Home

Rechtbank Haarlem, 08-06-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:6802, AWB 10/812, 10/1552 en 10/1707

Rechtbank Haarlem, 08-06-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:6802, AWB 10/812, 10/1552 en 10/1707

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
8 juni 2011
Datum publicatie
10 april 2017
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:6802
Zaaknummer
AWB 10/812, 10/1552 en 10/1707
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52

Inhoudsindicatie

artikel 52 AWR

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummers: AWB 10/812, 10/1552 en 10/1707

Uitspraakdatum: 8 juni 2011

Uitspraak in de gedingen tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Midden, kantoor Haarlem, verweerder.

10/2795

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.1. Verweerder heeft met dagtekening 31 juli 2008 aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag (aanslagnummer [# 1] ) vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 72.081. Bij beschikking met dezelfde dagtekening is aan eiseres een bedrag van € 3.995 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2. Verweerder heeft met dagtekening 11 oktober 2008 aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [# 2] ) vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 65.273. Bij beschikking met dezelfde dagtekening is aan eiseres een bedrag van € 3.014 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.3. Verweerder heeft met dagtekening 11 april 2009 aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [# 3] ) vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 600.000. Bij beschikkingen met dezelfde dagtekening is aan eiseres een verzuimboete van € 794 en een bedrag van € 20.734 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.1. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 januari 2010 de onder 1.1.1 bedoelde aanslag verminderd tot nihil en het met de belastbare winst verrekende verlies op de voet van artikel 21a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) vastgesteld op € 2.353. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast. Aan eiseres is € 2 heffingsrente vergoed.

1.2.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 februari 2010 de onder 1.1.2 bedoelde aanslag verminderd tot nihil en het met de belastbare winst verrekende verlies op de voet van artikel 21a van de Wet vastgesteld op € 36.026. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast. Aan eiseres is geen heffingsrente in rekening gebracht of vergoed.

1.2.3.Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2010 de belastbare winst over het belastingjaar 2006 vastgesteld op € 143.752. Het met de belastbare winst verrekende verlies op de voet van artikel 21a van de Wet is vastgesteld op € 45.078 zodat een aanslag resulteert naar een belastbaar bedrag van € 98.674. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast en vastgesteld op € 3.857.

1.3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de onder 1.2 bedoelde uitspraken. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend in het dossier met het nummer 10/1707. Nu deze stukken behoren bij de pleitnota welke gemachtigde ter zitting heeft voorgedragen die ook op de onderhavige zaak betrekking heeft, heeft de rechtbank deze stukken eveneens in onderhavig dossier gevoegd. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2011. Namens eiseres is verschenen [B] , directeur. Namens verweerder zijn verschenen Th. J. Louter, S. Gerkema en W.A. Minnaard. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken van [X] B.V. welke onder de nummers 10/1355 en 10/1915 aanhangig zijn, alsmede tegelijk met de zaken van [A] welke onder de nummers 10/2795 en 10/1796 aanhangig zijn. De rechtbank heeft de stukken in deze zaken op verzoeken van partijen over en weer in de verschillende dossiers gevoegd.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Eiseres exploiteert een autoschadeherstelbedrijf onder de naam “ [C] ”. Daarnaast verricht eiseres gewone onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan auto’s. In de onderhavige periode is [A] (hierna: [A] ) directeur-grootaandeelhouder van eiseres. [A] stelt zonder vergoeding kapitaal en bedrijfsruimte ter beschikking aan eiseres.

2.2.

Eiseres betaalt [A] geen salaris. Eiseres heeft twee voltijdsmedewerkers, de heren [D] en [E] , die evenmin een salaris ontvangen. [A] en de heren [D] en [E] hebben op 15 september 2000 een afspraak gemaakt dat laatstgenoemde heren als beloning voor hun werkzaamheden in de toekomst 24% van de aandelen in eiseres zullen ontvangen. De verkrijging is afhankelijk van de vervulling van twee voorwaarden: 1) eiseres maakt per saldo winst, en 2) eiseres heeft haar schuld aan [A] afgelost.

2.3.

Bij eiseres is op 20 maart 2007 een boekenonderzoek gestart. In paragraaf 6.1.1 van het controlerapport van 24 november 2008 dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld, is het volgende opgenomen:

“ [X] BV h/o [C] is diverse malen bezocht door diverse schade-experts. Op verzoek van verzekeringsmaatschappijen hebben zij op het adres van [C] auto’s met schade beoordeeld. Van diverse schade-experts hebben wij renseignementen ontvangen. In deze renseignementen is o.a. informatie opgenomen omtrent datum van bezoek, kenteken van het voertuig en getaxeerde schade.

Van de 91 renseignementen hebben wij er 74 niet in de omzetverantwoording teruggevonden. De ondernemer heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Het is aannemelijk dat deze auto’s met schade zijn hersteld door het schadebedrijf.

In bijlage A zijn de renseignementen die niet in de administratie zijn aangetroffen gespecificeerd. In elk renseignement is een schadebedrag opgenomen die door een expert is bepaald. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het voertuig voor dit bedrag is hersteld. Per jaar ontbreekt de volgende omzet:

2003

16.503

2004

-

22.395

2005

-

51.833

2006

-

50.763

(…)”

2.4.

In paragraaf 6.1.3 van het onder 2.3 bedoelde rapport is het volgende opgenomen:

“De inkoop van materialen hebben wij geprobeerd aan te sluiten met de verkoopadministratie. In veel gevallen is van een inkoop op te maken om welk automerk het gaat. Het betreft inkopen op het gebied van herstel van plaatschades en inkopen van onderdelen om motoren te repareren of te onderhouden. Het is aannemelijk dat deze inkopen een rechtstreeks verband met de verkoopfacturen vertonen. We hebben diverse ingekochte materialen van de jaren 2003 t/m 2006 niet kunnen aansluiten met de verkoopadministratie. Derhalve hebben wij verzocht om corresponderende verkoopfacturen te tonen. Zoals gemeld in paragraaf 4.2 hebben wij geen antwoord gekregen voor de jaren 2003, 2004 en 2006.

(…)

2005

(…)

Ook voor deze inkopen hebben wij gevraagd de corresponderende factuur te tonen. De heer [B] heeft hier o.a. de volgende antwoorden op gegeven:

▪ Klus is niet doorgegaan*;

▪ Tot 9 maal toe is een inkoop (diverse onderdelen van diverse merken) geruild voor een onderdeel van een KIA;

▪ Onderdeel heeft betrekking op de auto van de heer [A] of een auto van zijn zoon. De kosten zouden in 2006 betaald zijn en verrekening zou plaatsvinden in 2006** met een schade-uitkering;

▪ Er is geen factuur opgemaakt, waarschijnlijk is dat vergeten.

* Hier valt over op te merken dat in 2005 in de grootboekrekening Inkoop 19% geen creditfactuur is aangetroffen. Met andere woorden het materiaal is niet geretourneerd.

** In 2006 geen facturen aangetroffen die zijn uitgereikt aan de heer [A] en/of zijn zoon m.b.t. een kostenverrekening.

Van een aantal inkopen zijn de, volgens de belastingplichtige bijbehorende, verkoopfacturen getoond. Hierover valt o.a. op te merken dat:

▪ Facturen worden erg laat uitgereikt (…);

▪ 1 factuur wordt 3 maanden eerder dan de inkoop uitgereikt;

▪ Het merk komt wel overeen maar het type wijkt af.”

Uit paragraaf 9.1 van het rapport blijkt dat de omzetcorrectie per jaar op € 23.000 wordt gesteld.

2.5.

In paragraaf 6.2.2. van het onder 2.3 bedoelde rapport is het volgende opgenomen:

“In de jaren 2003 t/m 2005 zijn volgens de grootboekrekening 4400 de volgende brandstofkosten ten laste van de winst gebracht.

(…)

Men tankt Diesel, Euro en Super Plus. Er wordt op diverse plekken in Noord-Holland en regelmatig in Friesland getankt.

Op onze vraag of deze uitgaven voor brandstoffen zakelijk zijn antwoordt de heer [B] :

“De heer [A] haalt en bekijkt auto’s en onderdelen door heel Nederland (inclusief Friesland en Groningen). Er wordt proef gereden met gerepareerde wagens. De heren [A] , [E] en [D] maken met hun privé auto’s zakelijke ritten. Men heeft de beschikking over de gele [f] bus (op naam van [G] BV waar de heer [A] in loondienst is).”

Het betreft voertuigen die niet tot het bedrijfsvermogen behoren van [X] BV.

In de administratie hebben wij enkel de brandstofbonnen aangetroffen. Er zijn geen kilometerdeclaraties opgemaakt. Het is niet inzichtelijk wat van deze kosten als zakelijk geïnterpreteerd mag worden.

Het is niet aannemelijk dat brandstof in deze mate bedrijfsmatig is verbruikt. Volgens de inkoopfacturen worden de onderdelen hoofdzakelijk aangeschaft in de omgeving van het bedrijfsadres. Voor het proefrijden zal in het algemeen nog voldoende brandstof in het voertuig ter beschikking zijn.

Het ligt nu voor de hand aan te nemen dat via de BV betaalde brandstofkosten ook voor privéritten of andere doeleinden bestemd zijn geweest. Op geen enkele manier is te staven of de geleverde brandstof uitsluitend is gebruikt voor bedrijfsdoeleinden.

Deze kosten accepteren wij niet volledig als bedrijfskosten. 1/3 van de kosten willen wij als zakelijk accepteren.”

2.6.

In paragraaf 7 van het onder 2.3 bedoelde rapport is het volgende opgenomen:

“In de administratie van [X] BV van 2003 is een factuur afkomstig van [H] opgenomen. Volgens de factuur is terzake verrichte werkzaamheden aan de [i] in totaal € 12.500 in rekening gebracht aan [C] . Het betreft een loods die door [C] gehuurd wordt.

Deze factuur is in de administratie als volgt geboekt:

Verbouwing 2003 (grootboek 0100) € 10.504,20

Btw voordruk hoog (grootboek 1750) € 1.995,80

aan Kas (grootboek 1000) € € 12.500

Het betreft naar ons idee een gefingeerde factuur. Deze conclusie is gebaseerd op het volgende:

▪ Behoudens het factuurhoofd is de lay out van de inkoopfactuur gelijkend aan diverse verkoopfacturen van [C] ;

▪ Het lettertype van genoemde factuur in adresgegevens, datering en bedragen komt qua font en fontgrootte overeen met het gebruikte lettertype op diverse inkoopfacturen van [C] ;

▪ Er is een opmerkelijke overeenkomst in woordkeuze van valutabenaming (“EURO”) en OB notatie (“O.B.”);

▪ De genoemde factuur is niet aangetroffen in de administratie van [H] ;

▪ De reguliere facturen die zijn uitgereikt door [H] wijken af van de genoemde factuur.

(…)

Dit wordt bevestigd door ambtenaren van de afdeling Falsificaten van de Douane in hun ambtsbericht van 31 oktober 2008.

De verbouwing is ten onrechte geactiveerd. Ten onrechte heeft afschrijving plaatsgevonden over deze verbouwing en er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. Wij nemen aan dat de afschrijving op 10% per jaar is berekend.

Correctie (8)

Meer winst (afschrijving)

2004

1.000

2005

-

1.000

(…)”

2.7.

Tot de gedingstukken behoort een intern memo van [J] , controlerend ambtenaar. Dit memo behoort bij het controlerapport dat op 14 oktober 2004 is uitgebracht naar aanleiding van een boekenonderzoek over de jaren 2001 en 2002 bij eiseres. Eiseres heeft dit memo naar aanleiding van een WOB-verzoek ontvangen. In dit memo zijn onder andere de volgende passages opgenomen:

“Ik sluit het onderzoek af, maar heb in IKB diverse behandelvoornemens aangebracht, zodat deze onderneming uiterlijk 2006 toch weer onderzocht wordt voor de periode 2003-2005.

Overigens is het IB-dossier van de heer [A] in [K] . Door een fout van onze kant is gedacht dat hij exploitant is van coffeshop [L] in [K] . Dat is echter zijn vader geweest. (…) Onze collega [M] heeft het IB gebeuren tot en met 2002 afgehandeld. Na alle administratieve verwerkingen zorgt hij ervoor dat het IB dossier naar ons gestuurd wordt.

Donderdag 14 oktober 2004 [B] gebeld.

(…)

Medegedeeld dat onderzoek afgerond is tot en met 2002.

Er is zoveel gebeurd dat het niet fair is om het onderzoek opnieuw te doen (verekening terugaven, wel/geen eindgesprek/ waaneer aangiften binnen etc).

(…)

Aangiften Vpb 99 t/m 2003 worden gevolgd. (…)

Gewaarschuwd voor vervolgbezoek in de toekomst om administratie en omzetverantwoording opnieuw onder de loep te nemen.”

2.8.

Tot de gedingstukken behoort een kopie van een depotakte van 7 oktober 2008 waarin mr. [N] , notaris te [o] , verklaart een viertal gesloten en verzegelde enveloppes in bewaring te hebben genomen voor eiseres.

2.9.

Eiseres heeft over het jaar 2006 geen aangifte gedaan. Aan haar was uitstel verleend voor het doen van aangifte tot 1 april 2008. Daarna is eiseres aangemaand voor 5 september 2008 aangifte te doen. Het door haar verzochte uitstel is geweigerd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen en de beschikkingen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Specifiek is in geschil of de door verweerder aangebrachte correcties terecht zijn aangebracht. Het gaat om de volgende correcties:

- verzwegen omzet

- omvang brandstofkosten

- activering en afschrijving verbouwing (factuur [H] )

Tevens is in geschil of verweerder op de juiste wijze rekening heeft gehouden met de correcties die zijn aangebracht bij de aanslagregeling inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van [A] .

3.2.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen en beschikkingen.

3.3.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

Bevoegdheid

4.1.

Ten aanzien van de correcties in het algemeen stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder, gelet op de gang van zaken tijdens het boekenonderzoek, het recht heeft verspeeld correcties aan te brengen. De behandelend ambtenaren hebben zich niet correct gedragen, zij hebben om informatie gevraagd die ze al hadden dan wel niet mochten vragen, zij wilden niet luisteren naar de uitleg van eiseres en haar gemachtigde en kwamen telkens hun afspraken niet na. Verweerder bestrijdt dit standpunt. Het boekenonderzoek is weliswaar moeizaam verlopen, maar de controlerend ambtenaren hebben zich correct gedragen.

4.2.

De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres. Hoewel eiseres moet worden toegegeven dat de behandeling van de zaken tot aan het indienen van het beroep bij de rechtbank veel tijd heeft gekost, kan dit niet tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de beschikkingen leiden. De rechtbank heeft in het omvangrijke dossier geen aanwijzingen gevonden dat de behandelend ambtenaren misbruik zouden hebben gemaakt van hun bevoegdheden of zich op een dermate ongepaste wijze zouden hebben gedragen dat de door eiseres bepleite consequentie zou moeten worden getrokken. Schending van enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is evenmin gebleken.

Bewijslastverdeling

4.3.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor alle onderhavige jaren de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard omdat eiseres niet desgevraagd de gegevens en inlichtingen heeft verstrekt die voor de belastingheffing te haren aanzien van belang kunnen zijn. Voor wat betreft het jaar 2006 stelt verweerder zich bovendien op het standpunt dat de vereiste aangifte niet is gedaan zodat voor dit jaar om die reden de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Nu aan de omkering op grond artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor alle jaren een zelfde feitencomplex ten grondslag ligt, zal de rechtbank dat bespreken. Eiseres bestrijdt het standpunt van verweerder. Zij heeft de vragen die zijn gesteld over de onder 2.3 bedoelde renseignementen en de onder 2.4 bedoelde inkopen wel beantwoord, maar de antwoorden bij een notaris gedeponeerd. Eiseres verwijst naar de onder 2.8 bedoelde depotakte.

4.4.

De rechtbank is van oordeel dat het deponeren van door de inspecteur gevraagde inlichtingen en gegevens niet op één lijn is te stellen met de in artikel 47, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de AWR opgenomen verplichting van een ieder om desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. De laatste twee woorden impliceren tevens dat de verplichting zich ook kan uitstrekken tot gegevens en inlichtingen die (later) niet daadwerkelijk van belang blijken te zijn voor de belastingheffing. Het is derhalve niet aan de belastingplichtige, in casu eiseres, om te bepalen welke gegevens en inlichtingen hij wel en welke hij niet wenst te verstrekken. Uit de tekst van voornoemde bepaling blijkt dat de gegevens en inlichtingen aan de inspecteur moeten worden verstrekt. Deponering bij een notaris is niet voldoende. Verweerder heeft derhalve terecht de bewijslast omgekeerd en verzwaard. De rechtbank zal op grond van artikel 27e van de AWR het beroep ongegrond verklaren, tenzij eiseres doet blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Gelet op dit oordeel over de bewijslastverdeling en de aard van de in geding zijnde correcties behoeft hetgeen verweerder in dit kader overigens heeft aangevoerd geen bespreking. Voorts behoeft geen bespreking of de bewijslast voor het jaar 2006 dient te worden omgekeerd op grond van het feit dat de vereiste aangifte niet is gedaan nu dat niet tot andere rechtsgevolgen kan leiden.

Verzwegen winst

4.5.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet alle omzet in haar administratie heeft verantwoord. Uit renseigementen van verzekeringsmaatschappijen en uit de inkopen die eiseres heeft gedaan leidt verweerder af dat eiseres meer reparatiewerkzaamheden en verkopen moet hebben gehad dan zij heeft verantwoord. De antwoorden die voor het jaar 2005 zijn gegeven, zijn niet voldoende. Verweerder verwijst naar hetgeen is vermeld in het controlerapport. Eiseres bestrijdt dit standpunt. Voor alle door verweerder genoemde verschillen bestaat een aannemelijke verklaring, die deels tijdens het boekenonderzoek is gegeven. Voor 2005 zijn alle vragen beantwoord. Ter zitting heeft eiseres voor een aantal renseignementen op bijlage A een verklaring gegeven.

4.6.

Zoals de rechtbank onder 4.4 heeft overwogen, heeft verweerder terecht de omkering en verzwaring van de bewijslast toegepast. Het is ook in deze procedure derhalve aan eiseres om te doen blijken dat en in hoeverre de door verweerder aangebrachte omzetcorrecties ten onrechte zijn toegepast. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd, is zij niet in deze verzwaarde bewijslast geslaagd. De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen waarvan eiseres stelt dat deze bij de notaris zijn gedeponeerd, niet kunnen worden geaccepteerd omdat deze niet kunnen worden gecontroleerd. Dit betekent dat uitsluitend de tijdens het boekenonderzoek voor 2005 en de ter zitting gegeven antwoorden kunnen worden beoordeeld. De rechtbank is het met verweerder eens dat de tijdens het boekenonderzoek gegeven antwoorden te vaag en te algemeen zijn om de vermoedens over de verzwegen omzet te weerleggen. Ter zitting heeft eiseres een aantal voorbeelden aangehaald en hierover een verklaring afgelegd. Nu eiseres heeft verzuimd de door haar genoemde stukken te overleggen, zijn die verklaringen niet meer dan een blote stelling en kunnen ze niet op waarheid worden getoetst. De rechtbank verwerpt deze verklaringen dan ook.

4.7.

De toepassing van de regel over de verzwaarde bewijslast ontslaat verweerder niet van zijn verplichting om een redelijke schatting te maken van de verzwegen omzet. De rechtbank acht de gemaakte schattingen redelijk doch constateert dat er mogelijk dubbeltellingen zijn geweest. Na vergelijking van de renseignementen op bijlage A en paragraaf 6.1.3 in het onder 2.3 bedoelde controlerapport komt de rechtbank tot de conclusie dat de mogelijkheid niet valt uit te sluiten dat een aantal renseignementen op bijlage A betrekking heeft op inkopen van materialen die in de verkoopadministratie van eiseres niet voorkomen. De rechtbank houdt met deze mogelijke dubbeltelling rekening door de omzet als volgt te corrigeren:

2004 (vijf mogelijke gevallen): € 2.500

2005 (drie mogelijke gevallen): € 1.500

2006 (geschat): € 2.500

De rechtbank zal de belastbare winsten, na aftrek van de hierin begrepen omzetbelasting, dienovereenkomstig verminderen.

Factuur [H]

4.8.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de factuur van [H] ten bedrage van € 12.500 gefingeerd is en dat eiseres deze factuur zelf heeft opgesteld en gebruikt om een verbouwing te activeren en hierop af te schrijven. Eiseres bestrijdt dit standpunt. De controlerend ambtenaren zouden zelf hebben gezien dat de verbouwing werd uitgevoerd en het bedrag is per kas voldaan. De factuur is niet vals. Uit onderzoek dat [B] bij [H] heeft gedaan, zou zijn gebleken dat laatstbedoeld bedrijf de factuur wel heeft uitgereikt. Eiseres heeft ter zitting een getuigenbewijsaanbod gedaan, namelijk dat [H] verklaart dat hij de factuur heeft opgesteld.

4.9.

De rechtbank is van oordeel dat nu verweerder de uitvoering van de verbouwingswerkzaamheden niet heeft weersproken, de correctie ten onrechte is aangebracht nu in een zakelijke relatie dergelijke werkzaamheden vergoed dienen te worden. Niet in geschil is dat het bedrag van € 12.500 voor dergelijke werkzaamheden een zakelijke vergoeding zou zijn. Dat het bedrag per kas is betaald, doet aan dit oordeel niet af. Mede gelet op hetgeen is komen vast te staan over de relaties tussen eiseres en [H] gaat de rechtbank ervan uit dat [H] de verbouwing heeft uitgevoerd. De vraag of de factuur vals is of niet behoeft, gelet op dit oordeel, in deze zaak niet te worden beantwoord. Het gelijk is op dit punt aan eiseres.

Brandstofkosten

4.10.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres te veel brandstofkosten heeft opgevoerd. Eiseres bestrijdt dit standpunt. Alle brandstofkosten zijn voor bedrijfsdoeleinden gemaakt, aldus eiseres.

4.11.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bedrag van de in administratie verwerkte brandstofkosten terecht heeft gecorrigeerd. Voor het tijdens het boekenonderzoek geconstateerde overmatige gebruik van brandstof – diesel en benzine – heeft eiseres geen bevredigende verklaring gegeven. Dit gebruik staat zelfs haaks op de verklaring van eiseres dat [A] geen werkzaamheden voor eiseres zou hebben verricht, terwijl wel door [A] zou zijn getankt om onderdelen op te halen en proefritten te maken. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat [A] tijdens de onderhavige periode in dienst was bij een andere vennootschap en dat hij na zijn auto-ongeluk eind 2004 een uitkering ontving wegens ziekte. Uit deze tegenstrijdige verklaringen kan de rechtbank geen heldere conclusie trekken over het brandstofgebruik van eiseres. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat ook diesel is getankt voor de aggregaten en LPG voor de bij eiseres gebruikte vorkheftrucks. De rechtbank acht de gegeven verklaringen deels ongeloofwaardig – volgens het controlerapport gaat het niet om LPG – en voor het overige onvoldoende onderbouwd, nu de gestelde onderliggende bescheiden niet ter zijn overgelegd. Bovendien heeft eiseres niet weersproken dat is getankt met een bus die op naam staat van de toenmalige werkgever van [A] . Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van deze bus nodig was voor haar eigen bedrijfsvoering.

De rechtbank acht het door verweerder geschatte bedrag aan brandstofkosten redelijk.

Correcties in verband met aanslag [A]

4.12.

Tot slot is voor het jaar 2006 in geschil of verweerder rekening had behoren te houden met de in de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van [A] verwerkte correcties wegens gebruikelijk loon, rente op de rekening-courant tussen eiseres en [A] en de huurwaarde van de onroerende zaken die [A] aan eiseres ter beschikking stelt. Eiseres stelt zich op het standpunt dat deze correcties dienen te worden toegepast, terwijl verweerder heeft verklaard ambtshalve de correcties toe te passen zodra de aanslag voor 2006 ten name van [A] definitief vaststaat.

4.13.

Nu de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van [A] voor het jaar 2006 niet ter beoordeling aan de rechtbank voorligt en gelet op de standpunten die [A] met betrekking tot deze correcties heeft ingenomen in de procedures voor de jaren 2003 en 2005, zal de rechtbank het standpunt van eiseres in dezen niet volgen. Dit betekent dat de rechtbank de gevraagde correcties niet zal aanbrengen. Het is aan verweerder om, zodra meer zekerheid bestaat over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van [A] voor het jaar 2006, de gevraagde correcties ambtshalve te verlenen indien en voor zover hiertoe aanleiding ontstaat.

Verzuimboete

4.14.

Ingevolge artikel 67a, eerste lid, van de AWR, kan de inspecteur – voor zover hier van belang – indien de aangifte niet wordt gedaan een boete opleggen van ten hoogste € 1.134. Dit kan de inspecteur alleen doen indien hij alvorens de boete op te leggen de belanghebbende heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte, alsmede deze een aanmaning tot het doen van aangifte heeft gezonden. Eiseres heeft de stelling van verweerder dat zij – ondanks een aan haar gezonden aanmaning – nog steeds geen aangifte heeft gedaan, niet weersproken. De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres dat zij geen aangifte voor het jaar 2006 kon indienen, omdat zij het controlerapport en het eindgesprek nodig had. Dit soort omstandigheden ontslaat de belastingplichtige niet van zijn plicht om tijdig aangifte te doen. Gelet hierop is de verzuimboete terecht opgelegd.

Heffingsrente

4.15.

Aangezien uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de belastingaanslag moet worden verlaagd, slaagt ook het beroep tegen de beschikking heffingsrente. De rechtbank zal de beschikking dienovereenkomstig aanpassen.

Slotsom

4.16.

Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De belastbare winst over het jaar 2004 bedraagt (€ 2.353 - € 3.100 =) € 747 negatief. De rechtbank zal dit verlies vaststellen. De belastbare winst over het jaar 2005 bedraagt € 33.766. De belastbare winst over het jaar 2006 bedraagt € 141.652.

5 Proceskosten

6 Beslissing