Rechtbank Haarlem, 02-11-2010, BZ8958, AWB 08/2853 t/m 08/2858
Rechtbank Haarlem, 02-11-2010, BZ8958, AWB 08/2853 t/m 08/2858
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 2 november 2010
- Datum publicatie
- 29 april 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BZ8958
- Zaaknummer
- AWB 08/2853 t/m 08/2858
Inhoudsindicatie
Eiser handelt in tweedehandse legermateriaal. Vaste inrichting in Nederland.Tekortkomingen in administratie en omkering bewijslast.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 08/2853, 08/2854, 08/2855, 08/2856, 08/2857 en 08/2858
Uitspraakdatum: 2 november 2010
Uitspraak in de gedingen tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: H.A. Wiggers, advocaat te Velp
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht Gerbrandystraat, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 840. Bij beschikking van dezelfde datum is € 124 heffingsrente berekend.
1.1.2. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 191.548. Bij beschikking van dezelfde datum is fl. 14.800 heffingsrente berekend.
1.1.3. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.735. Bij beschikking van dezelfde datum is € 183 heffingsrente berekend.
1.1.4. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 32.410 (grondslag: € 19.250). Bij beschikking van dezelfde datum is € 222 heffingsrente berekend.
1.1.5. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.669. Bij beschikking van dezelfde datum is € 663 heffingsrente berekend.
1.1.6. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag WAZ opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 26.575 (grondslag: € 13.415). Bij beschikking van dezelfde datum is € 161 heffingsrente berekend.
1.2.1. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 februari 2008 het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve de onder 1.1.1 bedoelde naheffingsaanslag verminderd tot € 482 en de heffingsrente overeenkomstig verminderd.
1.2.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 februari 2008 de onder 1.1.2 bedoelde navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 158.430 en de heffingsrente overeenkomstig verminderd. Bij beschikking van 15 februari 2008 is het belastbaar inkomen verminderd tot fl. 148.403. De beschikking heffingsrente is overeenkomstig aangepast.
1.2.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2008 de onder 1.1.3 bedoelde navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.266 en de heffingsrente overeenkomstig verminderd.
1.2.4. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2008 de onder 1.1.4 bedoelde navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een premie-inkomen van
€ 31.941 (grondslag € 18.781) en de heffingsrente overeenkomstig verminderd.
1.2.5. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2008 de onder 1.1.5 bedoelde navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 20.442 en de heffingsrente overeenkomstig verminderd.
1.2.6. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2008 de onder 1.1.6 bedoelde navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een premie-inkomen van
€ 25.348 (grondslag € 12.188) en de heffingsrente overeenkomstig verminderd.
1.3. Eiser heeft bij brieven van 13 maart 2008, ontvangen bij de rechtbank op 14 maart 2008, beroep ingesteld tegen de onder 1.2.1 tot en met 1.2.6 bedoelde uitspraken.
1.4. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2009.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen A.C. Versteeg en P. van Welbergen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
1.6. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 22 september 2010.
Namens verweerder zijn verschenen A.C. Versteeg en P. van Welbergen. Eiser is niet verschenen. Uit een als nader stuk aangemerkt faxbericht van 21 september 2010 afkomstig van de gemachtigde blijkt dat de uitnodiging voor de zitting eiser heeft bereikt.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De ondernemingsactiviteiten van eiser bestaan voornamelijk uit de handel in tweedehands legermateriaal. Eiser koopt het materiaal vooral in Engeland en de Verenigde Staten, maar ook in andere landen. Incidenteel handelt eiser in nieuwe onderdelen voor auto’s. Het gebruikte factuuradres is het ouderlijk huis van eiser in [A].
2.2. Op 20 september 2005 is een boekenonderzoek aangekondigd. In het op 15 augustus 2006 uitgebrachte rapport is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“2.2 Administratie
De heer [X] verzorgt zelf de administratie.
Dit vindt plaats in een tabellarisch kas-, bankboek.
De heer [X] verzorgt de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting.
Mevrouw [B] verzorgt de jaarrekening die als bijlage bij de aangifte inkomstenbelasting wordt meegezonden.
Er wordt alleen een opstelling vervaardigd van de inkomsten en uitgaven en een overzicht van de toegepaste afschrijvingen.
Een balans werd niet als bijlage met de aangifte inkomstenbelasting meegezonden.
2.2.1 Verwerpen administratie
(…)
Bij het onderzoek zijn de volgende materiële gebreken vastgesteld:
De opbrengst van de verkopen in het kalenderjaar 2000 werden niet volledig geboekt in het tabellarisch kas-, bankboek.
Bij het onderzoek zijn de volgende formele gebreken vastgesteld:
Van de verkopen buitenland werden voor een significant deel van de verkopen geen afschriften van facturen bewaard bij de administratie in de kalenderjaren 2000 en 2001. De aangiften omzetbelasting wijken in belangrijke mate af met betrekking tot de werkelijk behaalde omzet buitenland.
(…)
3.3 Voorraden
De belastingplichtige nam geen voorraad per balansdatum op.
Volgens door de heer [X] telefonisch verstrekte informatie wordt de inkoopwaarde van de verkopen theoretisch benaderd door de behaalde omzet te verminderen met een brutowinstopslagpercentage. De met de verkopen behaalde winsten worden onder andere gebruikt voor het instandhouden van de voorraad. In de gecontroleerde jaren 2000 tot en met 2002 wordt het totaalbedrag van de betaalde inkopen als inkoopwaarde van de verkopen aangemerkt.
(…)
4.1.2 Inkopen
Inkoopwaarde van de verkopen.
In de opgestelde winst en verliesrekeningen werd in principe alle gedane inkopen als kosten verwerkt. Hierop werden in de jaren 2000 tot en met 2003 correcties aangebracht in verband met mutaties in de voorraad.
(…)
In het kalenderjaar 2002 werd volgens de telling in het tabellarisch kas-, bankboek € 29181,97 voor inkopen betaald.
In de Winstberekening 2002 werd een inkoopwaarde van de onderdelen vermeld van € 39145,98. Het verschil bedraagt € 9964,01. Dit is volgens de toelichting in de jaarrekening het bedrag waarmee de waarde van de voorraad in 2002 is afgenomen
In de jaarrekening 2002 werd hiernaast nogmaals het bedrag van de afname van de voorraad vermeld. Dit bedrag wordt gecorrigeerd.
Volgens de verklaring van de heer [X] zijn de voorraden grotendeels opgebouwd uit restpartijen die uit de ingekochte “loten” overblijven. Tot het kalenderjaar 1998 vonden per saldo slechts afboekingen van de voorraad plaats. In 1999 vond een boeking van toename van de voorraad plaats ter grootte van fl. 21.408,-
Gesteld wordt dat tot en met het jaar 1999 alle inkoopwaarden in de jaarrekeningen werden verwerkt.
Met de waardering van de inkoopwaarde op theoretische bedragen met betrekking tot de kalenderjaren 2000 tot en met 2002 wordt niet akkoord gegaan.
De geboekte inkopen moeten als inkoopwaarde in de jaarrekeningen worden verwerkt.
Jaar 2000 2001 2002
Inkopen goederen volgens het
kas-, bankboek januari fl. 2.230,80
Inkopen (februari) tot en met
december fl. 371.625,90
Totaal in het kas-, bankboek
geboekte inkopen fl. 373.856,70 fl. 309.002,15 € 29.181,97
Mutatie verkopen uit oude
voorraden 0,00 fl. 4.000,00 0,00
Totaal te boeken inkoopwaarde
van de verkopen fl. 373.856,70 fl. 313.002,15 € 29.181,97
Te activeren inkopen fl. -/- 33.000,00
Koersverschillen inkopen fl. -/- 496,00 0,00 0,00
Telling fl. 373.360,70 fl. 280.002,15 € 29.181,97
In de jaarrekening werden als
inkoopkosten geboekt fl. 401.519,04 fl. 293.799,15 € 49109,98
(…)
Winstcorrectie
Minder inkoopwaarde goederen fl. 28.158,34 fl. 13.797,00 € 19.928,01
4.2 Bedrijfskosten
4.2.1 Telefoonkosten
In 2001 vonden restituties plaats van de betaalde kosten Debitel ten bedrage van fl. 1370,64 inclusief omzetbelasting. Hiermee werd in de jaarrekening van 2001 nog geen rekening gehouden. Met privé-gebruik telefoon werd in de jaren 2000 tot en met 2003 nog geen rekening gehouden. De waarde van dit privé-gebruik wordt bepaald op het bedrag van het loon in natura dat in verband met privé gebruik telefoonkosten voor werknemers in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt toegepast. In verband met verjaring van de na te heffen omzetbelasting met betrekking tot het tijdvak 1-1-2000 tot en met 31-12-2000 wordt deze correctie inclusief omzetbelasting toegepast voor het kalenderjaar 2000.
Jaar 2000 2001 2002 2003
Privé-aandeel telefoonkosten fl. 492,- fl. 600,- € 272,- € 272,-
Restitutie kosten Debitel fl. 1.370,64
Subtotaal fl. 492,- fl. 1.970,64 € 272,- € 272,-
Hierover af te dragen btw fl. 314,00 € 43,- € 43,-
Winstcorrectie
Minder zakelijke kosten excl. btw fl. 492,- fl. 1.656,00 € 229,- € 229,-
(…)
4.2.3 Privé-gebruik auto
Met betrekking tot de in gebruik zijnde bedrijfsauto is geen kilometeradministratie bijgehouden. Alle kosten die op de auto betrekking hebben worden in de jaarrekeningen van de kalenderjaren 2000 tot en met 2003 verwerkt. De gemiddelde cataloguswaarde van de auto wordt bepaald op
fl. 25.000,-. Met ingang van 1-1-2001 dient in de jaarrekening in verband met privé-gebruik van bedrijfswagens een forfaitaire bijtelling plaats te vinden. Deze bijtelling bedraagt 25% van de cataloguswaarde indien er geen kilometeradministratie wordt gevoerd. Met ingang van het kalenderjaar 2002 bedraagt de bijtelling 10% van de gemiddelde cataloguswaarde.
Met betrekking tot het jaar 2000 dient in verband met het privé-gebruik en gebruik van de auto om niet zakelijke doeleinden een fiscale bijtelling plaats te vinden van de kosten die in verhouding privé-gebruik / totaalverbruik staan, ten opzichte van de totaal geboekte kosten, die zijn verbonden aan deze bedrijfsauto. Dit aandeel van de kosten verbonden aan het privé-gebruik wordt voor het jaar 2000 bepaald op fl. 3000,- inclusief omzetbelasting.
Jaar 2000 2001 2002 2003
Privé-aandeel autokosten fl. 3.000,- fl. 6.250,- € 1.134,- € 1.134,-
Hierover af te dragen omzetbelasting fl. 750,- € 136,- € 136,-
Winstcorrectie
Privé-aandeel autokosten fl. 3.000,- fl. 5.500,- € 998,- € 998,-
De correctie in euro’s bedraagt € 1.361,- € 2.496,-
(…)
4.2.5 Nog te boeken kosten
In de jaarrekeningen 2000 tot en met 2003 werd nog geen rekening gehouden met betaalde kosten ter zake van de huur van opslagruimte van de voorraden in België, diverse betaalde nog niet geboekte autokosten en kosten van zakelijke telefoongesprekken die met de privé-aansluiting in België werden gemaakt.
De heer [X] heeft met betrekking tot deze kosten opstellingen vervaardigd.
De op deze opstellingen geboekte kosten worden alsnog geaccepteerd en verwerkt in de winstberekeningen.
Jaar 2000 2001 2002 2003
Winstcorrectie
Nog te boeken kosten fl. 10.450 fl. 10.200 € 4.758 € 4.783”
2.3. In de brief van 24 januari 2008, die dient als motivering bij de uitspraken op bezwaar, heeft verweerder aangegeven de correcties voor het privégebruik auto en de telefoonkosten voor de jaren 2002 en 2003 te laten vervallen. De navorderingsaanslagen IB/PVV en de naheffingsaanslag omzetbelasting zijn dienovereenkomstig verminderd.
2.4. De echtgenote van eiser heeft de Belgische nationaliteit. Niet in geschil is dat de activiteiten van eiser met ingang van 1 januari 2004 vanuit de woning in België worden verricht.
2.5. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een proces-verbaal van 24 juni 2003 van de Federale Politie Gerechtelijke Dienst Arrondissement [C] (België). In dit proces-verbaal staat onder andere de volgende, door eiser afgelegde, verklaring:
“Nadat ik van u de nodige uitleg heb gehad inzake het onderzoek en de buitenlandse transacties wens ik daaromtrent geen verdere uitleg te verschaffen. Ik heb een bedrijf namelijk de eenmanszaak [D] gevestid in [adres]. De Belgische bankrekening [nummer] is een rekening op naam van mijn eenmanszaak gevestigd te Nederland. In 2002 heb ik verder een eenmanszaak opgericht in België op naam van mijn vrouw [B].
Beide eenmanszaken drijven handel in 2de-hands onderdelen. Natuurlijk zijn de buitenlandse transacties in 2000 en 2001 betalingen van door mij geleverde auto-onderdelen.
Ik bezit een BTW-nummer [nummer] in Nederland. Mijn vrouw is houder van een Belgisch BTW-nummer.
Op verdere vragen wens ik eigenlijk niet te antwoorden.
Sedert 10 jaar drijf ik handel in originele auto-onderdelen van Amerikaanse makelij vanaf de jaren 1940. Als hobby heb ik het verzamelen van oudere militaire voertuigen.
Mijn voornaamste activiteit is de handel in onderdelen met een klein gedeelte voertuigen. Indien ik voertuigen aan of verkoop dan gaat het meestal om bijna wrakken – nooit oud operationeel wapentuig. Zowel aankoop als verkoop zijn te zoeken in gespecialiseerde, lees zelfs internationale, kringen.
Alle administratie en boekhouding van mijn eenmanszaak is aan te treffen op de zetel van mijn zaak in Nederland. Ik sta zelf in voor de boekhouding.
Met betrekking tot de eenmanszaak van mijn echtgenote wordt de boekhouding gevoerd door een boekhouder. De boekhouding wordt bijgehouden in onze woning. Het is de bedoeling om dit jaar de activiteiten en de eenmanszaak in Nederland te stoppen en verder te werken onder de eenmanszaak van mijn echtgenote hier in België.”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser in Nederland buitenlands belastingplichtig is voor de inkomstenbelasting. Voorts zijn de inkoopwaarden van de door eiser verhandelde goederen en de correcties privégebruik auto en telefoonkosten in geschil. Ter zitting van 22 september 2010 heeft verweerder aangekondigd de naheffingsaanslag omzetbelasting te zullen vernietigen.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de belastingaanslagen.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
Naheffingsaanslag omzetbelasting
4.1.1. Verweerder heeft ter zitting aangekondigd de naheffingsaanslag omzetbelasting te zullen vernietigen. Nu de rechtbank niet is gebleken dat dit op de datum waarop deze uitspraak wordt gedaan, is gebeurd, zal de rechtbank de naheffingsaanslag vernietigen. Dit betekent dat het beroep met het nummer 08/2853 gegrond dient te worden verklaard.
4.1.2. Aangezien de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, slaagt ook het beroep tegen de beschikking heffingsrente. De rechtbank zal deze beschikking eveneens vernietigen.
Buitenlands belastingplichtige
4.2. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in Nederland niet buitenlands belastingplichtig was omdat hij zijn bedrijfsactiviteiten vanuit zijn woning in België verrichtte. In Nederland was alleen ongeveer 100 m2 opslagruimte aanwezig, van waaruit sommige goederen naar de afnemers werden vervoerd. Voorts verwijst eiser naar de passage in het controlerapport over de nog te boeken kosten, waaruit duidelijk zou blijken dat de onderneming in België was gevestigd. Verweerder heeft dit standpunt bestreden, onder andere onder verwijzing naar de onder 2.5 geciteerde verklaring van eiser tegenover de Belgische autoriteiten. Niet is in geschil dat voor de onderneming bestemde goederen werden afgeleverd op het adres in Nederland. Bovendien vermeldden de uitgereikte facturen het adres in Nederland, aldus verweerder. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser tijdens de onderhavige jaren in België woonde en dat de onderneming in ieder geval met ingang van 1 januari 2004 in België is gevestigd.
4.3. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of eiser tijdens de onderhavige jaren in Nederland over een vaste inrichting beschikte. Een vaste inrichting is een fysieke constructie die voor het daarin uitgeoefende bedrijf is ingericht en die de belastingplichtige duurzaam ter beschikking staat. De opslagplaats die eiser in [A] ter beschikking stond, voldoet in beginsel aan deze criteria. Gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten is een opslagplaats een geschikte fysieke constructie voor de verkoop en de aflevering van de desbetreffende goederen aan afnemers, welke constructie eiser in de onderhavige jaren duurzaam ter beschikking stond.
4.4. Eiser heeft tegenover de Belgische politie een gedetailleerde verklaring afgelegd over de vestigingsplaats van zijn onderneming, die in Nederland zou zijn gelegen. De andersluidende verklaring die eiser in het kader van de onderhavige procedures heeft afgelegd is onvoldoende om een andere conclusie te trekken over de vestigingsplaats van de onderneming. De laatstgenoemde verklaring is vrij algemeen van aard en is in essentie niet meer dan een blote ontkenning van de eerder tegenover de Belgische politie afgelegde verklaring.
4.5. De rechtbank komt na afweging van alle omstandigheden en verklaringen tot het oordeel dat eiser in Nederland een vaste inrichting had en buitenlands belastingplichtig was. Eiser dient derhalve voor de aan de vaste inrichting toerekenbare winst in de heffing van IB/PVV en WAZ (dit laatste op grond van artikel 14 bis, tweede lid, tweede volzin, Verordening (EEG) 1408/71) te worden betrokken.
Omkering en verzwaring bewijslast
4.6. Ingevolge artikel 52, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR verklaart de rechtbank ingevolge artikel 27e, onder b, AWR het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.7. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar paragraaf 2.2.1 van het controlerapport op het standpunt gesteld dat de administratie dusdanig ernstige tekortkomingen vertoont dat zij een onvoldoende betrouwbare basis is voor de vaststelling van de winst. Eiser erkent dat hij op de door de controleambtenaar beschreven wijze zijn administratie heeft gevoerd, maar bestrijdt dat die ernstige tekortkomingen vertoont. De administratie is weliswaar summier, maar dit is gelet op de bijzondere aard van de verhandelde goederen en de tijdens de controle gegeven toelichting onvoldoende reden om de administratie te verwerpen. Het kas-, bankboek is volgens eiser volledig bijgehouden. Het ontbreken van enkele bankafschriften doet hier niet aan af, aldus eiser.
4.8. Gelet op de bevindingen in het controlerapport over de administratie, namelijk het ontbreken van stukken, zoals invoer- en aankoopbescheiden, een deel van de bankafschriften en facturen of berekeningen van de contante verkopen en – als gevolg hiervan – een gebrekkige kasadministratie, kan de administratie niet als een betrouwbare basis voor de berekening van de winst worden beschouwd. Vooral gebreken in de kasadministratie zijn in een onderneming als de onderhavige, waarin veel contant wordt afgerekend, niet aanvaardbaar. De stelling van eiser dat de bijzondere aard van de verhandelde goederen een reden is om een uitzondering te maken op de eisen die aan een kasadministratie worden gesteld, volgt de rechtbank niet. De bijzondere aard van de goederen is juist een reden om extra aandacht aan de kasadministratie te besteden. Verweerder heeft derhalve terecht een beroep gedaan op de omkering en verzwaring van de bewijslast. Het is aan eiser om te doen blijken dat de navorderingsaanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
Navorderingsaanslagen
4.9. Verweerder heeft de inkoopwaarde van de verkochte goederen gecorrigeerd en de winst voor het jaar 2000 met fl. 28.158,34 verhoogd, de winst voor het jaar 2001 met fl. 13.797,00 en de winst voor het jaar 2002 met € 19.928,01. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de forfaitair door eiser aan de hand van de verkopen berekende inkoopwaarde van de voorraad (75%) niet juist is en dat rekening moet worden gehouden met de werkelijke in het kas-, bankboek vermelde inkoopbedragen. Eiser stelt zich op het standpunt dat de forfaitaire berekening van de inkoopwaarden de juiste methode is. Het is door de afwijkende aard van de goederen niet mogelijk om per goed de inkoopwaarde te bepalen. Vaak kocht eiser grote partijen goederen op, waarvan sommige eerst waardeloos leken, terwijl later bleek dat zij wel een waarde hadden of omgekeerd. De goederen in deze partijen werden vaak apart verkocht. Bovendien werden uit verschillende ingekochte onderdelen goederen vervaardigd, zodat de inkoopwaarde van vervaardigde goederen moeilijk is vast te stellen, aldus eiser.
4.10. Verweerder heeft bij de bepaling van de inkoopwaarden de administratie van eiser gevolgd en de in het kas-, bankboek als inkopen opgenomen bedragen als uitgangspunt genomen. Het standpunt van eiser dat de inkoopwaarde dient te worden bepaald op een forfaitair percentage van de omzet dient te worden verworpen. Eiser, op wie zoals hiervoor is overwogen de bewijslast rust, heeft niet doen blijken dat in werkelijkheid 75% van de verkoopprijzen als inkoopprijs heeft te gelden. Hetgeen eiser ter onderbouwing van de door hem gevolgde forfaitaire methode heeft aangevoerd, doet hier niet aan af. Dat de inkoopwaarde van een specifiek goed of onderdeel moeilijk te bepalen is, is geen reden om uit te gaan van forfaitaire inkoopwaarden die geen verband houden met de werkelijkheid.
4.11. Voorts is in geschil of de bijtelling privégebruik auto als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) (2000) dan wel artikel 3.20 van de Wet IB 2001 (2001) van toepassing is op de tot het bedrijfsvermogen behorende bestelauto. Ingevolge artikel 42, zevende lid, van de Wet IB 1964 wordt voor de toepassing van het tweede en het derde lid onder personenauto verstaan een personenauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Ingevolge artikel 3.20, vierde lid, van de Wet IB 2001 is de bijtelling privégebruik auto, als bedoeld in dat artikel, niet van toepassing op de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen. Gelet op de omschrijving van de bestelauto, een auto met een laadruimte achterin en twee zitplaatsen voorin, is voor beide jaren sprake van een auto waarop de bijtelling in beginsel van toepassing is.
4.12. Op eiser rust op grond van artikel 42, vijfde lid, van de Wet IB 1964 (2000) dan wel artikel 3.20, tweede lid, van de Wet IB 2001 (2001) de last te doen blijken dat de auto niet meer dan 1.000 (2000) c.q. 500 kilometer (2001) voor privédoeleinden is gebruikt. Eiser heeft geen kilometeradministratie bijgehouden en heeft derhalve niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Verweerder heeft de bijtelling privégebruik auto voor beide jaren terecht toegepast.
4.13. Vast staat dat eiser in 2000 en 2001 alle hem in rekening gebrachte telefoonkosten ten laste van zijn bedrijf heeft gebracht. Verweerder heeft op grond van de regeling in de Wet op de loonbelasting 1964 het met privégebruik gemoeide bedrag aan kosten en lasten voor het jaar 2000 geschat op fl. 492 en voor het jaar 2001 op fl. 600. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de bijtelling voor privégebruik telefoon gelet op het totaalbedrag van de hiermee gemoeide kosten, in redelijkheid niet op een te hoog bedrag vastgesteld, zodat het gelijk aan de zijde van verweerder is.
4.14. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen met de nummers 08/2854 tot en met 08/2858 ongegrond te worden verklaard. De beroepen tegen de met deze aanslagen samenhangende beschikkingen heffingsrente heeft eiser niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslagen geen doel treffen, zal het beroep tegen de beschikkingen heffingsrente eveneens ongegrond worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep, inclusief de verzetsprocedure, met het nummer 08/2853 redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (½ punt voor het indienen van het verzetschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 16 oktober 2009 met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep met het nummer 08/2853 gegrond;
- verklaart de overige beroepen ongegrond;
- vernietigt de in 1.2.1 vermelde uitspraak op bezwaar van 15 februari 2008;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting, alsmede de met deze naheffingsaanslag samenhangende beschikking heffingsrente;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 805;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 145 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. M. Koole en
mr. A.A. Fase, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.