Rechtbank Haarlem, 01-03-2010, BL6523, AWB 08/5343 t/m 08/5374 (m.u.v. 08/5350, 08/5352, 08/5363 en 08/5368)
Rechtbank Haarlem, 01-03-2010, BL6523, AWB 08/5343 t/m 08/5374 (m.u.v. 08/5350, 08/5352, 08/5363 en 08/5368)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 1 maart 2010
- Datum publicatie
- 20 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BL6523
- Zaaknummer
- AWB 08/5343 t/m 08/5374 (m.u.v. 08/5350, 08/5352, 08/5363 en 08/5368)
Inhoudsindicatie
Door een softwarefout heeft het produktschap geen verzoek om landbouwrestitutie van eiseres ontvangen. Herzieningsverzoek ex artikel 78 CDW is mogelijk. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummers: AWB 08/5343 t/m 08/5374 (m.u.v. 08/5350, 08/5352, 08/5363 en 08/5368)
Uitspraakdatum: 1 maart 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, gevestigd te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Y, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikkingen van 6 april 2007 de verzoeken van eiseres van 8 februari 2007 tot herziening van 28 (uitvoer)aangiften gedaan in de periode 6 november 2006 tot en met 13 november 2006, afgewezen.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2008 de 28 beschikkingen gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2010. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde [naam], bijgestaan door [naam]. Namens verweerder is verschenen [naam]. De gemachtigde van eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres treedt op als logistiek dienstverlener en is douane-expediteur. In de periode van 6 november 2006 tot en met 13 november 2006 heeft eiseres 28 elektronische aangiften tot plaatsing van diverse zuivelproducten onder de regeling “uitvoer” ingediend. In deze aangiften is geen melding gemaakt van een met de aangiften gepaard gaande verzoek om (landbouw)restitutie bij uitvoer. In de aangiften is in het veld “restitutie” in de desbetreffende 28 aangiften een “N” vermeld. De bij de uitvoeraangiften behorende landbouwformulieren L(F) zijn daardoor niet bij het Productschap Zuivel (hierna: het Productschap) ingediend en het productschap heeft met betrekking tot de op de 28 aangiften vermelde goederen geen landbouwrestitutie verleend.
2.2. Met de fax van 12 december 2007 heeft eiseres het Productschap gevraagd haar alsnog landbouwrestitutie te verlenen voor de onder 2.1 vermelde 28 uitvoeraangiften.
2.3. Naar aanleiding van de onder 2.2 genoemde fax heeft het Productschap verweerder bij brief van 19 januari 2008 verzocht om op basis van het handboek Douane deel 6 (hierna: het handboek) onder 20.02.00 par. 4.4.1, een onderzoek in te stellen. In deze paragraaf van het handboek is het volgende vermeld:
“4.4.1. Restitutie bij onjuiste uitvoerformaliteiten
Als de uitvoerformaliteiten onjuist zijn toegepast door de aangever, dan wil dat nog niet zeggen dat de exporteur geen aanspraak kan maken op restitutie. In overleg met de Europese Commissie is een regeling getroffen om in bijzondere gevallen waarbij zich bij aangiften ten uitvoer onjuiste uitvoerformaliteiten hebben voorgedaan, alsnog restitutie te kunnen toekennen. Hieronder worden de volgende onderwerpen besproken:
voorwaarden voor restitutie;
gevolgen voorwaarden;
verzoek tot nader onderzoek.
Voorwaarden voor restitutie
Om alsnog in aanmerking te komen voor uitbetaling van de restitutie moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
De douanevoorschriften moeten in acht zijn genomen.
De Douane moet de juistheid kunnen nagaan van de in artikel 5, lid 4 van de Restitutieverordening bedoelde gegevens op basis waarvan de restitutie wordt toegekend.
De feitelijke dag van uitvoer moet vastgesteld kunnen worden.
De Douane moet voldoende mogelijkheden hebben gehad om de aangifte te verifiëren.
De oorzaak die tot het niet indienen of het niet tijdig indienen van de aanvraag voor restitutie heeft geleid, moet onafhankelijk van de wil van de exporteur zijn geweest. U kunt hierbij denken aan een overmachtsituatie zoals een algemene douanestaking of het zoekraken van het landbouwformulier L(F) na de aanvaarding door de Douane.
Het niet in behandeling nemen van de aangifte is te wijten aan een niet-gefundeerde weigering tot in behandelingneming door de Douane.
Let op
Fouten van de expediteur zijn voor rekening en risico van de exporteur.
Gevolgen voorwaarden
Op grond van bovengenoemde voorwaarden kan bijvoorbeeld geen aanvraag voor restitutie meer in behandeling worden genomen als het niet indienen van de aangifte ten uitvoer te wijten is aan de exporteur zelf, of als de goederen zonder toestemming van de Douane het douanegebied hebben verlaten. In de praktijk zullen alleen de volgende soorten dossiers voor restitutieverlening achteraf in aanmerking komen:
Dossiers waarbij slechts ten dele de voor de aangifte benodigde documenten zijn overgelegd.
Dossiers waarbij het landbouwformulier L(F), na de aanvaarding van de aangifte, is zoekgeraakt.
- Dossiers waarbij verkeerde documenten zijn gebruikt.
Verzoek tot nader onderzoek
Om bij onjuiste uitvoerformaliteiten voor restitutie in aanmerking te komen moet de exporteur een verzoek indienen bij het bevoegde productschap. Dit productschap registreert de verzoeken. Wanneer het productschap van oordeel is dat het verzoek voor begunstiging in aanmerking komt, wordt het dossier voor verder onderzoek toegezonden aan het betreffende douanekantoor. Bij de beoordeling door het productschap geldt in principe dat slechts eenmaal tegenover dezelfde exporteur een tegemoetkomende houding wordt aangenomen, afgezien van gevallen van overmacht en gevallen waarin er sprake is van een ongefundeerde weigering door de Douane.”
2.4. Bij brief van 5 maart 2008 heeft verweerder aan het Productschap de uitkomst van het onder 2.3 genoemde onderzoek doen toekomen inhoudende dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 4.4.1 van het handboek en dat de oorzaak van het niet (tijdig) indienen van het landbouwformulier L(F) niet te wijten is aan overmacht.
2.5. Op de onder 2.4 genoemde brief van 5 maart 2008 is door verweerder de volgende aantekening gemaakt:
“1/3 [2008] [naam][werkzaam voor het Productschap] aan de lijn: (…)
[eiseres] heeft antwoord ontvangen van Productschap (deze brief)”.
2.6. Bij brief van 8 februari 2008 heeft eiseres een verzoek tot herziening van de onder 2.1 vermelde 28 aangiften ingediend. In deze brief is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen.
“In november 2006 zijn wij overgestapt voor de verwerking van onze aangiften in Sagitta Uitvoer van het pakket van Walvis naar dat van Minihouse. Hierbij is bij het claimen van restitutie door een fout in de opgegeven Minihouse specificaties het e.e.a. misgegaan. Hierdoor zijn ervan 6/11/2006 t/m 13/11/2006 aangiften gedaan waarop wij intern restitutie claimden, maar waarbij in de vertaling naar minihouse het onderdeel Aanvraag Restitutie met Nee werd beantwoord en als zodanig op de productschappen terecht is gekomen.
De oorzaak ligt in het gegeven dat in de door Minihouse verstrekte specificaties op het punt van deze vraag de begrippen YES/NO en TRUE/FALSE door elkaar gehaald zijn.
Daar deze vergissing niet leidt tot een automatische foutmelding ontdekten wij de fout pas op het moment dat één van de productschappen ons hierop wees. Daarop is onmiddellijk overgegaan tot actie en correctie m.b.t. nieuwe aangiften.
Wij verzoeken u om de betreffende aangiften (zie bijlage) te herzien en aan te merken met ‘Aanvraag Restitutie JA’ en dit middels formele waarmerking te akkorderen en toe te doen komen aan het Productschap Zuivel.
M.b.t. de bijlage wijzen wij u er op dat het Productschap Zuivel beschikt over de aangiften boven de horizontale grijze scheiding maar die die daaronder staan niet heeft ontvangen, terwijl deze wel afgewerkt zijn in het Sagitta-systeem. Het vermoeden bestaat dat vanwege bovenstaand probleem een aantal aangiften niet door de douane zijn doorgestuurd naar dit productschap (omdat de aanvraag restitutie op nee stond).”
2.7. Verweerder heeft het onder 2.6 vermelde verzoek aangemerkt als een verzoek tot herziening van de aangiften op de voet van artikel 78 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna: CDW).
2.8. Tot de stukken van het geding behoort een brief van “Minihouse The customs company” van 19 januari 2007, aan eiseres waarin - voor zover hier van belang - het volgende is vermeld.
“Op 6 november 2006 is B&S live gegaan met onze applicatie myUnidoc.rit voor het doen van sagitta uitvoeraangiften. Op 13 november 2006 heeft het Productschap Zuivel bij B&S aan de bel getrokken omdat er geen restitutie meer werd geclaimd. Na enig uitzoekwerk tussen B&S, Impuls en Minihouse bleek dat het vlaggetje wat aangeeft of er restitutie wordt aangevraagd niet op “Ja” stond maar op “Nee”.
Onze applicatie myUnidoc.nl wordt middels een XML koppeling met de applicatie van Impuls volledig gevoed met de juiste Sagitta Uitvoer aangifte informatie. Deze aangifte wordt daarna automatisch 1 op 1 doorgestuurd naar de douane zonder tussenkomst van een gebruiker.
In de specificaties van Minihouse die de structuur van de XML file beschrijft was niet eenduidig op te maken hoe dit veld gevuld moest worden. Om aanvraag restitutie op “Ja” te zetten moet het veldje gevuld worden met “1” of met “True”. Het veldje vullen met “J”, “Y”,”T” of “Ja” zorgt er dus niet voor dat het veldje op “Ja” wordt gezet richting douane. Tijdens het importeren wordt ook geen foutmelding gegeven maar in alle overige gevallen wordt het veldje gevuld met “False” en dus als “Nee” doorgestuurd. Helaas heeft geen van de partijen dit ontdekt tijdens het testen ven de interface en daarom is Minihouse van mening dat het op een misverstand berust. Opzet is hier zeker niet in het spel.”
2.9. Tussen partijen is niet in geschil dat de betrokken douaneregeling, “uitvoer”, ten aanzien van de goederen vermeld op de 28 genoemde aangiften, juist is toegepast.
2.10. Het Productschap heeft bij de brief van 23 oktober 2009 desgevraagd aan de rechtbank het volgende bericht:
“Het door u bedoelde faxbericht van [eiseres] is door de betrokken afdeling van het productschap kennelijk niet opgevat als een formeel verzoek om uitbetaling van restitutie. Na ontvangst van de brief van de Douane Zuid van 5 maart 2008 is er dan ook geen besluit genomen ter zake van de betrokken aangiftes. Mogelijk is [eiseres] telefonisch op de hoogte gesteld van de bevindingen van de Douane, maar hiervan is geen aantekening gemaakt. Door[eiseres] is ook geen bezwaarschrift ingediend tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit.”
Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder de aangifte(n) op de voet van artikel 78 CDW had moeten herzien, hetgeen eiseres stelt en verweerder ontkent.
Beoordeling van het geschil
4.1. Het belang bij deze procedure is enkel gelegen in de landbouwrestituties waarvan eiseres stelt dat zij die door de onder 2.7 genoemde fout in haar software ten onrechte niet heeft geclaimd bij de 28 onder 2.1 bedoelde uitvoeraangiften. Door deze softwarefout is in het veld “restitutie” in de desbetreffende aangiften per abuis een “N” vermeld en zijn de bij de uitvoeraangiften behorende verzoeken tot landbouwrestitutie door verweerder niet naar het Productschap doorgeleid. Het onder 2.2 genoemde faxbericht van eiseres is door het Productschap niet opgevat als een formeel verzoek om uitbetaling van restitutie.
Het Productschap heeft daarom nog niet beslist op het verzoek van eiseres die daarom nog steeds de mogelijkheid heeft dat haar landbouwrestitutieclaims door het Productschap worden gehonoreerd. In dat kader is de in deze procedure gevraagde herziening van belang nu ingevolge artikel 49 van Verordening (EG) nr. 800/199 van de Commissie (hierna: de Verordening) restitutie slechts op uitdrukkelijk verzoek van de exporteur wordt betaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan de aangifte ten uitvoer is aanvaard. De restitutieaanvraag moet worden ingediend hetzij schriftelijk, de lidstaten kunnen daartoe een specifiek formulier voorschrijven, hetzij met behulp van informatieverwerkende systemen volgens door de bevoegde instanties vastgestelde voorschriften. Bij de onderhavige uitvoeraangiften is de laatstgenoemde methode toegepast. Nu de Verordening niet voorziet in andere mogelijkheden om de aanvragen in te dienen, heeft eiseres belang bij de onderhavige procedure.
4.2. Eiseres heeft gesteld dat ondanks de vermelding “N” in het veld “restitutie” verweerder, gelet op de overige bij de aangifte gevoegde documenten, had moeten begrijpen dat het hier om een vergissing ging. Die stelling wordt verworpen. Eiseres heeft een fout gemaakt die voor haar rekening komt. Verweerder valt hiervan geen verwijt te maken aangezien het hier elektronische aangiften betreft die vanwege de vermelding “N” niet daadwerkelijk door een douaneambtenaar worden gezien.
4.3. In de brief van 8 februari 2007 heeft eiseres het verzoek tot herziening van de aangifte op de voet van artikel 78 CDW als volgt verwoord:
“Wij verzoeken u om de betreffende aangiften (zie bijlage) te herzien en aan te merken met ‘Aanvraag Restitutie JA’ en dit middels formele waarmerking te akkorderen en toe te doen komen aan het Productschap Zuivel.”
4.4. Artikel 78, eerste lid, CDW luidt:
“De douaneautoriteiten kunnen na de vrijgave van de goederen ambtshalve of op verzoek van de aangever tot herziening van de aangifte overgaan.”
Het derde lid van artikel 78 CDW luidt:
“Indien uit de herziening van de aangifte of uit de controles achteraf blijkt dat de bepalingen die voor de betrokken douaneregeling gelden, op grond van onjuiste of onvolledige gegevens zijn toegepast, nemen de douaneautoriteiten, (…), de nodige maatregelen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken”.
4.5. Verweerder stelt dat herziening van de aangifte alleen kan plaatsvinden indien de herziening betrekking heeft op een onjuist of onvolledig gegeven uit een douaneregeling. Verweerder maakt dit op uit de tekst van het derde lid van artikel 78 CDW. Het hier in geding zijnde onjuiste gegeven heeft betrekking op landbouwrestitutie en niet op een douaneregeling, reden waarom verweerder de herziening weigert. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Uit het feit dat het derde lid van artikel 78 CDW alleen spreekt over “de betrokken douaneregeling” mag niet zonder meer a contrario worden afgeleid dat gegevens die betrekking hebben op andere regelingen (zoals bijvoorbeeld landbouwregelingen) geen aanleiding kunnen geven tot herziening. De tekst van artikel 78, eerste lid van het CDW biedt daartoe geen grond en evenmin voor de stelling van verweerder dat herziening alleen mogelijk is indien de herziening aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen door de douaneautoriteiten. Mede gelet op de ruime formulering van het eerste lid van artikel 78 CDW moet herziening ook mogelijk worden geacht als sprake is van onjuiste of onvolledige gegevens die voor landbouwregelingen gelden en die moeten worden verstrekt bij de douaneaangifte. Dit oordeel vindt, zoals eiseres terecht heeft aangevoerd, steun in de literatuur; Prof. Dr. Reginhard Henke schrijft in de Zollkodex van Peter Witte, Kommentar, 5. Auflage bij het eerste lid van artikel 78 CDW op pagina 676:
“(…)
Dabei erstreckt sich das Prüfungsrecht auf alle in verbindung mit der Annahme der Zollanmeldung zu betrachtenden Aspekte einschlieszlich der handelspolitischen Masznamen und der VUB (…)“
4.6. De stelling van verweerder dat de restitutieverordening aan herziening van de aangiften in de weg staat, omdat niet meer kan worden gecontroleerd of aan de voorwaarden voor restitutietoekenning wordt voldaan, is niet juist. De beslissing omtrent het al dan niet toekennen van de onderhavige restitutie is geen bevoegdheid die verweerder toekomt. De beslissing hieromtrent is voorbehouden aan het Productschap, dat zelfstandig zal moeten beoordelen of aan de voorwaarden voor toekenning van de restitutie is voldaan.
4.7. Uit vorenstaande volgt dat het gelijk aan eiseres is. Verweerder dient daarom gevolg te geven aan het onder 4.2 genoemde verzoek van eiseres.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de onder 1.1 genoemde beschikkingen;
- vernietigt de onder 1.2 genoemde uitspraken op bezwaar;
- beslist dat verweerder overeenkomstig het verzoek van eiseres de onder 2.1 genoemde aangiften op de voet van artikel 78, eerste lid CDW herziet;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 1 maart 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. S. de Groot en mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.