Home

Rechtbank Haarlem, 25-02-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:706 BM6251, 08/6739

Rechtbank Haarlem, 25-02-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:706 BM6251, 08/6739

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 februari 2010
Datum publicatie
1 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BM6251
Zaaknummer
08/6739

Inhoudsindicatie

Douane. Het mengsel bestaande uit 93% ethylalcohol en 7& lichte olie moet worden ingedeeld onder GN-code 3824 9097.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 08/6739

Uitspraakdatum: 25 februari 2010

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Op 8 februari 2008 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een bindende tariefinlichting (hierna: de bti).

1.2. Op 7 mei 2008 heeft verweerder de bti met referentienummer NL-RTD-[nummer] afgegeven met de GN-code 2207 2000.

1.3. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 17 september 2008 het bezwaar afgewezen en de bti gehandhaafd.

1.4. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2010. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde mr. A. Namens verweerder is verschenen mr. B, bijgestaan door mr. C. Ter zitting hebben partijen ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de wederpartij en de rechtbank.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een bti voor een mengsel van 7 % lichte olie en 93 % ethylalcohol (hierna: het product). Zij heeft in de aanvraag verzocht het product in te delen onder de GN-code 3824 9097.

2.2. Verweerder heeft het product in de bti als volgt omschreven:

“7 Omschrijving van het goed

Een gedenatureerde ethylalcohol met (volgens opgave) onder meer de volgende kenmerken:

- een mengsel van 93% ethyltalcohol (ethanol) en 7% lichte olie (benzine);

- vloeibaar;

- gebruikt als biobrandstof.”

2.3. In de bti is onder “9 Motivering voor de indeling van het goed” vermeld:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2207, 2207 20 en 2207 20 00.”

Het product is ingedeeld onder GN-code 2207 2000.

2.4. Tot de stukken van het geding behoort een door de Zweedse autoriteiten afgegeven bti, met datum aanvang geldigheid 29 januari 2008. Op de bti staat -voor zover van belang- het volgende vermeld:

“(…)

Nomenclatuurcode 38249097**************

Motivering voor de indeling Klassificering på grundval av de allmänna bestämmelserna 1 och 6 för tolkning av kombinerade nomenklaturen och av texten till KN-nummer 3824, 3824 90 och 3824 9097.

(…)

Omschrijving van de goederen Etanolbränsle för bussar, enligt uppgift bestående av 92,2 % etanol (95 %) med tillsats av glucerol etoxylat (5,0 %) och rött färgämne. Varan är avsedd att användas för drift av konverterade dieselmotorer.

(…)

Nationale sleutelwoorden ETHANOL, MENGSELS, ALS DRIJFMIDDEL, WATER, GEDANATURALISEERD

(…)”

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder op de juiste gronden de bti heeft afgegeven waarbij het product is ingedeeld onder GN-code 2207 2000.

3.2. Eiseres stelt dat de bti een onjuiste GN-code vermeldt. Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het product moet worden ingedeeld onder de GN-code 3824 9097. Subsidiair heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat het product moet worden ingedeeld onder GN-code 3811 9000. Meer subsidiair heeft eiseres gesteld dat het neutraliteitsbeginsel is geschonden. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bti.

3.3. Verweerder is van mening dat de bti met de juiste GN-code is afgegeven. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het product met toepassing van de indelingsregel 1 en 6 moet worden ingedeeld onder de GN-code 2207 2000 en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd aan hun standpunten wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal en de pleitnota’s.

4. Het toepasselijke recht

De in geding zijnde GN-codes luiden als volgt (tekst 2008):

“AFDELING IV

PRODUCTEN VAN DE VOEDSELINDUSTRIE;DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN;TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN

(…)

HOOFDSTUK 22

DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN

(…)

2207 Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of

meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte:

2207 10 00 - ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer

2207 20 00 - ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte (…)”

“AFDELING VI PRODUCTEN VAN DE CHEMISCHE EN VAN DE AANVERWANTE INDUSTRIEËN

(…)

HOOFDSTUK 38

DIVERSE PRODUCTEN VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

(…)

3811 Dopes (antiklopmiddelen, oxidatievertragers, peptisatiemiddelen, middelen ter

verbetering van de viscositeit, corrosievertragers en dergelijke preparaten), voor

minerale olie (benzine daaronder begrepen) of voor andere vloeistoffen die voor

dezelfde doeleinden worden gebruikt als minerale olie:

- antiklopmiddelen:

3811 11 - - op basis van loodverbindingen:

3811 11 10 - - - antiklopmiddelen op basis van tetraëthyllood

3811 11 90 - - - andere

3811 19 00 - - andere

- additieven voor smeerolie:

3811 21 00 - - bevattende aardolie of olie uit bitumineuze mineralen

3811 29 00 - - andere

3811 90 00 - andere

(…)

3824 Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten

en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels

van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders

onder begrepen:

(…)

3824 90 - andere:

- - andere:

- - - andere:

3824 90 97 - - - - andere:”

Toelichting IDR GS-post 2207

“(…)

Gedenatureerde ethylalcohol en gedenatureerde gedistilleerde dranken zijn producten waaraan opzettelijk bepaalde stoffen zijn toegevoegd die het product ongeschikt maken voor menselijke consumptie, maar geen beletsel zijn voor industriële aanwending. De producten die gebruikt worden voor het denatureren van alcohol verschillen van land tot land, ingevolge de ter zake geldende wetgeving. Gewoonlijk worden daarvoor houtgeest, methanol, aceton, pyridine, aromatische koolwaterstoffen (zoals benzeen) en kleurstoffen gebruikt.

(…)

Ethylalcohol wordt voor vele doeleinden gebezigd, bijvoorbeeld als oplosmiddel bij de vervaardiging van chemicaliën, vernis, enz., voor verlichting en verwarming, voor de bereiding van alcoholhoudende dranken.

(…)”

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Gelet op de algemene indelingsregel 1, opgenomen in de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur, vervat in bijlage I bij de Verordening (EEG) nr. 2658/87, zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en -voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van de bedoelde posten en aantekeningen- de vervolgens opgenomen regels. Ingevolge indelingsregel 6 zijn mutatis mutandis dezelfde regels van toepassing op de indeling in een postonderverdeling.

5.2. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans Hof van Justitie van de Europese Unie) (hierna: HvJ) moet met het oog op de rechtszekerheid en een gemakkelijke controle, het beslissende criterium bij de indeling van goederen in de GN in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij zijn de GS- en de GN- toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen ter verzekering van een uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief in de gehele gemeenschap.

5.3. Voorts kan volgens de rechtspraak van het HvJ de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie o.m. arresten van 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. blz. I-2121, punt 28, en van 17 maart 2005 Ikegami, C-467/03, Jurispr. blz. I-2389).

5.4.1. Voorwerp van geschil is een mengsel van 93% ethylalcohol (ethanol) en 7% lichte olie (benzine). Tussen partijen is niet in geschil dat het product niet geschikt is voor menselijke consumptie. Eiseres heeft gesteld dat het onderhavige product alleen gebruikt wordt als motorbrandstof.

5.4.2. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt gesteld dat het product speciaal wordt gemaakt als brandstof voor bepaalde daarvoor aangepaste motoren en dat gelet op de prijs van het product het economisch niet verantwoord is het product voor andere doeleinden te gebruiken dan het gebruik als motorbrandstof. Verweerder heeft deze stelling niet dan wel onvoldoende bestreden. Verweerder heeft onder verwijzing naar de Toelichting IDR bij GS-post 2207 slechts in zijn algemeenheid de mogelijkheden van industriële aanwending van het product genoemd, bijvoorbeeld het gebruik als oplosmiddel of reinigingsmiddel, maar niet aangegeven dat het product daadwerkelijk daarvoor wordt gebruikt. Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het aannemelijk dat het gebruik als motorbrandstof inherent is aan het product. De bestemming als motorbrandstof is, gelet op het onder 5.3. overwogene, in dit geval een objectief indelingscriterium.

5.4.3. De rechtbank vindt hiervoor eveneens steun in de door de Zweedse autoriteiten afgegeven bti (zie onder 2.4). Ook het in die bti omschreven product (92,2 % ethylalcohol), dat vergelijkbaar is met het onderhavige in te delen product, heeft door toevoegingen van minerale oliën het karakter van een motorbrandstof gekregen. Voorst wijst de rechtbank op de producten genoemd onder punt 6 en 7 in de bijlage van de Verordening (EG) nr. 1264/98 van de Commissie van 17 juni 1998, Publicatieblad van de EG L.175/4. Deze hebben door respectievelijk de toevoeging van 2% benzine aan raapzaadolie respectievelijk van 2% dieselolie en andere zware oliën aan raapzaadolie het karakter van een motorbrandstof gekregen.

5.5. Post 3824 omvat volgens de bewoordingen, onder meer, chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen. Gelet op het bestanddeel benzine dat het product het karakter verleend van een motorbrandstof en op de daadwerkelijke bestemming van het product, zijnde het gebruik als motorbrandstof, moet het product uitgaande van de objectieve kenmerken en eigenschappen en de bewoordingen van de post onder deze post worden ingedeeld. De rechtbank komt tot de conclusie dat indeling van het product moet volgen onder GN-code 3824 9097. Verweerder heeft derhalve ten onrechte voor het product de bti met de GN-code 2207 2000 afgegeven.

5.6. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de Verordening (EG) nr. 2023/2005 van de Commissie van 12 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3199/93 inzake de wederzijdse erkenning van procedures voor de volledige denaturering van alcohol in verband met de vrijstelling van accijns. Uit de overwegingen behorende bij deze verordening volgt dat de verordening ziet op wijzigingen van het denatureringsproces en de vrijstelling van accijns. Een accijnsverordening beoogt echter een ander doel dan de indeling van een product in de GN en bovendien wordt in de verordening niets aangegeven omtrent het soort product. Het beroep van verweerder op de verordening faalt derhalve.

5.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling van verweerder van de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken ziet de rechtbank geen aanleiding, nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

7. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de bti en draagt verweerder op een bti af te geven met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 664;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 25 februari 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. L.G. Jobse rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.