Home

Rechtbank Haarlem, 29-04-2009, BP7887, 08/3787

Rechtbank Haarlem, 29-04-2009, BP7887, 08/3787

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 april 2009
Datum publicatie
16 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BP7887
Formele relaties
Zaaknummer
08/3787

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid beroep en vaststelling vergoeding proceskosten bezwaar, beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/3787

Uitspraakdatum: 29 april 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X]. gevestigd te [Z], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2007 de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] voor het kalenderjaar 2007 vastgesteld op € [a]. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2007 bekendgemaakt.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2008 de bij beschikking vastgestelde waarde verminderd tot € [b] en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Bij brief met verzenddatum 27 maart 2008 heeft verweerder een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten van de bezwaarfase tot een bedrag van € 343,79.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009. Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B]. Verweerder is niet verschenen en voor de zitting had hij ook telefonisch doorgegeven in verband met ziekte niet te zullen verschijnen.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De door verweerder toegekende proceskostenvergoeding voor de kosten van de bezwaarfase is op de volgende wijze opgebouwd:

Kosten van rechtsbijstand € 161

Taxatietechnische werkzaamheden € 182,79 (4,5 maal € 40,62)

Totaal € 343,79.

2.2. Bij brief van 26 juni 2008 heeft eiseres de gronden van het beroep aangevuld. Als bijlage is de motivering van het bezwaar inclusief de daarbij behorende bijlagen overgelegd. Daarbij zit een volmacht met de volgende tekst:

‘De ondergetekende:

De heer [C] machtigt hiermee namens [X] Directorship Sarl tot wederopzegging mevrouw drs. [A] van PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V., gevestigd [b-straat] met het recht van substitutie hen te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden betreffende vooroverleg en het instellen en voeren van bezwaar en beroep tegen in het kader van de Wet waardering onroerende zaken opgelegde WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerendezaakbelastingen, waterschapslasten, rioolrechten en alle overige heffingen van lokale overheden van genoemde entiteit.

Getekend te Luxemburg de dato 16 mei 2007.

En omvat de navolgende vennootschappen:

- [X] Netherlands I Sarl;

- [X] Netherlands II Sarl;

- [X] Netherlands V Sarl;

- [X] Netherlands VII Sarl;

- [X] Netherlands XV Sarl;

- [X] Netherlands XX Sarl

(volgt ondertekening)’

2.3.1. Verder heeft de gemachtigde van eiseres als bijlage bij de pleitnota een ‘Akte van bekrachtiging’ overgelegd met de volgende tekst:

‘De ondergetekende, de heer [C] als bestuurder van [X] Directorship S.A.R.L. gevestigd [c-straat], bekrachtigt hierbij namens belanghebbende, [X] Netherlands II S.A.R.L gevestigd [c-straat] dat de heer mr. [D] van [X] Management B.V., gevestigd [d-straat] gemachtigd was om namens belanghebbende bezwaar in te stellen bij de gemeente Haarlemmermeer tegen de aan haar over het jaar 2007 opgelegde WOZ-beschikkingen en aanslagen gemeentelijke heffingen, zoals vermeld op aanslagbiljetnummer [nummer], alsmede daaruit voortvloeiende geschillen van genoemde entiteit.

(volgt datering en ondertekening)’

2.3.2. Als bijlage bij de pleitnota van eiseres zit nog een ‘Akte van bekrachtiging met de volgende tekst:

‘De ondergetekende, [C] als bestuurder van [X] Directorship S.A.R.L. gevestigd [c-straat], bekrachtigt hierbij namens de belanghebbende, [X] Netherlands II S.A.R.L, gevestigd [c-straat] dat mevrouw drs. [A] MRICS van PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V., gevestigd [b-straat] gemachtigd was om namens belanghebbende (hoger) beroep in te stellen bij de Rechtbank (dan wel het Gerechtshof) tegen de uitspraak van op bezwaar van de gemeente Haarlemmermeer met aanslagbiljetnummer [nummer] inzake de aan haar over het jaar 2007 opgelegde WOZ-beschikkingen, aanslagen gemeentelijke heffingen, andere lokale heffingen (waaronder begrepen heffingen opgelegd door gemeenten, waterschappen en provincies) en daaruit voortvloeiende geschillen van genoemde entiteit.

(volgt datering en ondertekening)’

2.4. In de pleitnota heeft verweerder onder het kopje ‘ontvankelijkheid’ het volgende opgenomen:

‘Met betrekking tot hetgeen belanghebbende naar voren brengt omtrent de ontvankelijkheid van het beroep heb ik geen opmerkingen. Door mij is reeds telefonisch aan de heer [D] van PriceWaterhouseCoopers te kennen gegeven dat de gemeente, na overlegging van een deugdelijke machtiging, haar bezwaren op dit punt zou laten varen. Het gaat er in deze procedure immers om duidelijkheid te krijgen omtrent de hoogte van de vergoeding die verschuldigd is voor taxatiewerkzaamheden. Ook dit is telefonisch met de heer [D] besproken. Ik wil deze pleitnota dan ook tot dit onderwerp beperken.’

2.5. Eiseres vraagt een vergoeding voor taxatietechnische werkzaamheden voor 4,5 uur.

De werkzaamheden en de daaraan bestede uren heeft zij als volgt aangeduid:

Het verzamelen van relevante objectgegevens 0,75 uur

Het verzamelen en analyseren van relevante marktgegevens 1,5 uur

Bepalen van de WOZ-waarde(n) 0,75 uur

Schriftelijk vastleggen van bevindingen in taxatiekaart c.q. –verslag 1,5 uur

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep. In geschil is tevens de ontvankelijkheid van het bezwaar. Verder is in geschil of de vergoeding van proceskosten voor de bezwaarfase op het juiste bedrag is vastgesteld.

3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.

4.Beoordeling van het geschil

4.1. Verweerder heeft in de onderhavige procedure primair gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van een deugdelijke machtiging. Subsidiair heeft hij gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had dienen te worden wegens het ontbreken van een deugdelijke machtiging. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:

4.2. Uit de onder 2.4. aangehaalde passage uit de pleitnota van verweerder leidt de rechtbank af dat verweerder nader van mening is dat door eiseres de juiste volmacht is overgelegd. Ook de rechtbank is ambtshalve van oordeel dat de door eiseres overgelegde machtiging voor bezwaar en beroep toereikend is.

4.3. Bovendien geldt voor het overleggen van een machtiging in de bezwaarfase dat in het geval dat geen deugdelijke machtiging is overgelegd, er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb en de indiener in de gelegenheid moet worden gesteld om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Nu verweerder dit heeft nagelaten, kan reeds daarom het bezwaar niet niet-ontvankelijk worden verklaard. In beroep is bovendien alsnog een toereikende machtiging overgelegd voor de bezwaarfase, zodat hieruit de bevoegdheid blijkt van de gemachtigden om namens eiseres bezwaar en beroep in te stellen.

4.4. Bij de uitspraak op bezwaar zelf heeft verweerder, ondanks het verzoek hiertoe, geen vergoeding voor de gemaakte kosten in de bezwaarfase toegekend. Pas in een latere brief heeft verweerder alsnog vergoeding van gemaakte kosten toegekend. Nu dit niet reeds gedaan is bij de formele uitspraak op bezwaar, is het beroep reeds hierom gegrond.

4.5. Eiseres vordert vergoeding naar het maximale tarief ingevolge het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de kosten van de taxatietechnische werkzaamheden voor de bezwaarfase. Zij stelt dat ze een vergoeding voor 4,5 uur had moeten hebben voor een bedrag van € 81,23 per uur.

4.6. Verweerder is van oordeel dat een vergoeding voor de gemaakte proceskosten voor het inroepen van een deskundige in de bezwaarfase niet voor het maximale bedrag van € 81,23 per uur voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens verweerder zijn de werkzaamheden niet in dusdanige mate van wetenschappelijke, dan wel bijzondere aard dat een maximale vergoeding noodzakelijk is.

Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat in het onderhavige geval in het geheel geen vergoeding voor taxatietechnische werkzaamheden dient te worden toegekend. Hij voert hiertoe aan dat geen dubbele vergoeding voor dezelfde activiteiten kan worden toegekend. Het gemotiveerde bezwaarschrift houdt volgens hem niet meer in dan in het bij het bezwaarschrift gevoegde taxatietechnische deel wordt beschreven. Bovendien is geen vergoeding mogelijk voor een rechtsbijstandsverlener die tevens deskundige is. Ook is naar het oordeel van verweerder niet voldaan aan de minimale afstandelijkheidseis.

Verder is verweerder van oordeel dat niet voldaan is aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 7:15 Awb. Volgens verweerder zijn niet zowel het inroepen van de deskundige als de daarmee gemoeide kosten redelijk. Er zijn volgens hem kosten gemaakt voor zaken die niet in geschil zijn. Het geschil ging volgens verweerder over maximaal 20 procent van de waarde, hetgeen volgens hem betekent dat voor minimaal 80 procent niet voldaan wordt aan de dubbele redelijkheidstoets. Verder stelt verweerder dat eiseres zich gedurende de bezwaarprocedure op een nader standpunt heeft gesteld, waardoor zij circa 58 procent van het verschil tussen de vastgestelde waarde en de door haar voorgestane waarde heeft laten varen en daarom komt maar 42 procent van de in de bezwaar gemaakte proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Voorts stelt verweerder dat te veel uren in rekening gebracht zijn met betrekking tot de taxatie. De voor vergoeding in aanmerking komende uren dienen volgens hem teruggebracht te worden tot 2,25 uur.

4.7. Omtrent hetgeen is aangevoerd door beide partijen overweegt de rechtbank als volgt:

4.7.1. Artikel 8:36, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht, luidt als volgt:

‘De partij die een getuige of deskundige heeft meegebracht of opgeroepen, dan wel aan wie een verslag van een deskundige is uitgebracht, is aan deze een vergoeding verschuldigd. Het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige toepassing.’

4.7.2. Artikel 1 aanhef en onderdeel b Besluit proceskosten bestuursrecht luidt als volgt:

‘Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:

b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,

4.7.3. Artikel 2 eerste lid aanhef en onderdeel b Besluit proceskosten bestuursrecht luiden als volgt:

‘Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:

b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken;’

4.7.4. Artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken luidt als volgt:

‘Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur, met dien verstande dat:

a. het tarief voor vergoedingen van verrichtingen van medische aard het door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde tarief bedraagt;

b. het tarief voor vergoedingen van verpleging in een zorginstelling het voor deze vergoedingen geldende tarief in de laagste klasse bedraagt.’

4.8. In de Nota van Toelichting (Staatsblad 2003, nr. 330) is bij artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

‘In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minumumtarief. (…)’

4.9. De rechtbank stelt vast dat het uitbrengen van een deskundigenverslag aan eiseres in dit geval redelijk was. In het onderhavige geval is voorts niet in geschil dat de daadwerkelijke kosten van taxatietechnische werkzaamheden meer bedragen dan € 81,23 per uur. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen taxatietechnische werkzaamheden aangemerkt worden als werkzaamheden van bijzondere aard als bedoeld in artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken. Uit dit artikel volgt - anders dan verweerder kennelijk meent - niet dat het tarief wordt bepaald door de mate van bijzonderheid, maar slechts dat het maximumtarief voor deze categorie € 81,23 bedraagt. In de omstandigheid dat in deze zaak de daadwerkelijke kosten van de werkzaamheden meer dan € 81,23 per uur hebben bedragen, ziet de rechtbank aanleiding om de vergoeding per uur op dit bedrag vast te stellen.

4.10. Eveneens anders dan verweerder, is de rechtbank voorts van oordeel dat het in artikel 8:36 Awb bedoelde verslag van een deskundige in een separaat document moet zijn uitgebracht. Het is niet ongebruikelijk dat het mondelinge of schriftelijke verslag dat een deskundige aan een partij heeft uitgebracht, wordt verwerkt in een gedingstuk. Het uitbrengen van een verslag is een afzonderlijke werkzaamheid naast de rechtsbijstand die in dit geval verleend is bij het opstellen van het bezwaarschrift. Het in dat geval toekennen van een vergoeding van proceskosten zowel voor de deskundige als voor professionele rechtsbijstand, brengt om die reden geen dubbele vergoeding voor dezelfde werkzaamheden met zich.

4.11. Kosten die kunnen worden toegerekend aan het inschakelen van personen die in dienst zijn van de eisende partij in een bezwaarprocedure komen niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking. Dat geldt in beginsel ook voor kosten van een deskundige die in dienst is van de eisende partij, omdat het dienstverband aan een onpartijdige opdrachtvervulling in de weg staat. In het onderhavig geval is de taxateur echter niet in dienst van eiseres zelf, maar van haar rechtsbijstandverlener, die niet vereenzelvigd kan worden met de partij waar hij bijstand aan verleent (zie ook Rb Amsterdam 30 november 2006, te vinden op rechtspraak.nl onder LJN-nummer: LJN AZ4881). Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat voldoende afstand aanwezig is tussen de professionele rechtsbijstandverlener en de deskundige om van een onpartijdige opdrachtvervulling te kunnen spreken.

4.12. Het aantal aan de taxatie bestede uren, zoals omschreven onder 2.5., komt de rechtbank niet onredelijk of ongebruikelijk voor. De rechtbank ziet geen aanleiding de vergoeding voor de proceskosten in de bezwaarfase op minder uren vast te stellen om reden dat slechts een beperkt deel van de waardering ingevolge de WOZ in geschil was, zoals door verweerder is bepleit. Voor de onderbouwing van de waarde die eiseres voorstaat was, zoals hiervoor onder 4.9 is vastgesteld, het uitbrengen van een deskundigenverslag voor het gehele object redelijk. Welke standpunt eiseres vervolgens in de procedure in bezwaar en beroep ten aanzien van de waarde van het object inneemt mede op basis van het aan haar uitgebrachte verslag, doet aan die vaststelling niet af.

4.13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. De kosten van de bezwaarfase komen voor vergoeding in aanmerking tot het door eiseres gevraagde bedrag van € 526,54.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor het indienen van repliek met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de vergoeding van proceskosten voor de bezwaarfase;

- stelt de proceskostenvergoeding in bezwaar vast op € 526,54;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep ten bedrage van € 805, en wijst de gemeente Haarlemmermeer aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de gemeente Haarlemmermeer het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 29 april 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.W.J. Harten, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.