derde lid van het Uitvoeringsbesluit accijns in samenhang met artikel 66 van de Wet op de accijns (hierna: de Wet) terecht is geweigerd. Eiseres doet een beroep op artikel 14, eerste lid, aanhef en onder letter b van de Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (hierna: de Richtlijn) en op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres is voorts van mening dat de voor de omzetbelasting gekregen vrijstelling analoog moet worden toegepast op de accijns.

3.2. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep nu de Wet noch de Richtlijn een mogelijkheid biedt tot vrijstelling.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 66 van de Wet, voor zover van belang, luidt:

“1.Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag en de invoer van minerale oliën die worden gebruikt:

a. (…)

b. voor de voortstuwing van luchtvaartuigen voor zover het betreft halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 19 21.

2.(…)

3.De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing met betrekking tot minerale olie die in Nederland in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, niet zijnde een militair luchtvaartuig, is afgeleverd en die wordt gebruikt voor de voortstuwing van dat luchtvaartuig gedurende een binnenlandse vlucht. Onder binnenlandse vlucht wordt verstaan een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan.”

4.2. Naar uit het onder 2.1. overwogene blijkt, en tussen partijen ook niet in geschil is, betreffen de door eiseres verleende diensten volgens bovenstaande derde lid, laatste volzin van artikel 66 van de Wet binnenlandse vluchten en kan de vrijstelling op grond van de Wet niet aan eiseres worden verleend.

4.3.1. Het beroep van eiseres op artikel 14, eerste lid, aanhef en onder letter b van de Richtlijn kan niet slagen. Ingevolge genoemde bepaling verlenen de lidstaten voor energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor andere luchtvaart dan particuliere plezierluchtvaart vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen. Het tweede lid van deze bepaling staat echter toe de vrijstelling bedoeld in lid 1, onder b te beperken tot het internationale en het intracommunautaire vervoer. Met de bepaling in het derde lid van artikel 66 van de Wet is gebruik gemaakt van deze in de Richtlijn gegeven bevoegdheid om een beperking aan te brengen. Een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan is volgens artikel 66, derde lid van de Wet een binnenlandse vlucht en geen internationale vlucht als bedoeld in de Richtlijn. Deze bepaling is niet in strijd met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder letter b van de Richtlijn, immers volgens de normale betekenis van het begrip “internationale vlucht” is dit een vlucht tussen een luchthaven in het binnenland en een luchthaven in het buitenland. Indien gedurende de binnenlandse vlucht ook buiten het territorium van Nederland wordt gevlogen, maakt deze omstandigheid de vlucht niet tot een internationale vlucht waarvoor vrijstelling van accijns zou moeten worden verleend.

4.3.2. Eiseres heeft de rechtbank in overweging gegeven om prejudiciële vragen te stellen over de conformiteit van de Nederlandse wetgeving in relatie tot artikel 14 van de Richtlijn. Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.3.1. is overwogen ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe.

4.4. Met ingang van 1 januari 2005 is de Wet gewijzigd. Niet langer is het criterium commerciële vlucht bepalend voor de vrijstelling, maar commercieel en buitenlands. Het effect van deze nieuwe wettekst is volgens eiseres dat in het oosten van het land de kleinere vliegtuigen over de grens landen of tussenlanden om zodoende een buitenlandse vlucht te maken. Vooral voor vliegscholen, die veel moeten starten en landen, is ongelijkheid ontstaan tussen het westen en het oosten van het land. Ook wijst eiseres op visserijschepen die hun brandstof accijnsvrij kunnen inkopen en helikopters die met accijnsvrije brandstof van en naar boorplatforms vliegen. Alle door eiseres opgesomde activiteiten zijn niet gelijk aan de onder 2.1. genoemde activiteit van eiseres. Er is geen sprake van gelijke gevallen, zodat daarmee het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

4.5. Eiseres is voorts van mening dat zij voor de heffing van de accijns op gelijke wijze moet worden behandeld als voor de omzetbelasting geschiedt. Dit beroep kan evenmin slagen. Er bestaat geen rechtsregel die inhoudt dat een begunstigende behandeling voor de ene belastingwet ook heeft te gelden voor een andere belastingwet.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 23 november 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. E. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.