Home

Rechtbank Haarlem, 14-12-2010, BR6585, AWB 09 / 3560

Rechtbank Haarlem, 14-12-2010, BR6585, AWB 09 / 3560

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 december 2010
Datum publicatie
2 september 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BR6585
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 09 / 3560

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat € 1.300.000 van de verkoopopbrengst aan B toekomt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/3560 Vpb

Uitspraakdatum: 14 december 2010

Uitspraak in het geding tussen

de Anstalt opgericht naar het recht van Liechtenstein, [X], gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. [A]

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.849.411.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.478.768.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 juli 2009, ontvangen bij de rechtbank op 24 juli 2009, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft op 22 januari 2010 een nader stuk ingediend. De Inspecteur heeft op 22 oktober 2010 een nader stuk ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

2.1. Eiseres is een rechtspersoon met een niet in aandelen verdeeld kapitaal. De directie van de Anstalt wordt gevoerd door een in Liechtenstein gevestigd trustkantoor. De Anstalt houdt kantoor te [Z]. Zij drijft in Nederland een onderneming en is binnenlands belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting. De directie van eiseres wordt gevoerd door [B] en [C]. Eiseres heeft een in Nederland gevestigde dochtervennootschap [D] B.V., waarin zij drie en [B] 32 van de 35 certificaten houdt.

2.2. De activiteiten van eiseres in 2003 bestaan uit het voeren van directie over diverse vennootschappen, handelsactiviteiten en het beheren van octrooien en merknamen. De activiteiten vinden plaats op de internationale markt van voedingsupplementen. [B] is de enige gerechtigde tot eiseres.

2.3. Prof. dr. [E], emeritus hoogleraar aan de universiteit van [Q], heeft veel onderzoek verricht op het gebied van flavonoïden, een groep actieve plantaardige stoffen met antioxidatieve en bloedsomloop bevorderende eigenschappen. [E] heeft zich in de jaren 50 van de vorige eeuw gewijd aan onderzoek naar het tot de groep [F] behorende [G] (hierna: [G]). Hij ontwikkelde een methode om [G], een antioxydant, te bereiden uit een plantaardig extract. Aan gespecialiseerde bedrijven werd door middel van licenties toegestaan [G] te produceren. In 1979 heeft [E] de merknaam [H] aan het [G]-product verbonden.

2.4. Tegen het eind van de jaren ’80 van de vorige eeuw was de in Frankrijk gevestigde rechtspersoon [I] sarl ([I]) de fabrikant van het door [E] ontwikkelde product. Voor de verkoop buiten Frankrijk werkte [I] samen met [J] die optrad als distributeur. [J] verkocht het product buiten Frankrijk. In 1990 kwam het tot een breuk tussen [I] en [J] omdat [J] het product en de naam [H] onder eigen naam had geregistreerd.

2.5. Bij overeenkomst van 24 oktober 1990 heeft [B] samen met [K] het volgende verkregen van de Franse Société Civile [L] en [E] :

“Les mandataires et [M] BV auront le droit d’uliser (sic) et de déposer à leurs frais et a leur nom le (sic) marque [H] dans tous les pays, à l’exception de la France. Pour les pays suivants, les mandataires auront le droit de récupérer à leur frais les droits sur la marque [H], en s’appuyant sur l’aide totale de [L] et [I]:Etats-Unis, Allemagne, Benelux.

[L] concédera aux mandataires la licence exclusive pour ces pays: Etats-Unis, Allemagne, Benelux et autres pays òu (sic) des tiers ont déjà etabli des droits sur la marque [H] à leurs noms."

2.6. Nadat [I] in 1994 is toegevoegd aan de groep van bedrijven, bekend onder de naam [N] (hierna: [N]), werd [N] de wereldwijde leverancier van [H]. In dit verband is de merknaam gedeponeerd en geregistreerd in meerdere rechtsgebieden over de hele wereld onder de namen van: eiseres, [D] B.V., [I] en [B]. [J] heeft de exploitatie, de deponering en de registraties van de merknaam [H] door [N] wereldwijd bestreden. Eiseres heeft in de loop van de jaren vanaf 1991 ongeveer € 4.000.000 , waarvan € 2.697.902 in de periode 1997 tot en met 2003 aan kosten voor de hiervoor genoemde verwerving en registratie en voor de verwering van een Amerikaans octrooi gemaakt.

2.7. In het licht van de te maken juridische kosten heeft [K] in 1994 elke betrokkenheid met de merknaam [H] beëindigd.

2.8. Eiseres, [D] B.V., [I] en [B] hebben op 24 april 2003 hun rechten op de merknaam [H] overgedragen aan [J] Ltd. voor US$ 3.950.000 (€ 3.620.570). De betaling uit hoofde van de Trademark Assignment vond plaats in termijnen waarvan de eerste termijn US$ 1.400.000 bedroeg. Alle termijnbetalingen zijn verricht tegen een tussen partijen vastgestelde vaste wisselkoers van € 0.9166 per US $ 1. Het restant ad US$ 2.550.000 is voldaan in 30 maandelijkse termijnen, waarvan de eerste termijn ad US$ 80.000 verviel in oktober 2003 en waarvan de laatste drie termijnen US$ 130.000 per maand bedroegen. Met betrekking tot deze betaling in termijnen zijn in de overeenkomst de volgende afspraken gemaakt:

a. dat op grond van artikel IV ("Grant") na ondertekening van de overeenkomst de merknaam, de internet domeinnamen en alle aan de merknaam verbonden rechten over gaan naar de koper;

b. dat uit paragraaf 5 van artikel V, ("Consideration") blijkt dat op het moment dat koper voor enig vervaldatum voor een cumulatief bedrag ad US$ 160.000 niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, dit wordt opgevat als contractbreuk;

c. dat in artikel V, paragraaf 6 uitvoerig is geregeld dat in geval van contractbreuk of in geval van faillissement van koper, koper teruglevert aan verkopers en verkopers terugverkrijgen alle rechten gerelateerd aan of verbonden met de nog niet betaalde merknaam en/of domeinnamen. In de "collateral security package" vermeld in appendix D is vastgelegd welke rechten en domeinnamen in welk rechtsgebied vanaf welk moment teruggaan naar verkoper indien de koper in gebreke zou blijven of failliet zou gaan;

d. dat in geval van een dergelijke teruglevering, koper niet de teruggeleverde merknaam zal aanvechten of bestrijden en koper al het nodige zal doen om de teruglevering van de merknaam aan verkopers volledig te helpen verwezenlijken.

2.9. In de verkoopovereenkomst zijn afwijkende afspraken gemaakt voor de rechtsgebieden van Singapore, Thailand en Taiwan. Voor het rechtsgebied van Singapore geldt volgens artikel III, paragraaf 8 dat koper het in Singapore verleende gebruiksrecht (licentie) aan verkopers aanvaardt, maar dat verkopers gedurende de duur van de overeenkomst het in Singapore verleende gebruiksrecht (licentie) niet zullen verlengen. Uit artikel III, paragraaf 24 volgt dat koper toestaat dat verkopers, hun verbonden lichamen en hun distributeurs de merknaam

[H] in Thailand en Taiwan voor 9 maanden na ondertekening van de overeenkomst onbeperkt mogen gebruiken. Eenzelfde voortgezet gebruik wordt door koper tot 14 augustus 2004 toegestaan in Singapore.

2.10. In de Assignment of Trademark Rights is vermeld wie op grond van nationale en internationale registraties eigenaar van de merknaam waren. Uit het overzicht blijkt dat [B] eigenaar is van de merknaam [H] in de volgende rechtsgebieden:

a. Taiwan,

b. Singapore,

c. Japan,

d. Maleisië,

e. Thailand,

f. Australië,

g. Nieuw Zeeland.

Van een enkel merkrecht deelt hij de eigendom met derden.

2.11. De opbrengst ter zake van de verkoop van de merknaam [H] is in de verkoopovereenkomst niet gesplitst naar degene op wiens naam de merknaam staat geregistreerd in de bedoelde registers. Artikel VII, paragraaf I, verleent eiseres het recht om de ontvangsten toe te delen aan andere rechtspersonen.

2.12. [B] heeft in privé geen opbrengsten of royalty's ontvangen in verband met de exploitatie van de merknaam [H] vanaf het moment van registratie. [B] heeft ter zake van de exploitatie van de merknaam [H] geen financiële bijdrage vanuit zijn privé-vermogen verleend. De kosten van de juridische verwerving en exploitatie zijn door eiseres gedragen. De verkoopopbrengsten van de merknaam [H], de [H]-domeinnamen en de onderliggende rechten zijn op de bankrekening van eiseres gestort. Eiseres heeft in de jaarrekening 2003 de gehele verkoopopbrengst verantwoord, evenwel niet tegen de juiste omrekenkoers.

2.13. In de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 van eiseres is het standpunt ingenomen dat op 24 oktober 1990, het moment van verkrijging van de merknaam [H] door [B], een informele kapitaalstorting in eiseres ter waarde van € 1.300.000 heeft plaatsgevonden.

2.14. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag de aangifte als volgt gecorrigeerd:

aangegeven belastbaar bedrag 488.813

geen informele kapitaalstorting 1.300.000

huisvestingskosten 14.793

omrekenverschil 16.195

minder compensabele verliezen 29.610

belastbaar bedrag 1.849.411.

Na bezwaar is alsnog een bedrag van € 200.000 in aanmerking genomen als aan [B] toekomende waarde van het recht op de merknaam waardoor de daarop betrekking hebbende correctie is teruggebracht van € 1.300.000 tot € 1.100.000 en is een bedrag aan verlies verrekend uit het jaar 2004 van € 170.643.

2.15. Op 12 mei 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres en [B]. Door eiseres is toen naar voren gebracht dat slechts de correctie met betrekking tot de informele kapitaalstorting in geschil was. Tijdens dit gesprek is de mogelijkheid om tot overeenstemming te komen aan de orde geweest. Vertegenwoordigers van de ontvanger waren niet aanwezig. Een nadien door verweerder toegezonden vaststellingovereenkomst is door eiseres niet ondertekend.

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiseres met verweerder ter beslechting van het onderhavige geschil een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, welke vraag eiseres ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt. Zo deze vraag ontkennend moet worden beantwoord is in geschil of aan [B] een gedeelte groot € 1.300.000 van de verkoopopbrengst toekomt, welke vraag eiseres bevestigend en verweerder ontkennend beantwoordt.

3.2. Eiseres stelt dat geen vaststellingsovereenkomst is gesloten omdat daarvan onlosmakelijk deel uitmaakt dat een betalingsregeling zou zijn getroffen. Nu dat op 12 mei 2009 niet mogelijk bleek en ook later niet, is er geen overeenkomst tot stand gekomen. Aan [B] komt een gedeelte groot € 1.300.000 van de verkoopopbrengst toe. De aan [B] toekomende vermogensrechten in verband met de merknaam [H] vertegenwoordigen een dergelijke waarde. De indicatie van de toe te rekenen waarde komt tot uitdrukking in Appendix D bij de verkoopovereenkomst. De in het betalingsschema gekozen volgorde van de registraties geeft aan dat koper er belang bij had om de “claw back”-regeling zo snel als het schema dat toeliet op te heffen. De eerstgenoemde registratie is van meer belang en de laatst over te dragen registratie is van minder belang.

3.3. Verweerder stelt dat eiseres en verweerder op 12 mei 2009 zijn overeengekomen dat de correctie wordt teruggebracht tot € 1.100.000. Dit is in een later telefoongesprek met verweerder door de gemachtigde bevestigd.

Eiseres dient te bewijzen dat zij in 1990 een merkrecht heeft verkregen en dat daaraan een waarde is toe te kennen. Een merkrecht is door [B] in 1990 niet ingebracht en ook niet in latere jaren. [B] heeft in privé niets geïnvesteerd in de verkrijging van de merknamen en ook niets genoten uit de exploitatie daarvan. [B] heeft economisch geen belang bij de merknaam [H] gekregen. De vermindering na bezwaar is eerder te hoog dan te laag geweest. [B] kan geen aanspraak maken op een gedeelte van de verkoopopbrengst die aan eiseres is betaald.

3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 378.768.

3.5. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De rechtbank is van oordeel dat tussen verweerder en eiseres geen vaststellings-overeenkomst tot stand is gekomen. Blijkens de laatste alinea van het verslag van het hierboven vermelde gesprek moet het verweerder duidelijk zijn geweest dat eiseres niet alleen met de Belastingdienst overeenstemming wilde hebben over het belastbaar bedrag maar ook over de termijnen waarbinnen betaling van de belasting moest plaatsvinden. Verder valt niet uit te sluiten dat eiseres beoogde tot een vermindering te komen van het bedrag aan te betalen belasting met € 200.000 in plaats van een vermindering van het vastgestelde belastbare bedrag met € 200.000. Kortom, het ging eiseres om de hoogte van het bedrag en het tempo waarin zij de belasting zou moeten voldoen. Het overeenkomen van een betalingsregeling vormde een wezenlijke voorwaarde voor het tot stand kunnen komen van de vaststellingovereenkomst. In het verslag is vermeld dat daarvoor de toestemming van de ontvanger nodig is. Niet is komen vast te staan dat van de zijde van eiseres na het gesprek een uitlating is gedaan op grond waarvan verweerder mocht begrijpen dat eiseres van die voorwaarde afzag. Aangezien niet door de ontvanger aan die voorwaarde kon worden voldaan, is geen overeenstemming bereikt en is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.

4.2. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of aan [B] een gedeelte groot € 1.300.000 van de verkoopopbrengst toekomt. De bewijslast rust daartoe op eiseres. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat € 1.300.000 van de verkoopopbrengst aan [B] toekomt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

4.3. Uit de in 2.5 genoemde overeenkomst tussen [B] en [E] blijkt dat [L] aan [B] en [K] het recht heeft verleend om tegen door [B], [K] of hun vennootschappen te maken kosten en op hun naam of op naam van door hen beheerste vennootschappen, het merk [H] in alle landen te voeren en te deponeren met uitzondering van Frankrijk. Zij hebben na procederen het recht op het merk in de Benelux, VS en Duitsland van derden kunnen terugwinnen. De kosten voor de verkrijging van de rechten op de merknaam in de verschillende landen zijn, naar eiseres niet heeft ontkend, steeds door en op naam van eiseres gemaakt. Zij is degene die gedurende lange periode een aanzienlijk bedrag heeft geïnvesteerd in het verkrijgen van de rechten op merknaam, domeinnaam en dergelijke. Uit de gedingstukken blijkt niet dat [B] enig bedrag heeft geïnvesteerd in de verkrijging en ook niet heeft ontvangen uit de exploitatie. Indien [B] in enigerlei mate gerechtigd was tot de rechten met betrekking tot het merk [H] had eiseres, in zakelijke verhoudingen, een deel van de door haar gemaakte kosten bij [B] in rekening gebracht. Aangezien dit niet is gebeurd moet het ervoor worden gehouden dat het economische belang bij de verkregen rechten vanaf het begin volledig bij eiseres heeft berust. Dit geldt evenzeer voor het economische belang bij de rechten op de merknaam waarvan de juridische eigendom bij [B] berust

4.4. Het oordeel dat het economische belang bij de verkregen rechten vanaf het begin volledig bij eiseres heeft berust wordt eveneens gedragen door de inhoud van de op verzoek van verweerder door [B] in een notitie van 6 juni 2001 gegeven beschrijving van de gang van zaken rond de verkrijging van de rechten op de merknaam. [B] verklaart in deze notitie onder meer: “Voor dit product gebruikt [J] de merknaam [H], die in feite toebehoorde aan [J]’s voormalige principaal: [I], en die thans toebehoort aan [N]. (…) Een bijkomend probleem word (sic) gevormd door het feit dat Prof. [E] in 1985 het eigendom in een Amerikaans octrooi (US Patent 4,698,360) voor 50% heeft overgedragen aan [J]. In 1994 heeft [E] zijn 50% van dit Amerikaans octrooi aan [N] overgedragen. (…) [N] heeft in 1996 een aantal Amerikaanse bedrijven, die ongegeneerd inbreuk maakten op het patent, gedagvaard.” De rechtbank acht deze door [B] op 6 juni 2001 gegeven beschrijving geloofwaardig.

4.5. Eiseres heeft in beroep nog gesteld dat een derde gedeelte van de verkoopopbrengst niet aan haar maar aan [B] valt toe te rekenen. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die deze stelling kunnen dragen. Uit de gedingstukken blijkt niet dat eiseres gehouden is tot doorbetaling van een gedeelte van de verkoopopbrengst dan wel dat doorbetaling heeft plaatsgevonden. Gelet op de omstandigheid dat, zoals hierboven is geoordeeld bij eiseres het economische belang berust, ligt dat ook niet in de rede.

4.6. Gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is het gelijk in dezen aan de zijde van verweerder en moet het beroep derhalve ongegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. P.J.J. Vonk, voorzitter, mr. H.A.J. Kroon en mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Postema-van der Koogh, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.