Home

Rechtbank Haarlem, 13-10-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:4890 BO1224, AWB 09/3762

Rechtbank Haarlem, 13-10-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:4890 BO1224, AWB 09/3762

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
13 oktober 2010
Datum publicatie
26 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BO1224
Zaaknummer
AWB 09/3762

Inhoudsindicatie

Huuropbrengsten van commercieel te verhuren onroerende zaken aan derden staan in casu anbi-status niet in de weg en betekenen op zich nog niet dat eiseres een winstoogmerk heeft. Kinderopvang en het aanbieden van dagrecreatie (met name zomerkampen) aan kinderen zijn geen activiteiten welke kwalificeren voor het toekennen van de anbi-status.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/3762

Uitspraakdatum: 13 oktober 2010

Uitspraak in het geding tussen

de stichting Stichting X, gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: mr. A,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 6 maart 2009 het verzoek van eiseres om haar aan te merken als algemeen nut beogende instelling (anbi) afgewezen.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juli 2009 de afwijzing gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2010. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar bestuurder B, bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen C, D en E.

2. Wettelijk kader

2.1. Op grond van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) merkt verweerder op verzoek een instelling aan als anbi.

2.2. Ingevolge artikel 41a, aanhef en eerste lid onder a, b en h, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (Urib 2001 – tekst 2009), waarin regels zijn neergelegd voor de toepassing van artikel 6.33 Wet IB 2001, wordt een anbi als instelling als bedoeld in artikel 6.33 Wet IB 2001 aangemerkt indien en zolang uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling (a) geen winstoogmerk heeft en (b) het algemeen belang dient en (h) uit die regelgeving blijkt dat bij opheffing een liquidatiesaldo moet worden besteed - kort samengevat - ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend.

3. Tussen partijen vaststaande feiten

3.1. Eiseres vindt haar oorsprong in de in 1932 opgerichte afdeling van [naam] te Z. Eiseres is opgericht op [datum] 1949.

3.2. Eiseres organiseerde voor kinderen uit de stad buiten(dag)recreatie op en rond het strand in Q. Daartoe beschikt eiseres over eigen grond en gebouwen nabij het strand in Q en huurt zij een nabij gelegen strandperceel. Sedert 2001 heeft eiseres de (jaarlijkse) zomerkampen voor kinderen niet of nauwelijks meer georganiseerd. Oorzaak daarvan is dat de gebouwen in Q niet meer voldeden aan de huidige maatstaven.

3.3. In 2007 heeft eiseres haar statuten herzien. Sedertdien luidt artikel 2 “Doel”:

“1. De stichting heeft ten doel: de aan haar toevertrouwde kinderen een verantwoorde vrijetijdsbesteding te bieden, het verzorgen van professionele kinderopvang en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin deze woords.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door huisvesting te bieden aan woningzoekenden.”

3.4. In 2009 heeft de gemeente Z aan eiseres een fase 1-bouwvergunning verleend om op haar terrein een nieuw gebouw te realiseren waarin tien woningen (appartementsrechten), een ruimte voor kinderopvang en ruimte voor de zomerrecreatie-activiteiten voor kinderen zullen worden ondergebracht. Om de nieuwbouw te realiseren heeft eiseres een besloten vennootschap opgericht, waarvan zij 100% aandeelhouder is.

4. Geschil

4.1. In geschil is of eiseres kan worden aangemerkt als anbi in de zin van artikel 6.33 Wet IB 2001 (zoals dat artikel luidt voor 2009).

4.2. Eiseres voert aan dat zij activiteiten ontwikkelt die het algemeen belang dienen en dat zij aan alle voorwaarden voor toekenning van de status als anbi voldoet.

4.3. Verweerder voert aan dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet omdat zij als commerciële projectontwikkelaar en met haar kinderopvangactiviteiten een winststreven heeft. Met het organiseren van vakantieweken voor kinderen is zij niet rechtstreeks werkzaam in het algemeen belang, omdat daarmee slechts de (zeer) beperkte particuliere belangen van de deelnemertjes of hun ouders worden gediend. Eiseres voldoet daarmee niet aan artikel 41a, aanhef en eerste lid onder a en b, Urib 2001.Voorts wijst verweerder er op dat het batig saldo bij liquidatie overeenkomstig de doelstelling van eiseres moet worden besteed, zodat automatisch ook niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 41a, aanhef en eerste lid, onder h, Urib 2001 dat bij liquidatie het saldo verblijft binnen de sfeer van het algemeen nut.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de beantwoording van de vraag welke feitelijke werkzaamheden zij naast de regels omtrent de doelstelling in de statuten in de beoordeling moet betrekken. Activiteiten die eiseres in het verleden uitvoerde, heeft zij immers afgebouwd, waaronder verhuur voor winterstalling van strandhuisjes, en andere activiteiten, met name de zomerkampen voor kinderen, heeft zij verminderd. Daarnaast heeft zij zich wel nieuwe activiteiten voorgenomen, maar die activiteiten wachten in wezen nog op realisering van het bouwvoornemen op haar terrein in Q.

Omdat de aanvraag om haar aan te merken als anbi is ingediend in 2009 en de beschikking werking zal hebben voor de toekomst, acht de rechtbank het juist alleen in de beschouwing te betrekken de feitelijke werkzaamheden die eiseres vanaf de aanvraag van de beschikking daadwerkelijk uitvoert en de activiteiten die zij voornemens is te gaan ontplooien.

5.2. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiseres, zoals verweerder heeft gesteld, voornemens is als feitelijke werkzaamheid commerciële projectontwikkelingsactiviteiten in de bouwsector te gaan ontwikkelen. Dat in de statuten van eiseres staat dat zij haar doel wil bereiken door huisvesting te bieden aan woningzoekenden is, verweerder heeft een ander standpunt ook niet bepleit, onvoldoende voor een ander oordeel. Het voornemen van eiseres om op haar eigen terrein ter verwezenlijking van haar doelstellingen een ruimte voor zomer(dag)recreatie-activiteiten en een ruimte voor kinderopvang te doen bouwen, wettigt de door verweerder daaraan verbonden conclusie ook niet. Dat oordeel wordt niet anders door het voornemen van eiseres om in hetzelfde bouwplan ook woningen (appartementen) te realiseren om de financiering van de bouw van het totale complex rond te krijgen. Verweerder heeft namelijk geen bewijs aangedragen waaruit moet worden geconcludeerd dat eiseres naast realisering van dit bouwplan het voornemen heeft ook elders commerciële bouw- en of projectontwikkelingsactiviteiten te ontplooien. De enkele investering in één pand voor eigen gebruik, waarbij gezocht wordt naar financiering door woningbouw, maakt eiseres nog niet tot een commercieel projectontwikkelaar in de door verweerder bedoelde zin. Dat eiseres voor de bouw een besloten vennootschap heeft opgericht, is voor een ander oordeel niet voldoende, omdat het in de huidige samenleving heel gebruikelijk is ook voor eenmalige projecten een afzonderlijke rechtspersoon op te richten. Op zich zelf kan bovendien uit die ene voorgenomen investering en de wijze van financiering daarvan, ook niet worden afgeleid dat eiseres een winstoogmerk heeft. De projectontwikkelingsactiviteiten laat de rechtbank daarom bij de beoordeling of eiseres voldoet aan de voorwaarden van artikel 41a, aanhef en eerste lid onder a en b, Urib 2001 buiten beschouwing.

5.3. De voorgenomen kinderdagopvangactiviteiten zijn op zichzelf geen werkzaamheden die rechtvaardigen dat eiseres wordt aangemerkt als anbi. Ter zitting is gebleken dat eiseres het voornemen heeft in haar gebouw in Q een ruimte voor kinderopvang te creëren die zij ter beschikking wil stellen aan een derde die de kinderopvang zal moeten gaan organiseren. Zij ziet weliswaar voordelen voor samenwerking van die kinderopvang met de door haar voorgenomen aan te bieden (zomer)vrijetijdsbesteding voor kinderen, maar dat effect doet er niet aan af dat de (exploitatie van) kinderopvang afzonderlijk moet worden beoordeeld. Voor zover eiseres een gebouw, c.q. ruimte in haar gebouw, ter beschikking wil stellen voor kinderopvang, rechtvaardigt die activiteit geen aanmerking als anbi omdat de (commerciële) exploitatie van onroerend goed moet worden aangemerkt als een activiteit die duidt op een winstoogmerk in de zin van artikel 41a, aanhef en eerste lid onder a, Urib 2001. Voor zover eiseres alsnog het voornemen zou opvatten zelf professionele kinderopvang te organiseren, wordt dat oordeel overigens niet anders omdat kinderopvang in de huidige maatschappelijke context een bedrijfsmatig vormgegeven activiteit is, die gericht is op het maken van winst en daarom als activiteit geen aanmerking als anbi rechtvaardigt.

5.4. De rechtbank leidt uit de door eiseres geschetste geschiedenis van haar activiteiten af, dat zij vanaf de oprichting met name ten doel had om kinderen die daar - indertijd - anderszins geen mogelijkheden toe hadden in de zomer(vakantie) kansen te bieden om buiten de stad aan het strand te recreëren. Verweerder heeft er op gewezen dat tegenwoordig het organiseren van zomerkampen een activiteit is die - anders dan voorheen - ook door organisaties op commerciële leest wordt georganiseerd. Niet is in geschil dat de door eiseres voorgenomen activiteiten ook moeten worden geschaard onder het organiseren van zomerkampen. Voorts begrijpt de rechtbank dat eiseres van plan is een financiële bijdrage van ouders te vragen en dat het ook juist de bedoeling is de activiteiten aan te bieden aan kinderen uit alle sociale groepen van binnen en buiten Nederland. Eiseres heeft onvoldoende gesteld en a fortiori niet aannemelijk gemaakt, dat haar voorgenomen activiteiten anders moeten worden geduid.

Onder die omstandigheden wettigen de in dit verband als commercieel aan te merken voorgenomen activiteiten naar de bedoeling van de wetgever niet het aanmerken van eiseres als anbi op de voet van artikel 6.33 Wet IB 2001. De door eiseres nog geschetste recente activiteiten voor kinderen, die kennelijk van beperkte omvang zijn, als de viering van haar eigen 75-jarig bestaan, het organiseren van een strandbibliotheek en het samenwerken met buurtcomités en welschapsorganisaties in de regio waar eiseres actief is, maken dat oordeel niet anders. Die beperkte activiteiten, die kennelijk niet de hoofdmoot van de voorgenomen activiteiten uitmaken, maken onvoldoende aannemelijk dat de voorgenomen zomerrecreatie-activiteiten voor kinderen een ander karakter hebben dan overeenkomt met (commerciële) zomerkampen of daaraan gelijk te stellen buitenschoolse zomeractiviteiten. Dat haar subsidiegevers, waaronder Jantje Beton, zelf wel als anbi zijn erkend, maakt dit oordeel evenmin anders, omdat uitsluitend de eigen werkzaamheid van eiseres voor de beoordeling van belang is. Ook het feit dat eiseres indertijd met een ideëel oogmerk is opgericht, door kerken wordt ondersteund, althans onder supervisie van de Raad van Kerken werkt, en de betrokken bestuursleden nog immer nobele en ideële doelen voorstaan, kan aan de door de wetgever beoogde eisen voor het doen aanmerken als anbi niet af doen.

5.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat de huidige activiteiten van eiseres niet ten minste voor de helft – zijnde de voor 2009 nog relevante norm - bestaan uit activiteiten die aanmerking als anbi rechtvaardigen. Het op artikel 41a, aanhef en eerste lid onder h, Urib 2001 gebaseerde verweer van verweerder, behoeft, wat daar ook van zij, geen bespreking. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mr. C.M. van Wechem en mr. T.A. de Hek, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.