Home

Rechtbank Haarlem, 31-03-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:1335 BM0244, 09/4207

Rechtbank Haarlem, 31-03-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:1335 BM0244, 09/4207

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
31 maart 2010
Datum publicatie
7 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BM0244
Zaaknummer
09/4207

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid bezwaar. De stempel op de notariële akte van verkrijging is geen beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Van vaststelling van een aanslag of anderszins voor bezwaar vatbare beschikking is bij de voldoening op aangifte, zoals bij overdrachtsbelasting, geen sprake. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/4207

Uitspraakdatum: 31 maart 2010

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Ter zake van de verkrijging op 2 november 2006 van de onroerende zaak a-straat 1 te Z is op 24 november 2006 een bedrag van € 84.000 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

1.2. Op 18 juni 2009 heeft verweerder een brief, gedateerd 17 juni 2009, ontvangen van eiser en deze aangemerkt als bezwaarschrift tegen de op aangifte voldane overdrachtsbelasting. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2010. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A. Het onderzoek is geschorst teneinde eiser in de gelegenheid te stellen om een nader stuk in te dienen. Op 8 februari 2010 heeft de rechtbank stukken van eiser ontvangen en in kopie doorgezonden naar verweerder. Op 18 februari 2010 heeft de rechtbank de reactie van verweerder op deze stukken ontvangen. Beide partijen hebben toestemming verleend om een nadere zitting achterwege te laten, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Bij notariële akte van 2 november 2006 werd aan eiser geleverd de eigendom van de onroerende zaak, in de notariële akte omschreven als ‘het huis met ondergrond en erf, staande en gelegen te Z, a-straat 1, kadastraal bekend gemeente Z, sectie I nummer 0000, groot één are negenenzestig centiare’ voor een koopsom van € 1.400.000.

2.2. De inspecteur heeft een stempel op de akte geplaatst. Dat stempel bevat als gegevens onder meer “geregistreerd in enkel-voud te [Z] d.d. 08-11-2006” en “overdrachtsbelasting: €**84000,00.”

2.3. De onroerende zaak is een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 17 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wbr) moet de overdrachtsbelasting op aangifte worden voldaan.

4.2. Ingevolge artikel 22j, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vangt in afwijking van artikel 6:8 Awb – voor zover hier van belang – de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van de voldoening onderscheidenlijk de afdracht. In artikel 6:7 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt.

Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor de einde van de termijn is ontvangen.

4.3. Verweerder heeft toegelicht dat de notariële overdrachtsakte fungeert als aangiftebiljet. De aangifte is, zo volgt uit het registratiestempel dus niet later dan 8 november 2006 gedaan, De overdrachtsbelasting is op 24 november 2006 voldaan. De bezwaartermijn eindigde daarom niet later dan op 5 januari 2007. Het op 17 juni 2009 gedateerde bezwaarschrift is binnengekomen op 18 juni 2009. Het bezwaarschrift is derhalve niet binnen de daarvoor geldende termijn ingediend.

Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft de niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.4. Eiser voert aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de voldoening op aangifte van de overdrachtsbelasting en de mogelijkheid bezwaar te maken hem bij de voldoening op aangifte niet is meegedeeld. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat de onder 2.2 bedoelde stempel van de Belastingdienst op de notariële akte van verkrijging moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb waarbij de verschuldigde belasting wordt bekendgemaakt, terwijl hem daarbij ten onrechte niet de bezwaarmogelijkheid is meegedeeld.

4.5. Naar het oordeel van de rechtbank is de stempel op de notariële akte van verkrijging geen beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. De stempel dient er slechts toe de datum van ontvangst van de notariële akte, die geldt als de aangifte met daarin het bedrag dat materieel aan overdrachtsbelasting verschuldigd is, door de Belastingdienst vast te leggen. In het geval van belastingen die worden geheven door middel van voldoening op aangifte, waaronder overdrachtsbelasting, is het de belastingplichtige die verantwoordelijk is voor aangifte van de materieel verschuldigde belasting op het juiste bedrag. Van vaststelling van een aanslag of anderszins voor bezwaar vatbare beschikking is bij de voldoening op aangifte geen sprake, zo volgt uit artikel 19 AWR waarin de heffing van belasting bij wege van voldoening op aangifte is geregeld. Eerst indien verweerder achteraf meent dat te weinig belasting is aangegeven of afgedragen volgt vaststelling van een naheffingsaanslag op de voet van artikel 20 AWR. Daarvan is hier echter geen sprake.

Nu door de voldoening op aangifte er geen sprake was van bekendmaking of mededeling van de zijde van verweerder van een besluit over de overdrachtsbelastingverplichting, gold voor verweerder niet de verplichting van artikel 3:45 Awb melding te maken van de mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen. Dat eiser indertijd niet door verweerder is gewezen op de mogelijkheid bezwaar te maken, vormt daarom geen grond de termijnoverschrijding thans verschoonbaar te achten. Indien eiser inderdaad niet op de hoogte was van de mogelijkheid om in bezwaar te komen tegen de voldoening op aangifte van de overdrachtsbelasting, vormt dat feit nog geen reden voor een ander oordeel. Van eiser mocht, nog daargelaten dat hij zelf juridisch is geschoold, worden verwacht dat hij zich indertijd naar aanleiding van de betaling van een aanzienlijk bedrag aan belasting bij het bestaan van bezwaren daartegen had doen voorlichten over bezwaar- of beroepsmogelijkheden, te meer nu een rechtsgeleerd deskundige, een notaris, bij de voldoening op aangifte was betrokken.

4.6. De door eiser aangevoerde argumenten vormen daarom geen grond voor de conclusie dat sprake is een situatie als bedoeld in artikel 6:11 Awb die in de weg staat aan niet-ontvankelijkverklaring.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en is het beroep ongegrond.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 31 maart 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.