Rechtbank Haarlem, 23-08-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:3772, 09_2369
Rechtbank Haarlem, 23-08-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:3772, 09_2369
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2010
- Datum publicatie
- 7 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:3772
- Zaaknummer
- 09_2369
Inhoudsindicatie
artikel 52 AWR
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 09/2369
Uitspraakdatum: 23 augustus 2010
Uitspraak in het geding tussen
de vennootschap onder firma [X], gevestigd te [Z] , eiseres,
gemachtigde: mr. R.P. Verhoeven
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord, kantoor Alkmaar, verweerder.
09/2369
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 11.093. Bij afzonderlijke beschikkingen heeft verweerder eiseres een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 5.413 en een bedrag van € 974 heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 maart 2009 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 9.247, de boete verminderd tot een bedrag van € 3.929 en de heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 780.
1.3. Eiseres heeft daartegen op 8 mei 2009 beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Eiseres heeft gerepliceerd en verweerder heeft gedupliceerd.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2010. Namens eiseres is daar verschenen [A] , een van haar vennoten, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. H.H. Hoffmann, V. Kromkamp en C.M. Slot.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken die zijn geregistreerd onder de nummers 09/2372, 09/2373, 09/2380, 09/2384, 09/2385, 09/2477, 09/2601, 09/2650 en 09/2651. De rechtbank heeft geen van de zaken gevoegd, maar buiten bezwaar van partijen de informatie uit de parallelle dossiers in elke zaak in de beoordeling betrokken.
Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres is als samenwerkingsverband aangegaan op 1 januari 2000. Zij exploiteert een dames- en herenkapsalon op het adres [B] (hierna: de kapsalon). De vennoten van eiseres bij aanvang zijn [C] B.V. en [A] en met ingang van 1 januari 2004 tevens [D] . Alle vennoten zijn gelijkelijk gerechtigd tot de winst. De aandelen in [C] B.V. worden gehouden door [E] B.V. De (geplaatste) aandelen in laatstvermelde vennootschap worden gehouden door [F] (421 aandelen) en [G] (1 aandeel). Tussen [E] B.V. en [C] B.V. bestaat een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting.
In de kapsalon wordt meestal behandeld op afspraak. Deze afspraken worden vermeld in een afsprakenboek. In de onderneming van eiseres wordt vanaf 15 januari 2001 gebruik gemaakt van een geautomatiseerd afrekensysteem, dat is geïnstalleerd door [H] BV (hierna: het BIS-systeem). Met behulp van het BIS-systeem wordt een grote hoeveelheid gegevens digitaal geadministreerd waaronder het tot de persoonlijke gegevens van een klant te herleiden klantnummer, de soort (deel)behandeling, het in rekening te brengen bedrag, de wijze en het tijdstip van betaling en de naam van de behandelend medewerk(st)er van de kapsalon.
2.3. In het BIS-systeem wordt aan iedere afrekening (sessie) een uniek, doorlopend, sessienummer toegekend. Ieder sessienummer wordt gevolgd door één of meer hoofdregelnummer(s). In een hoofdregelnummer wordt iedere tijdens een sessie uitgevoerde behandeling of daarbij verkocht product afzonderlijk vermeld. Indien sprake is van samengestelde behandelingen volgt op het hoofdregelnummer een onderverdeling in subnummers per onderdeel van de behandeling.
Het BIS-systeem kent een uitgebreide kassafunctie. Hat kassasysteem bevat per dag alle aangeslagen bedragen voor uitgevoerde behandelingen. Bij de dagafsluiting wordt het getelde kasgeld ingevoerd in het systeem, waarna via het systeem een (verdichte) kasstaat kan worden geprint.
2.5. In het BIS-systeem worden de behandelingen van klanten opgeslagen in het databestand behandel.dbf. In dit bestand wordt geregistreerd welk personeelslid, bij welke klant, welke behandeling heeft verricht. Voorts wordt de prijs van de behandeling vermeld alsmede de wijze waarop deze is betaald (contant of op rekening). Vaste klanten hebben binnen het systeem een eigen klant- dan wel debiteurennummer. Van deze klanten worden binnen het systeem gedetailleerde gegevens vastgelegd met betrekking tot door hen ondergane behandelingen in onder andere de bestanden kleur.dbf en permanent.dbf. Dit met het oog op vervolgbehandelingen. Overige klanten (zogenoemde binnenlopers), worden binnen het BIS-systeem aangemerkt als “debiteuren 1”. Op dit nummer worden klanten aangeslagen en afgerekend die niet in het BIS-systeem zijn opgenomen als klant met een eigen klantnummer. Voor deze klanten ontbreekt de mogelijkheid de details van een behandeling voor de toekomst vast te leggen. De verzamelfunctie van alle “debiteuren 1” wordt in het BIS-pakket aangeduid als “externe kassa”. Een eenmaal ingevoerde behandeling wordt definitief afgesloten door middel van het bevestigen van de betaalwijze via de entertoets.
In het door eiseres aan de gedingstukken toegevoegde stuk genaamd “Werking van het kapperspakket (BIS)” wordt met betrekking tot correctieboekingen vóór dagafsluiting onder meer het volgende vermeld:
“9.1. Wijzigingen vóór het afrekenen
(…) Het wijzigen of verwijderen van een behandelregel in deze fase valt te vergelijken met het herstellen van typefouten en is achteraf nergens meer terug te vinden.
Wijzigingen na het afrekenen maar vóór de dagafsluiting
Wanneer na afrekenen behandelregels worden gewijzigd of verwijderd (Bijzondere bewerking – Muteer behandeling), dan wordt hiervan een vastlegging gemaakt in Mutatie.dbf. Een verwijdering leidt tot de vastlegging van twee regels (“foutboeking” en “tegenboeking”) in dit bestand. Bij een wijziging komt daar nog een regel “correctieboeking” bij. De betaalwijze kan niet worden gewijzigd!
Wordt op dezelfde dag een gedetailleerde dagafsluiting gedraaid, dan wordt aan het einde van het dagrapport een afzonderlijk blok “mutaties” geprint. Aangezien dit binnen het programma de enige mogelijkheid is om deze gegevens te bewaren moet het dagelijks aan het einde van de dag op papier afdrukken van een gedetailleerde dagafsluiting in het kader van de bewaarplicht in overweging worden gegeven.
Indien bij het opstarten van het programma de systeemdatum niet wordt overgenomen, wordt wel een bestand Mutatie.dbf aangemaakt, maar worden de desbetreffende gegevens bij het printen van de dagafsluiting niet meegeprint!
NB: wanneer geen dagafsluiting wordt gedraaid en het programma de “volgende” dag weer wordt opgestart, zijn de regels in Mutatie.dbf verdwenen; er wordt een nieuw, leeg Mutatie.dbf gestart.”
Door eiseres worden onjuist ingevoerde behandelingen op dezelfde dag vóór de dagafsluiting in het systeem gecorrigeerd. Deze correcties worden aangebracht aan de hand van die dag gemaakte schriftelijke aantekeningen (zogenoemde “kladnotities”). Na het aanbrengen van de correcties worden de kladnotities weggegooid. Dagelijks wordt uit het systeem een standaard dagafsluiting geprint waarop de totale omzet van die dag staat vermeld, uitgesplitst naar de wijze van betaling. Van de door het BIS-systeem geboden mogelijkheid om een gedetailleerde daguitdraai (met mutatie.dbf) te maken, wordt door eiseres geen gebruik gemaakt. Van de bestanden in het BIS-systeem wordt dagelijks een back-up gemaakt. De binnen het BIS-systeem geregistreerde vastleggingen vormen de basis voor de door eiseres gevoerde administratie.
In 2003 is bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld. Dit heeft geresulteerd in een rapport gedagtekend 6 juni 2005. In het kader van het onderzoek hebben twee EDP-audit medewerkers van de Belastingdienst de kapsalon op 24 februari 2003 bezocht. Zij hebben de back-upbestanden uit het BIS-systeem meegenomen en geanalyseerd. In het onderzoeksrapport zijn hun bevindingen als volgt vastgelegd:
“Het hoofdregelnummer van het laatste record is 60.681
Het hoofdregelnummer van het eerste record is 19
Het verschil bedraagt 60.662
Plus het eerste record 1
Het totaal aantal records met hoofdregels is 60.663
Het aantal subsessies (geen NUL) bedraagt 321
Het aantal betaalsessies waarbij geen
hoofdregelnummer is opgehoogd bedraagt 2
Het theoretisch aantal records bedraagt 60.986
Aantal aanwezige records behandel.dbf 55.150
Conclusie van de EDP-audit medewerkers: er zijn [vanaf de ingebruikname van het BIS-systeem] 5.836 hoofdregels verwijderd!
(…)
Bij [deze] datacollectie (…) is ook een back-up bestand (met de naam “ [I] ”) meegenomen. Dit bestand was van zaterdag 22 februari 2003. Aangezien dit bestand nog niet gepacked was bevat deze back-up nog de verwijderde regels (in zichtbare vorm voor de EDP-audit medewerker) van data betreffende de laatste werkdag, te weten: zaterdag 22 februari 2003. In deze back-up zitten (139 + 13 = 152 regels) hiervan zijn er 13 = 8,5526% verwijderd (dit zijn de zogenaamde deleted records). Packen houdt in dat deze regel definitief uit het bestand wordt verwijderd. Dit gebeurt de volgende werkdag bij het opstarten van het computerprogramma. De gegevens die de voorafgaande werkdag zijn ingevoerd, en later gewist zijn (dit zijn de “deleted” hoofdregels), worden dan definitief overschreven. De inhoud van een gewiste regel is dan niet meer te achterhalen.
(…)
Aangezien deze verwijderde regels nog niet fysiek door het “packen” zijn verwijderd, ze zijn nog in de bestanden zichtbaar als verwijderde hoofdregels, kunnen deze vastleggingen uitgelezen worden. (…) Het betreffen hier (…) enkelvoudige behandelingen (…). Wat opvalt is dat het hier alleen debiteuren 1 betreft (…).
(…)”
Op vrijdag 9 juli 2004 en maandag 12 juli 2004 hebben medewerkers van verweerder de kapsalon opnieuw bezocht. Daarbij hebben zij de back-upbestanden van vrijdag 9 juli 2004 en zaterdag 10 juli 2004 meegenomen. Aan het onderzoeksrapport wordt dienaangaande het volgende ontleend:
“Uit de meegenomen bestanden blijkt het volgende:
Het hoofdregelnummer van het laatste record is 103.302
Het hoofdregelnummer van het eerste record is 19
Het verschil bedraagt 103.283
Plus het de eerste hoofdregel 1
Het totaal aantal hoofdregels is 103.284
Het aantal subsessies (geen NUL) bedraagt 321
Het aantal betaalsessies waarbij geen
hoofdregelnummer is opgehoogd bedraagt 2
Het theoretisch aantal hoofdregels bedraagt 103.607
Het werkelijk aantal aanwezige hoofdregels
behandel.dbf bedraagt 94.455
Conclusie van de EDP-audit medewerkers: aantal
verwijderde hoofdregels 9.152
Dit is [het totale] aantal verwijderde hoofdregels [sinds ingebruikname van het BIS-systeem].
(…)
Ook hier valt op dat het uitsluitend om contante betalingen/afrekeningen gaat.
(…)”
Het aantal verwijderde bestandsregels is in het rapport als volgt gespecificeerd:
2001: 2.515
2002: 2.900
2003: 2.673
2004: 1.064
9.152
Tot de gedingstukken behoort een uitdraai van het backupbestand Mutatie.dbf over een vijftiental dagen in 2003 en 2004. De daarin vermelde gegevens zijn door de controlemedewerkers veiliggesteld uit de door hen bij hun bezoeken op 24 februari 2003 en 9 en 12 juli 2004 bij eiseres meegenomen computerbestanden.
Tevens behoort tot de gedingstukken een overzicht, verstrekt door Interpay, van bij eiseres op verschillende data in 2003 gepleegde pintransacties.
Op basis van een gemiddeld bruto omzetbedrag per gewiste regelnummer van € 20,38 berekent verweerder de over 2001-2004 verzwegen omzet in eerste instantie op € 186.518. Voor de in deze omzet begrepen omzetbelasting ad € 10.558 (6% van € 186.518) heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het gemiddelde bruto omzetbedrag per gewiste regelnummer gesteld op € 18,79 en de aan de hand daarvan gecorrigeerde omzet, met toepassing van een foutenmarge van 5%, bepaald op € 163.368. Hierin is een bedrag van € 9.247 omzetbelasting begrepen.
3 Geschil
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht en, na vermindering bij uitspraak op bezwaar, tot het juiste bedrag is opgelegd. De in bezwaar bij afzonderlijk besluit van 30 maart 2009 (gedingstuk B15 in het dossier met zaaknummer 09/2369) toegekende proceskostenvergoeding is niet in geschil.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. Zij betwist de op basis van het boekenonderzoek getrokken conclusies. Zij acht het onderzoek onvoldoende zorgvuldig en heeft voor de ontbrekende hoofdregels verklaringen aangedragen.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4 Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 52, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR verklaart de rechtbank ingevolge artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast).
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres door het verwijderen van 9.152 bestandsregels uit het door haar gebruikte BIS-systeem, het niet vervangen van deze regels door correctieboekingen en het niet bewaren van de door eiseres gemaakte kladaantekeningen van de onderliggende gegevens, niet heeft voldaan aan de bewaarplicht. Eiseres bestrijdt dat zij niet heeft voldaan aan de bewaarplicht. Zij stelt weliswaar correctieboekingen te hebben gemaakt, maar uit het systeem geen overzicht te hebben kunnen krijgen van de verwijderde bestandsregels en de daartegenover staande correctieboekingen. Het niet verstrekken van inlichtingen waarover eiseres niet beschikt of niet kan beschikken, kan volgens eiseres echter niet leiden tot omkering van de bewijslast (HR 25 januari 2002, BNB 2002/136). Daarnaast stelt eiseres dat de verwijderde bestandsregels en de kladaantekeningen kwalificeren als vastleggingen voor intern gebruik, welke niet van belang zijn voor de belastingheffing.
Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige tijdvak in de bestanden van de kassa-administratie 9.152 regelnummers ontbraken en dat deze ontbrekende nummers het gevolg zijn van het door eiseres verwijderen van bestandsregels. Vaststaat tevens dat eiseres de door haar beweerdelijk van de verrichte correctieboekingen gemaakte kladaantekeningen niet heeft bewaard en dat door haar niet op andere wijze een overzicht van de correctieboekingen is gemaakt, bijvoorbeeld door een uitdraai van een gespecificeerde dagafsluiting met mutatie.dbf. Eiseres was echter verplicht om de kladaantekeningen met de onderliggende gegevens te bewaren, dan wel op andere wijze een overzicht van de aangebrachte correcties te bewaren. Deze gegevens moeten in de gegeven omstandigheden, anders dan eiseres stelt, worden gerekend tot de primaire vastlegging van bedrijfsgegevens en behoren derhalve tot haar administratie. Zonder deze kladaantekeningen is de administratie van eiseres niet controleerbaar, aangezien daaruit niet op elk gewenst moment duidelijk de voor de heffing van belastingen van belang zijnde gegevens blijken. Door deze kladaantekeningen niet te bewaren, dan wel geen uitdraai te maken c.q. te bewaren van de door eiseres gedane correctieboekingen, voldoet de administratie van eiseres in beginsel niet aan de in artikel 52, eerste lid, AWR voorgeschreven bewaarplicht.
Gelet op het - door partijen niet betwiste - feit dat verweerder door het in september 2001 door de Belastingdienst gestarte landelijke project “Knippen & Scheren”, waarbij naar aanleiding van vermoedelijke fraude in de kappersbranche onderzoek is gedaan naar de omzetverantwoording door ondernemers in deze branche, op de hoogte was van de werking van het BIS-systeem, moet evenwel worden geoordeeld dat de controleurs die het boekenonderzoek bij eiseres hebben uitgevoerd onzorgvuldig hebben gehandeld door bij of naar aanleiding van hun bezoek aan eiseres op 24 februari 2003 niet te melden dat de door eiseres gestelde correctieboekingen niet uit haar administratie blijken en dat daarom in de toekomst de kladaantekeningen en/of de uitdraaien van gespecificeerde dagafsluitingen met mutatie.dbf bewaard moesten worden. Het zorgvuldigheidsbeginsel bracht dan ook mee dat verweerder eiseres op de hoogte had moeten brengen van de noodzaak van het op de juiste wijze in het systeem doorvoeren van de correctieboekingen (zie onder 2.6) en van de bewaarplicht van de daarop betrekking hebbende gegevens (kladaantekeningen en uitdraai gespecificeerde dagafsluiting met mutatie.dbf ). Nu verweerder dit niet heeft gedaan, kan verweerder eiseres in zoverre nadien niet meer tegenwerpen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de bewaarplicht. In zoverre heeft verweerder ten onrechte voor de periode nadien een beroep gedaan op omkering en verzwaring van de bewijslast.
Aan een grootschaliger schending van het zorgvuldigheidsbeginsel dan zojuist is vastgesteld, in die zin dat het boekenonderzoek is verricht vanuit een zekere tunnelvisie en dat nader onderzoek had moeten worden gedaan naar de werking van het BIS-systeem en de wijze waarop daarmee in de onderneming van eiseres werd omgegaan, heeft verweerder zich, anders dan eiseres stelt, zich naar het oordeel van de rechtbank niet schuldig gemaakt.
Al het voorgaande betekent, in aanmerking nemend dat aan verweerder een redelijke termijn zal moeten worden gegund voor kennisname van de op 24 februari 2003 meegenomen stukken en bestanden en dat de rechtbank daartoe een termijn tot 1 april 2003 redelijk acht,
dat voor de periode van 1 april 2003 tot en met 10 juli 2004 geldt dat verweerder aannemelijk moet maken dat de gewiste bestandsregels verzwegen omzet vertegenwoordigen en dat voor de periode 1 januari 2000 tot 1 april 2003 geldt dat ingevolge artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR op eiseres de last rust te doen blijken dat en in hoeverre de verwijderde bestandsregels geen verzwegen omzet vertegenwoordigen.
Periode 1 januari 2000 tot 1 april 2003
Eiseres heeft voor het verwijderen van de behandelregels in haar administratie een aantal verklaringen gegeven, zoals het verstrekken van een prijsopgaaf aan een klant waarbij de desbetreffende behandeling eerst in de “externe kassa” en later op naam van de klant wordt ingevoerd en uit de “externe kassa” wordt verwijderd, het fout intoetsen van betalingen, het alvast bij het maken van de afspraak intoetsen van de behandeling en de betaling, het op de verkeerde klantnaam intoetsen van de behandeling en de betaling en het wegens drukte aanslaan van behandelingen op de “externe kassa”. Voor al deze situaties geldt, aldus eiseres, dat in eerste instantie correctieboekingen zijn gemaakt, dat daarna de desbetreffende bestanden zijn gewist, en dat de correctie-overzichten niet bewaard zijn gebleven.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft gesteld niet aangetoond dat de verwijderde bestandsregels geen omzet vertegenwoordigen. De verklaringen die eiseres voor de verwijderde records heeft gegeven doen daar onvoldoende aan af, aangezien die verklaringen van algemene aard zijn en overigens voor wat de concrete gevallen betreft onvoldoende onderbouwd zijn. Hetzelfde geldt voor de door de leverancier [H] B.V. in haar brief van 18 juli 2003 gegeven mogelijke verklaringen voor de noodzakelijkheid van het verwijderen van bestandsregels en de door [J] bij brief van 24 maart 2005 gegeven vergelijking met de branchegegevens. Voorts leidt de rechtbank uit de uitdraai van het backupbestand Mutatie.dbf (zie 2.10) af dat de door eiseres aangebrachte wijzigingen in het systeem niet zichtbaar zijn aangebracht. Op dit overzicht komen immers enkel de regels “foutboeking” en “tegenboeking” voor en niet de regel “correctieboeking”, zoals de instructie bij het BIS-systeem voor wijziging van bestandsregels voorschrijft (zie 2.6). Eiseres heeft uitsluitend de toepassing “verwijderen” gehanteerd, en niet de toepassing “wijzigen”, zoals zij had moeten doen. Indien zij dit laatste wél had gedaan, zou de regel “correctieboeking” zichtbaar zijn geworden. De handelwijze van eiseres leidt ertoe dat met de door haar beweerdelijk toegepaste “correctieboekingen” louter behandelregels zijn verwijderd in plaats van gewijzigd. Het voorgaande rechtvaardigt het vermoeden dat de gewiste bestandsregels omzet vertegenwoordigen. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd, het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken.
Periode 1 april 2003 tot en met 10 juli 2004
Verweerder heeft dienaangaande gesteld dat uit de nog leesbare back-ups van in totaal 15 dagen blijkt dat de verwijderde behandelregels alle zagen op behandelingen van zogenoemde “debiteuren 1” (klanten zonder eigen klantnummer). Tevens heeft hij gesteld dat uit een vergelijking van de nog leesbare back-ups over 15 dagen met de over deze dagen bij Interpay opgevraagde pingegevens blijkt dat tegenover de verwijderde behandelingen geen pinbetalingen stonden en dat derhalve slechts contant betaalde behandelingen waren verwijderd.
Verweerder heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat alle verwijderde bestandsregels omzet vertegenwoordigen. De enkele stelling van verweerder dat bestandsregels gewist zijn en dat alle verwijderde bestandsregels zagen op behandelingen van zogenoemde “debiteuren 1” (klanten zonder eigen klantnummer) en contante omzet vertegenwoordigen, is onvoldoende om het vermoeden te rechtvaardigen dat sprake is van verzwegen omzet. Uit het overzicht van Interpay is wél aannemelijk geworden dat de gewiste regels uitsluitend contante betalingen betreffen, maar niet aannemelijk geworden is dat al dié regels geboekt zijn onder debiteurennummer 1 en derhalve zien op klanten die niet bekend zijn binnen het BIS-systeem.
Het in 4.4 en 4.5 overwogene brengt mee dat de naheffingsaanslag, voor zover deze betrekking heeft op de periode 1 januari 2000 tot 1 april 2003 terecht is opgelegd en voor zover deze betrekking heeft op de periode 1 april 2003 tot en met 10 juli 2004 ten onrechte is opgelegd. Het beroep moet gegrond verklaard worden. De rechtbank zal verweerder opdragen om bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen tot welk bedrag de naheffingsaanslag wordt verminderd als gevolg van de beperking van het naheffingstijdvak tot 1 april 2003. De beschikking heffingsrente kan ook niet in stand blijven en moet dienovereenkomstig worden verminderd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de door verweerder gemaakte schatting van de verzwegen omzet redelijk is. Verweerder heeft de correcties in de uitspraak op bezwaar gebaseerd op het aantal gewiste hoofdregels van 9.152 en het gemiddelde bruto omzetbedrag per gewiste bestandsregel, zoals deze zijn gebleken uit de leesbare back-ups over 15 dagen, van € 18,79. Deze uitgangspunten zijn door eiseres niet bestreden. Verweerder heeft uitgaande daarvan en rekening houdend met de mogelijkheid dat bij eiseres gedurende het naheffingstijdvak onervaren werknemers werkzaam waren, rekening gehouden met een foutenmarge van 5% en heeft dienovereenkomstig een korting toegepast. De rechtbank acht deze uitgangspunten redelijk. Eiseres heeft niet doen blijken dat een hogere korting moet worden toegepast. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, zoals verweerder onbestreden heeft gesteld, veel fouten kunnen worden hersteld in het BIS-pakket en dat, gelet op de aard van de gewijzigde bestanden - “debiteuren 1” – niet aannemelijk is geworden dat die fouten zien op “echte” behandelfouten.
De vergrijpboete bij de naheffingsaanslag heeft verweerder in het rapport van het boekenonderzoek gemotiveerd met zijn stelling dat willens en wetens omzetgegevens uit het BIS-systeem zijn gewist met de bedoeling omzet te verzwijgen. Die stelling vindt geen steun in aangedragen bewijsmiddelen. Verweerder heeft immers niet meer aannemelijk gemaakt dan dat in de kapsalon primaire bescheiden niet zijn bewaard. Verweerder heeft echter niet onderbouwd dat daarmee ook opzettelijk omzet is verzwegen. Het aannemelijk maken van het niet bewaren van bescheiden, terwijl dat wel was vereist, welk feit de omkering van bewijslast bij de vaststelling van de (navorderings)aanslag rechtvaardigt, is onvoldoende voor de conclusie dat het aan opzet van eiseres is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan gedeeltelijk niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald in de zin van artikel 67f AWR. De boetebeschikking kan daarom niet in stand blijven. Het beroep is dus ook op dit punt gegrond.