Home

Rechtbank Haarlem, 18-12-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:6068 BP1797, 08/6319

Rechtbank Haarlem, 18-12-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:6068 BP1797, 08/6319

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
18 december 2009
Datum publicatie
25 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BP1797
Zaaknummer
08/6319

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Levering van drukwerk valt onder het verlaagde omzetbelastingtarief van 6%.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 08/6319 en AWB 08/6320

Uitspraakdatum: 18 december 2009

Uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

X B.V, gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigden: mr. A en drs. B.

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.1. Verweerder heeft met dagtekening 31 mei 2007 aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter hoogte van € 94.593.

1.1.2. Verweerder heeft met dagtekening 7 maart 2008 aan eiseres over het tijdvak januari 2008 een teruggaafbeschikking afgegeven ter hoogte van € 7.901.

1.2.1. Eiseres heeft tegen de beschikking onder 1.1.1 bezwaar gemaakt bij brief van 15 juni 2007.

1.2.2. Eiseres heeft tegen de beschikking onder 1.1.2 bezwaar gemaakt bij brief van 11 maart 2008.

1.3. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 augustus 2008 de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en de teruggaafbeschikking gehandhaafd.

1.4. Eiseres heeft tegen deze uitspraken op bezwaar bij brieven van 25 september 2008 beroep ingesteld. Het beroep gericht tegen de handhaving van de naheffingsaanslag is geregistreerd onder nummer AWB 08/6319. Het beroep gericht tegen de teruggaafbeschikking is geregistreerd onder nummer AWB 08/6320.

1.5. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2009. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigden mr. A en drs. B, bijgestaan door mr. C en D, financieel directeur van eiseres. Verweerder is verschenen in de persoon van mr. E, bijgestaan door F. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres exploiteert een drukkerij en levert onder meer drukwerk op bestelling aan Nederlandse consumenten. Eiseres levert het drukwerk zowel via haar eigen verkoopkanaal, www.X.nl, als via andere ondernemers, waarvan G de grootste afnemer is.

2.2. Consumenten stellen met gebruikmaking van de gratis te downloaden software van eiseres zelf het drukwerk samen aan de hand van digitale foto’s. De software biedt de mogelijkheid om de foto’s te bewerken, de afmeting aan te passen en de plaats in het album te bepalen. Hierdoor kan een consument zelf bepalen hoe hij de foto’s in het drukwerk wil vastleggen. Op de pagina’s en de omslag van het drukwerk kan tekst worden toegevoegd. De pagina’s kunnen worden voorzien van paginanummers en de omslag kan worden voorzien van een of meerdere titels. Een drukwerk bevat minimaal 24 en maximaal 120 pagina’s. Elk drukwerk bevat een aantal lege bladzijden en een colofon. Het drukwerk is in verschillende formaten, bijvoorbeeld A4-liggend of A4-staand, verkrijgbaar. Voor de omslag kan een keuze worden gemaakt tussen een harde of een zachte kaft. De consument kan daarbij kiezen uit een omslag van onder meer linnen, foam of kunstleer in diverse kleuren. De bedrukte bladzijden worden in de omslag ingebonden, ingenaaid of gelijmd.

2.3. De inhoud van een drukwerk kan na het drukken ervan noch door de initiële opdrachtgever, noch een derde, worden gewijzigd. De drukwerken dienen in de regel geen reclamedoeleinden.

3. Geschil

3.1. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de levering van het drukwerk op grond van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB) juncto post a.30 van de bij de Wet OB behorende tabel I is onderworpen aan het verlaagde omzetbelastingtarief van 6%, hetgeen eiseres stelt en verweerder bestrijdt.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot nihil, teruggaaf van een bedrag van € 25.734 (€ 120.327 -/- € 94.593) voor het eerste kwartaal van 2007 en verhoging van de teruggaafbeschikking voor de maand januari 2008 met een bedrag van € 77.545 tot

€ 85.446.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

3.4. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van de gedingen en het verhandelde ter zitting. Het proces-verbaal van de zitting is aan de uitspraak gehecht.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Wet OB noch de Zesde Richtlijn noch de Btw-richtlijn bevat een definitie van het begrip ‘boek’. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 19 april 1995, nr. 30457, BNB 1995/183, LJN AA1523, als volgt geoordeeld:

“Voor de beantwoording van de vraag of een geschrift als een boek moet worden aangemerkt, dient op verschillende kenmerken daarvan acht te worden geslagen, zoals de omvang en de inhoud, de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden en de mate waarin ook overigens de uiterlijke verschijningsvorm overeenkomt met de gebruikelijke vorm waarin boeken verschijnen. Daarbij dienen de kenmerken in hun onderlinge samenhang te worden bezien, zodat niet kan worden gezegd dat aan één van deze kenmerken doorslaggevende betekenis toekomt.”

4.2. Partijen zijn het erover eens en de rechtbank zal hen hierin volgen, dat het drukwerk dat eiseres levert wat betreft de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden als een boek kwalificeert. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of het drukwerk wat betreft inhoud, omvang en verschijningsvorm als een boek kwalificeert.

4.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het drukwerk dat eiseres levert qua verschijningsvorm niet als een boek kan worden aangemerkt in die gevallen waarin op de omslag niet de voor een boek gebruikelijke teksten staan vermeld zoals de naam van de auteur en de titel. Voorts stelt verweerder dat nu het drukwerk naar aard en functie niet is gericht op verspreiding van een uiting of een gedachtegoed onder een publiek, geen sprake is van een goed dat als boek kan worden aangemerkt. Volgens verweerder kan het drukwerk evenmin worden aangemerkt als een brochure als bedoeld in paragraaf 5 van het Voorschrift Tabel I van 1 februari 1994 omdat het daarvoor onvoldoende overeenkomsten vertoont met meer traditionele boeken. Eiseres heeft de standpunten van verweerder bestreden en gesteld dat naar inhoud en uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een boek. Subsidiair doet zij een beroep op artikel 98 en post 6 van bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG waarin het begrip ‘albums’ wordt genoemd en meer subsidiair op paragraaf 5 van voornoemd Voorschrift Tabel I. Ter zitting heeft eiseres zich voorts nog beroepen op het gelijkheidsbeginsel, dat voorschrijft dat gelijksoortige goederen aan hetzelfde tarief dienen te worden onderworpen.

4.4. De rechtbank zal hierna beoordelen of het drukwerk, mede gelet op het vereiste dat de kenmerken in onderlinge samenhang moeten worden bezien, als een boek kwalificeert.

4.5. De stelling van verweerder dat het drukwerk dat eiseres levert qua verschijningsvorm niet als een boek kan worden aangemerkt in die gevallen waarin op de omslag niet de voor een boek gebruikelijke teksten staan vermeld zoals de naam van de auteur en de titel, wordt verworpen. De wettekst noch de wetsgeschiedenis of jurisprudentie bieden steun voor deze opvatting.

4.6. Zoals blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting verschillen partijen met name van mening over de vraag of de drukwerken gelet op de inhoud kunnen worden aangemerkt als boeken. Volgens verweerder is, aangezien meestal slechts één of enkele exemplaren van een drukwerk worden besteld, in het overgrote merendeel van de gevallen, een drukwerk een individuele uiting van de opdrachtgevend consument die niet is bedoeld voor verspreiding onder een publiek. Wanneer een samensteller ervoor kiest dat een drukwerk kan worden ingezien en besteld door een derde, is het aan een derde geleverde drukwerk volgens verweerder wel aan te merken als boek. Het komt de rechtbank voor dat verweerder voor zijn stelling dat van een boek eerst sprake is als de inhoud daarvan bestemd is voor verspreiding onder een (ruim) publiek, heeft willen aansluiten bij de jurisprudentie met betrekking tot de schrijversvrijstelling als genoemd in artikel 11, eerste lid, letter q, van de Wet OB. Daarin kan de rechtbank verweerder niet volgen omdat daaraan de veronderstelling ten grondslag ligt dat enkel schrijvers die kunnen delen in de schrijversvrijstelling, boeken in de zin van genoemde tabelpost kunnen vervaardigen. Een dergelijke veronderstelling geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Evenmin valt uit de wetsgeschiedenis af te leiden dat dergelijke inhoudelijke eisen aan een boek worden gesteld. Integendeel, uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever zich heeft gerealiseerd dat ook boeken die de culturele belangen en de culturele ontwikkeling niet dienden, onder de vrijstelling zouden vallen. Dat de wetgever sindsdien tot een ander inzicht zou zijn gekomen, vindt geen steun in de wetsgeschiedenis van latere wetgeving.

Voornoemde opvatting van verweerder zou er verder toe leiden dat de subjectieve wil van de samensteller om het album al dan niet beschikbaar te stellen voor het publiek bepaalt of een drukwerk al dan niet als boek kan worden aangemerkt. Bovendien zou deze opvatting ertoe leiden dat wanneer een drukwerk beschikbaar is voor het publiek exact hetzelfde goed, afhankelijk van de vraag aan wie het wordt geleverd – de samensteller of een derde – in het ene geval wel en in het andere geval niet als boek wordt aangemerkt. Het beginsel van fiscale neutraliteit verzet zich er echter tegen dat soortgelijke goederen aan een verschillend tarief onderworpen zijn. Zoals het Hof van Justitie EG heeft geoordeeld in zijn arrest van 3 mei 2001, nr. C-481/98, VN 2001/42.18, LJN AV6347, is onderscheid tussen soortgelijke producten slechts toegestaan op basis van objectieve criteria. Het door verweerder voorgestane criterium dat een boek gericht dient te zijn op verspreiding onder een publiek is geen objectief criterium en dient derhalve ook te worden verworpen omdat toepassing hiervan zou leiden tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling van soortgelijke goederen.

4.7. Mede gelet op het hiervoor in 4.6 overwogene stelt de rechtbank voorop dat bij de beoordeling van de vraag of een geschrift gelet op de inhoud als boek kan worden aangemerkt dient te worden gekeken naar de inhoud als zodanig. De omstandigheid dat een geschrift hoofdzakelijk afbeeldingen en/of foto's bevat en weinig tekst, hoeft er niet aan in de weg te staan dat het geschrift wat inhoud betreft is aan te merken als een boek. Eiseres heeft ter zitting een aantal exemplaren overgelegd van drukwerken zoals die door haar worden geleverd. Tevens heeft eiseres een exemplaar van een in de boekhandel te verkrijgen fotoboek – waarvoor blijkens de overgelegde factuur btw naar het tarief van 6% in rekening is gebracht – overgelegd. Zowel de door eiseres geleverde drukwerken als het fotoboek bevatten foto's die met een bepaalde opmaak en in een bepaalde volgorde op de pagina's zijn gerangschikt en in meer of mindere mate tekst bij die foto's. Eén van de drukwerken bevat slechts enkele onderschriften bij de foto's, een ander drukwerk bevat met name onderschriften en op enkele plaatsen een groter stuk tekst. Een derde drukwerk bevat op iedere pagina een combinatie van reisfoto’s en een uitgebreide beschrijving in dagboekvorm van die reis. Het fotoboek bevat op vijf plaatsen telkens vier pagina’s tekst in vier verschillende talen, en bestaat voor het overige uit foto’s. Tussen partijen is niet in geschil dat het fotoboek als boek kan worden aangemerkt. Kenmerkend voor de inhoud van zowel de door eiseres geleverde drukwerken als het fotoboek is dat steeds de foto’s de kern vormen en de tekst een – meer of minder uitgebreide – aanvulling op die foto’s vormt. De rechtbank is van oordeel dat de drukwerken gelet op de inhoud als boeken kwalificeren. Aangezien de drukwerken in de regel geen reclamedoeleinden dienen is hierin evenmin een reden gelegen ze op grond van de inhoud niet als boeken aan te merken. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de drukwerken die eiseres levert ook gelet op de inhoud als boeken zijn aan te merken.

4.8. De rechtbank kan verweerder niet volgen in zijn stelling dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om drukwerken als de onderhavige onder het verlaagde tarief te rangschikken. De wetgever heeft oorspronkelijk, bij de invoering van de Omzetbelastingwet 1933 (Stb. 546), besloten tot een vrijstelling voor boeken ten behoeve van de bescherming van culturele belangen en de culturele ontwikkeling. Daarbij heeft de wetgever zich niet uitgelaten over de vraag of drukwerken als de onderhavige onder de vrijstelling dienden te vallen. Gezien het feit dat het digitaal samenstellen van een fotoalbum en het laten afdrukken hiervan in boekvorm in de jaren dertig van de vorige eeuw technisch onmogelijk was, en het –zoals eiseres onweersproken heeft gesteld – pas sinds een aantal jaren financieel haalbaar is om boeken te drukken in een kleine oplage, mag worden aangenomen dat de wetgever destijds die mogelijkheden niet heeft voorzien. Alleen al om die reden kan niet met een beroep op de wetsgeschiedenis worden geconcludeerd dat de albums niet onder het verlaagde tarief vallen.

4.9. De rechtbank verwerpt verweerders stelling dat de drukwerken die eiseres levert zouden concurreren met het enkel laten afdrukken van foto’s. Deze vergelijking gaat niet op, reeds nu de door eiseres geleverde drukwerken enerzijds en de afgedrukte foto’s (één of meerdere foto’s zonder enige redactionele of creatieve tussenkomst) anderzijds wat uiterlijke verschijningsvorm betreft geheel verschillende goederen zijn en reeds op grond daarvan niet als soortgelijke goederen zijn te beschouwen. Indien en voor zover verweerder bedoelt te stellen dat het drukwerk niet als een boek kwalificeert omdat lege fotoalbums dat ook niet doen, geldt dat lege fotoalbums wat betreft functie en inhoud geheel andere – dus niet soortgelijke – goederen zijn, zodat ook deze stelling faalt.

4.10. Uit het voorgaande volgt dat de door eiseres geleverde drukwerken dienen te worden aangemerkt als boeken in de zin van post a.30 van tabel I behorende bij de Wet OB. Eiseres heeft derhalve terecht bezwaar en beroep ingesteld tegen de toepassing van het algemene tarief op de levering van de drukwerken. De overige grieven van eiseres behoeven geen behandeling meer.

4.11. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer] tot nihil en gelast dat verweerder aan eiseres voor het eerste kwartaal van 2007 een teruggaaf verleent van € 25.734 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- vernietigt de teruggaafbeschikking met nummer [nummer] en gelast dat verweerder aan eiseres voor de maand januari 2008 een teruggaaf verleent van € 85.446 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,-, en

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. van As, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.