Rechtbank Haarlem, 09-11-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:5133 BO3316, AWB 09/3752
Rechtbank Haarlem, 09-11-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:5133 BO3316, AWB 09/3752
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 9 november 2010
- Datum publicatie
- 18 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BO3316
- Zaaknummer
- AWB 09/3752
Inhoudsindicatie
Partijen hebben omtrent een naheffingsaanslag een geldige vaststellingsovereenkomst gesloten. Nu beide partijen schriftelijk akkoord zijn gegaan met de conceptovereenkomst, zijn zij hieraan gebonden, ook al is de overeenkomst niet getekend. De vaststellingsovereenkomst was door briefwisseling reeds tot stand gekomen. Een vaststellingsovereenkomst hoeft niet schriftelijk vastgelegd te worden, nu er geen vormvereisten zijn voor de rechtsgeldigheid van een overeenkomst als de onderhavige.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 09/3752
Uitspraakdatum: 9 november 2010
Uitspraak in het geding tussen
de besloten vennootschap X B.V. gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigden: A en B, belastingadviseurs te Z,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 17 oktober 2008 over het tijdvak 1 januari 2003 – 31 december 2005 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000.00.000.A.01.550.0) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd tot een bedrag van € 135.270, bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 9.074 opgelegd.
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 juni 2009 de naheffingsaanslag en naar de rechtbank begrijpt de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot € 4.537.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij beroepschrift van 31 juli 2009, ontvangen bij de rechtbank op 3 augustus 2009, beroep ingesteld. Eiseres heeft haar beroepschrift gemotiveerd bij brief van 18 september 2009, ontvangen bij de rechtbank op 21 september 2009.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2010. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde B, bijgestaan door zijn kantoorgenoot C, en de bestuurder van de aandeelhouder van eiseres, D. Namens verweerder zijn verschenen E en F.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Aandeelhoudster van eiseres is ook in de periode 2003 tot en met 2005 G B.V. Werknemers van eiseres en andere bij eiseres betrokken personen zijn in het kader van medewerkersparticipatie in de gelegenheid gesteld aandelen te verwerven in G B.V.
2.2. Op 30 mei 2003 zijn in het kader van die medewerkersparticipatie aandelen in G B.V. met een nominale waarde van € 1 per aandeel tegen een uitgiftekoers van € 10 per aandeel (tussen haakjes het aantal verkregen nieuwe aandelen) uitgegeven aan:
- H (1000)
- I (250)
- J (363)
- K (363)
- L (1.750).
De twee eerstgenoemden zijn werknemer van eiseres en de anderen zijn anderszins aan eiseres gelieerd.
2.3. Op 10 november 2003 zijn aandelen in G B.V. met een nominale waarde van € 1 per aandeel tegen een uitgiftekoers van € 220,11 per aandeel (tussen haakjes het aantal verkregen nieuwe aandelen) uitgegeven aan:
- K (324)
- J (324).
2.5. In 2005 zijn opnieuw vijf van de werknemers van eiseres in de gelegenheid gesteld in totaal 1.850 aandelen in G B.V. te verwerven, nu tegen een koopprijs van € 100 per aandeel. Bij de toekenning van deze aandelen hebben deze werknemers zich verplicht om drie jaar bij eiseres in dienst te blijven. Indien zij binnen deze periode van drie jaar vertrekken, zijn zij verplicht hun in dit kader toegekende aandelen aan eiseres te koop aan te bieden tegen een bij de toekenning vastgestelde prijs.
2.6. In 2005 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Dit onderzoek had onder meer betrekking op de uitgifte van aandelen G B.V. aan de werknemers van eiseres en heeft geresulteerd in een conceptrapport van 29 oktober 2007. Na een aantal besprekingen en briefwisselingen met eiseres resulteerde het onderzoek in een definitief rapport van 16 september 2008.
2.7. Eiseres heeft ter afwikkeling van het boekenonderzoek verweerder in vervolg op een telefoongesprek van 11 maart 2008 in een brief van haar gemachtigden M en A van 25 maart 2008 voorgesteld om tot een vaststellingsovereenkomst te komen. Deze brief bevat onder meer als voorstel:
”(…)
- De correctie voor de omzetbelasting staat niet ter discussie (…)
- Voor de betrokken werknemers wordt de waarde van één aandeel ten tijde van mei 2003 transactie gesteld op EUR 54 per aandeel, resulterend in een belastbaar voordeel van EUR 44 per aandeel.
- De waarde van één aandeel wordt voor de heren L, J en K eveneens gesteld op EUR 54 per aandeel, resulterend in een belastbaar voordeel van EUR 44 per aandeel. Op dit voordeel wordt een eindheffing toegepast van 25%.
- Voor de medewerkerparticipatie 2005 dient het belastbare voordeel per aandeel te worden gesteld op EUR 54,48 (EUR 167 * (1-7,5%) – EUR 100)). Omdat wordt verhaald op de werknemers, zal er geen brutering plaatsvinden.
- De boete voor de werknemersparticipatie blijft 10%
(…)
- Er wordt geen heffingsrente berekend over de naheffingsaanslag.
De correcties en de boetes op basis van ons voorstel leiden tot de volgende naheffingsaanslag, exclusief heffingsrente:
Naheffingsaanslag:
(…)
• Correctie transactie 2003 – werknemers EUR 56.000
• Correctie transactie 2003 – de heren L, J en K EUR 28.000
• Correctie transactie 2005 EUR 43.000
• Boete EUR 4.537
(…)
3 Verdere afhandeling
Met het bovenstaande voorstel wil G B.V. graag een eind brengen aan alle fiscale discussies ten aanzien van het boekenonderzoek en de verschillende management participaties (inclusief de recente participatie ad. EUR 15). Graag vernemen wij dan ook van u of u bereid bent met het voorstel in te stemmen en tot een vaststellingsovereenkomst te komen.
(…)”
2.8. Verweerder schrijft in een reactie van 27 maart 2008 aan de gemachtigde van eiseres onder meer het volgende:
“(…)
In uw brief van 25 maart 2008 doet u een tegenvoorstel om een einde te maken aan alle fiscale discussies ten aanzien van het boekenonderzoek en de verschillende managementparticipaties. Met uw voorstel kunnen wij na ampele overweging voor het grootste deel akkoord gaan.
Met uw voorstel om geen heffingsrente te berekenen kunnen wij helaas niet akkoord gaan.
(…)
Met uw voorstel om voor 2005 een verhaalbare aanslag op te leggen gaan wij akkoord.
(…)
Indien we uiteindelijk een akkoord hebben bereikt omtrent de uitgangspunten van de op te leggen naheffingsaanslagen zullen deze aanslagen door ons worden opgelegd.
(…)
Wij achten het gewenst u er op te wijzen dat bovenstaand akkoord een finaal aanbod is. Gezien het startpunt van de discussie zien wij geen mogelijkheden meer om een en ander verder op te rekken.
Uit uw toevoeging ”(inclusief de recente participatie ad EUR 15)” begrijpen wij dat naar uw mening de waarde in het economisch verkeer van de recente participaties € 15 is. Wij beschikken thans niet over informatie omtrent deze transacties maar gaan er van uit dat uw inschatting juist is.
Graag vernemen wij van u op korte termijn, doch uiterlijk 18 april 2008, of u akkoord kunt gaan met dit aanbod. Een definitieve vaststellingsovereenkomst kan dan opgemaakt worden.
(…)”
2.9. In een brief van 18 april 2008 schrijven de gemachtigden M en A van eiseres:
“(…)
Wij verwijzen naar uw brief van 27 maart 2008 (kenmerk …) met betrekking tot uw reactie op het voorstel van de afwikkeling van het boekenonderzoek bij G B.V.
Ten eerste danken wij u voor uw snelle reactie. Na overleg met G B.V. willen wij u via deze brief informeren dat G B.V. met uw voorstel akkoord gaat. In dit verband stellen wij voor om een vaststellingsovereenkomst op te stellen om het voorstel vast te leggen. Wij zullen hiertoe een concept vaststellingsovereenkomst opstellen en deze uiterlijk 29 april 2008 aan u doen toekomen.
(…)”
2.10. Vervolgens heeft eiseres op basis van deze correspondentie een concept-vaststellingsovereenkomst opgesteld en deze op 21 mei 2008 naar verweerder gestuurd.
In het concept zijn onder 2 de in de eerdere correspondentie vermelde “afspraken” neergelegd en is verder onder meer vermeld:
(…)
2. Gemaakte afspraken
(…)
De aandelen die door medewerkers zijn verkregen op 31 december 2007 of 15 januari 2008 tegen betaling van EUR 15 per aandeel zijn gekocht tegen de waarde in het economisch verkeer voor fiscale doeleinden (…)
(…)
3. Afwikkeling van de gemaakte afspraken
De Belastingdienst zal aan G B.V. (…) naheffingsaanslagen (…) opleggen. De naheffingsaanslagen zien op:
- de omzetbelasting (…)
- de loonbelasting over het tijdvak 27 september 2002 tot en met 31 december 2003 inzake de medewerkerparticipatie 2003; en
-de belastbare voordelen inzake de medewerkerparticipatie 2005.
De totale hoogte van de naheffingsaanslagen bedraagt (…) De opbouw van dit bedrag is als volgt:
Naheffingsaanslagen:
(…)
• Correctie transactie 2003 – werknemers EUR 55.632
• Correctie transactie 2003 – de heren L, J en K EUR 27.236
• Correctie transactie 2005 EUR 52.402
• Boete EUR 9.074
(…)
De naheffingsaanslagen zullen worden verhoogd met de wettelijke heffingsrente.
2.11. Verweerder heeft eiseres op 21 mei 2008 telefonisch medegedeeld dat hij akkoord is met de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst, met uitzondering van de in de overeenkomst opgenomen verwijzing naar de transacties van 31 december 2007 en 15 januari 2008.
2.12. Op 7 augustus 2008 heeft verweerder telefonisch contact met C, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres. Verweerder begrijpt uit dit gesprek dat G B.V. nieuw overleg over de hoogte van de naheffingsaanslag wil voeren in verband met de vermogenspositie van het concern.
2.13. Verweerder heeft in een brief van 14 augustus 2008 aan gemachtigde A de telefonische contacten van 21 mei en 7 augustus 2008 bevestigd, medegedeeld dat hij niet voornemens is nieuw overleg te voeren en dat hij van mening is dat G B.V. akkoord is gegaan met het compromis. Hij verzoekt eiseres om voor 1 september 2008 de getekende overeenkomst toe te sturen. Verweerder deelt in deze brief verder mee dat, onafhankelijk van de vraag of hij de vaststellingsovereenkomst ontvangt, hij een naheffingsaanslag zal opleggen conform de concept-vaststellingsovereenkomst van 21 mei 2008.
2.14. Eiseres noch verweerder heeft de conceptovereenkomst getekend.
2.15. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag in overeenstemming met de onder 2.10 onder “3” genoemde bedragen opgelegd.
3. Geschil
3.1. Primair is in geschil of er een rechtsgeldig compromis gesloten is, zoals verweerder stelt en eiseres bestrijdt. Indien er geen rechtsgeldig compromis gesloten is, dan is in geschil de waarde in het economisch verkeer van de in 2003 en 2005 door de werknemers verkregen aandelen en het daarmee door hen genoten voordeel.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 32.323. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Bij een vaststellingsovereenkomst (ook aangeduid als fiscaal compromis) komen partijen ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil overeen hetgeen tussen partijen rechtens geldt. Een dergelijke vaststelling bindt partijen in een fiscale procedure als de onderhavige ook voor zover mocht blijken dat zij daarbij van de tevoren bestaande rechtstoestand afwijken. Op de totstandkoming van een fiscale vaststellingsovereenkomst zijn in beginsel de regels omtrent totstandkoming van burgerrechtelijke overeenkomsten van overeenkomstige toepassing. Voor de totstandkoming van een fiscale vaststellingsovereenkomst gelden geen bijzondere vormvoorschriften.
4.2. Voor de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is – eiseres heeft dat ter zitting ook nog bevestigd – dat haar belastingadviseurs M en A een toereikende volmacht hadden om namens eiseres te onderhandelen met verweerder over de afwikkeling van het boekenonderzoek en derhalve een compromis te sluiten.
4.3. Tegen die achtergrond laten de vaststaande feiten - in het bijzonder de in 2.7, 2.8 en 2.9 genoemde brieven geen andere conclusie toe dan dat tussen eiseres en verweerder ten aanzien van de jaren 2003-2005 omtrent de naheffingsaanslag loonbelasting een geldige vaststellingsovereenkomst is gesloten. Verweerder heeft zich immers in de brief van 27 maart 2008 akkoord verklaard met de in de brief van eiseres van 25 maart 2008 hiervoor onder 2.7 geciteerde uitgangspunten en de na te heffen bedragen, behoudens in zijn brief van 27 maart 2008 genoemde afwijkingen. Eiseres heeft zich in de brief van 18 april 2008 - de brief laat zich niet anders lezen - ondubbelzinnig akkoord verklaard met het door verweerder aldus gewijzigde voorstel. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat die overeenstemming in de in 2.10 weergegeven delen van de conceptovereenkomst op juiste wijze haar weerslag heeft gevonden. Dat eiseres toevoegingen in de schriftelijke conceptovereenkomst heeft aangebracht die betrekking hebben op niet eerder in de onderhandelingen ter sprake gekomen transacties in 2007 en 2008 doet niet af aan de inhoud van de eerder bereikte overeenstemming over de in geschil zijnde jaren 2003 tot en met 2005, zoals die haar weerslag heeft gevonden in de door eiseres opgestelde concepttekst voor vastlegging van de overeenkomst. De toevoegingen hebben immers geen invloed op de waardering van de door werknemers in de jaren 2003-2005 verkregen aandelen.
4.4. Dat de conceptovereenkomst niet door partijen is ondertekend, zoals eiseres heeft aangevoerd, leidt niet tot een andere beoordeling, omdat de vaststellingsovereenkomst door de onder 2.7 tot en met 2.9 bedoelde briefwisseling reeds tot stand was gekomen. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiseres dat een aangepaste versie van de conceptovereenkomst, waarin de aandelentransacties van december 2007 en januari 2008 niet meer zouden worden opgenomen, nog aan eiseres zelf ter tekening zou worden voorgelegd. Voor zover eiseres bedoeld heeft met deze gronden aan te voeren dat een vaststellingsovereenkomst schriftelijk vastgelegd moet worden in een vorm als gevoegd bij haar brief van 21 mei 2008, ziet zij daarbij over het hoofd dat er geen vormvereisten zijn voor de rechtsgeldigheid van een overeenkomst als de onderhavige.
4.5. Eiseres heeft voorts nog aangevoerd dat zij - kennelijk bedoelt zij het verzoek in het telefoongesprek van 7 augustus 2008 - nog verzocht heeft om nader overleg te voeren over de naheffingsaanslagen. Ook die beroepsgrond kan haar niet baten, omdat ook een dergelijk verzoek niet kan afdoen aan een voordien reeds totstandgekomen vaststellingsovereenkomst.
4.6. Nu niet in geschil is dat de naheffingsaanslag is opgelegd op basis van de onder 2.7 tot en met 2.10 weergegeven documenten, komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond moet worden verklaard. Het beroep tegen de beschikking heffingsrente heeft eiseres niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslag geen doel treffen, zal het beroep tegen de beschikking heffingsrente eveneens ongegrond worden verklaard.
4.7. Voor zover het beroep geacht wordt tevens te zijn gericht tegen de opgelegde verzuimboete treft het ook geen doel, nu eiseres op de zitting heeft verklaard dat de bij de uitspraak op bezwaar verlaagde boete als zodanig niet in geschil is. De rechtbank ziet ambtshalve echter aanleiding de boete te verminderen omdat de berechting van de boetezaak niet binnen een redelijke termijn van twee jaar is afgerond. Die termijn is aangevangen met de aankondiging - kennelijk in het conceptrapport van 29 oktober 2007 - dat een verzuimboete zou worden vastgesteld. De rechtbank zal de verzuimboete nu de redelijke termijn met meer dan een jaar is overschreden verminderen met vijftien procent tot € 3.856. Het beroep zal dus - ambtshalve - gegrond worden verklaard voor zover gericht tegen de boete.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Het feit dat ambtshalve de boete wordt verlaagd vormt voor een dergelijke veroordeling onvoldoende grond. De gegrondverklaring brengt wel mee dat verweerder het griffierecht moet vergoeden.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de boetebeschikking en vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar van 29 juni 2009;
- vermindert de boete tot € 3.856 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. C.M. van Wechem en
mr. T.A. de Hek, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2010.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.