Home

Rechtbank Haarlem, 13-04-2011, BQ4460, AWB 08/3924 & AWB 08/4193

Rechtbank Haarlem, 13-04-2011, BQ4460, AWB 08/3924 & AWB 08/4193

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
13 april 2011
Datum publicatie
13 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ4460
Zaaknummer
AWB 08/3924 & AWB 08/4193

Inhoudsindicatie

Einduitspraak rechtbank inzake de indeling van rollators nadat eerder aan het Hof van Justitie prejeduciële vragen zijn gesteld, waarin Hof van Justitie heeft beslist dat Verordening (EG) nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, in de versie volgende uit een op 7 mei 2004 gepubliceerde rectificatie, ongeldig is voor zover bij de rectificatie enerzijds de werkingssfeer van de aanvankelijke verordening is uitgebreid tot rollators bestaande uit een buisvormig aluminium frame op vier wielen (van voren zwenkwielen), met handgrepen en remmen, ontworpen om personen met loopmoeilijkheden te helpen, en anderzijds die rollators zijn ingedeeld onder postonderverdeling 8716 80 00 van de gecombineerde nomenclatuur.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummers: AWB 08/3924 en 08/4193

Uitspraakdatum: 13 april 2011

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[X]., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van de gedingen

1.1. Op 12 oktober 2007 heeft verweerder aan eiseres een bindende tariefinlichting met referentie [nummer] afgegeven voor een product omschreven als: “loophulp (rollator)”. Verweerder heeft de op de aanvraag vermelde goederen ingedeeld onder de GN-code 8716 8000.

1.2. Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 november 2007 bezwaar gemaakt en gepleit voor indeling in GN-code 9021 9090.

1.3. Op 15 februari 2008 heeft eiseres aangifte gedaan voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer van “andere voertuigen”, met GN-code 8716 8000. Verweerder heeft ter zake van deze aangifte door middel van een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met dagtekening 15 februari 2008 eiseres medegedeeld € 308,99 aan douanerechten verschuldigd te zijn.

1.4. Op 5 maart 2008 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de utb. Eiseres pleit voor indeling in GN-code 9021 9090.

1.5. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2008 het onder 1.2. genoemde bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de indeling in de GN-code 8716 8000 gehandhaafd.

1.6. Voorts heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar van 15 april 2008 met betrekking tot onder 1.3. genoemde utb de GN-code eveneens gehandhaafd op 8716 8000.

1.7. Eiseres heeft tegen beide uitspraken op bezwaar met per fax verzonden brieven van respectievelijk 9 en 23 mei 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.8. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde [A] en [B], vergezeld van [C], directeur van eiseres. Namens verweerder is verschenen [D], [E] en [F]

1.10. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Eiseres heeft enkele exemplaren van het product getoond en gedemonstreerd.

1.11. De rechtbank heeft partijen bij uitspraak van 18 juni 2009 medegedeeld het geding te schorsen en iedere verdere beslissing aangehouden totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna Hof van Justitie) uitspraak zal hebben gedaan over de onder 6.1. te noemen prejudiciële vragen.

1.12. Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 22 december 2010, zaaknummer C-273/09 antwoord gegeven op genoemde vragen.

1.13. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en van partijen toestemming gekregen uitspraak te doen zonder dat een nadere zitting plaatsvindt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De onder 1.3. genoemde in geding zijnde goederen zijn dezelfde goederen als die waarvoor de onder 1.1. genoemde bti is afgegeven.

2.2. Verweerder heeft deze goederen (hierna: het product) in vak 7 van de bti als volgt omschreven:

“Een loophulp (rollator), bestaande uit een buisvormig aluminium frame op vier wielen (van voren zwenkwielen), met handgrepen en remmen. De loophulp is voorzien van een zitje/plateau en een mand van metaaldraad . De loophulp kan worden ingeklapt voor vervoer. Het product is ontworpen om personen met loopmoeilijkheden te helpen.

Het stelt een persoon in staat vooruit te komen door de rollator vooruit te duwen, hetgeen de persoon een zekere steun biedt.

Het product is verkrijgbaar in uitvoeringen waarbij de belastbaarheid, zithoogte en –breedte, gewicht en de diameter van de wielen verschillen.”

2.3. Eiseres voert tevens losse onderdelen in, zoals verschillende soorten armsteunen. Deze onderdelen worden per stuk in één doos verpakt, en worden vervolgens in dezelfde container bij de douane worden aangebracht en worden op dezelfde aangifte vermeld. De losse onderdelen horen echter niet bij de ingevoerde rollators, maar zijn bestemd voor het op peil houden van de voorraad van deze artikelen in het magazijn van eiseres. Eerst in het bedrijf van eiseres worden vanuit de voorraad rollators samengesteld die voldoen aan de specifieke medische voorschriften van de individuele klanten.

3. Geschil

3.1. Ten aanzien van de onder 1.1. genoemde bti is in geding of de bti terecht is afgegeven.

3.2. Ten aanzien van de onder 1.3 opgelegde utb is in geschil is of aan eiseres terecht en op juiste gronden de onder 1.3 genoemde utb is opgelegd.

3.3. Voor beide zaken is meer in het bijzonder in geschil of verweerder een juiste indeling van het product in de GN voorstaat. Eiseres bepleit indeling onder GN-code 9021 9090 en concludeert tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de onder 1.3 genoemde utb en tot wijziging van de onder 1.1 genoemde bti. Verweerder bepleit indeling onder GN-code 8716 8000 en concludeert tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

3.3. Eiseres verzoekt verweerder te veroordelen in de werkelijke kosten van de procedure voor de rechtbank als ook die voor het Hof van Justitie.

4. Van toepassing zijnde posten van de GN

4.1. In het jaar 2008 luidt Post 8716 8000 als volgt:

“(…) 8716 Aanhangwagens en opleggers; andere voertuigen zonder eigen beweegkracht; delen daarvan:

(…)

8716 80 00 - andere voertuigen”

4.2. In het jaar 2008 luidt Post 9021 9090 als volgt:

“(…) 9021 Orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden, alsmede krukken; breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; prothesen; hoorapparaten voor hardhorigen en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant:

(…)

9021 90 - andere:

(…)

9021 9090 -- andere”

4.3. Aantekening 6 op hoofdstuk 90 luidt als volgt:

“6. Voor de toepassing van post 9021 worden als orthopedische artikelen en toestellen aangemerkt, artikelen en toestellen die dienen voor

- hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen;

- hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of blessure.

- Orthopedische artikelen en toestellen omvatten eveneens orthopedische schoenen en speciale binnenzolen, ontworpen om medische aandoeningen te verhelpen, op voorwaarde dat zij (1) op maat zijn vervaardigd of (2) in serie zijn vervaardigd, per stuk en niet paarsgewijs worden aangeboden en zijn ontworpen om zowel aan de linkervoet als aan de rechtervoet te passen.”

4.4. De artikelen 1 en 3 van Verordening (EG) Nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 20 april 2004, L113, p. 5, luiden als volgt:

“Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.(…)

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.”

De bijlage luidt als volgt:

Omschrijving Indeling

GN-code Motivering

(1) (2) (3)

1. Connector voor optischevezelkabel, in niet-gemonteerde staat, bestaande uit de volgende delen:

— 1 stekkerdeel van onedel metaal met een kunststof binnenwerk en met een keramische stekkerpoot, voorzien

van een stalen veer;

— 1 buisje van onedel metaal met felsrand;

— 1 cilinder van kunststof met een krimpkous van aluminium;

— 2 houders van kunststof.

Het stekkerdeel kan met de andere delen en met een van de beide houders worden samengevoegd tot een connector.

Een enkele ommantelde optische vezel wordt door de stekkerpoot naar binnen gebracht en daarin vastgekit.

De connector dient voor het verbinden van optischevezelkabels 6909 19 00 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 2a), 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde

nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 6909 en 6909 19 00.

De connector wordt niet aangemerkt als een deel of een toebehoren van een optischevezelkabel.

De connector moet worden ingedeeld naar het materiaal waaruit hij is vervaardigd, waarbij de keramische stekkerpoot

(de zogenaamde „ferrule”) het wezenlijke karakter bepaalt.

2. Toestel bestaande uit:

— een axiale ventilator met een elektromotor en een elektronische

assemblage voor het regelen van de omwentelingssnelheid van de ventilator;

— een aluminium koellichaam.

De functie van het toestel is het afvoeren van een teveel aan warmte van een centrale verwerkingseenheid in een

automatische gegevensverwerkende machine. 8414 59 30 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8414, 8414 59 en 8414 59 30.

De ventilator verleent het product zijn wezenlijke karakter, omdat dit het belangrijkste deel vormt voor het afvoeren van een teveel aan warmte.

3. Een artikel („sneeuwschoen”) met een lengte van 65 cm en een breedte van 23 cm gemeten op het breedste gedeelte,

bestaande uit een met kunststof bespannen frame van aluminium, aan het ene uiteinde geleidelijk smaller wordend en aan het andere uiteinde afgerond. Het frame heeft een inzetstuk van kunststof, met een dikte van 1 mm, met daarin uitsparingen voor de bevestiging van

metalen bladen aan de onderzijde, teneinde met meer vastigheid op sneeuw te kunnen lopen. Aan de bovenzijde

is met behulp van een riem van kunststof een plaat van stijf metaal aan het frame vastgemaakt. Aan deze plaat zijn

bindingen van rubber bevestigd die rond een schoen gaan als het artikel wordt gedragen. De bindingen van rubber zijn op hun beurt voorzien van banden van rubber of van weefsel om het artikel aan de schoen vast te maken. Het artikel wordt gebruikt als hulp bij het wandelen in de sneeuw.

(Zie afbeelding A) (*) 9506 99 90 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur

en de tekst van de GN-codes 9506, 9506 99 en 9506 99 90.

Het artikel moet niet worden aangemerkt als sneeuwskiuitrusting aangezien het niet voor het skiën wordt gebruikt. Het artikel is geen materiaal voor lichaamsoefening.

Het product wordt aangemerkt als een artikel voor de buitensport.

4. Een geribd wieltje van onedel metaal, met een diameter van 6,74 mm, een dikte van 3,54 mm en een centergat van 3 mm.

Het artikel is bestemd om te worden ingebouwd in het vonkmechanisme van een sigarettenaansteker.

(Zie afbeeldingen B) (*) 9613 90 00 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur

en de tekst van de GN-codes 9613 en 9613 90 00.

Het wieltje is hoofdzakelijk bestemd voor het vervaardigen van inrichtingen voor vonkontsteking van sigarettenaanstekers

bedoeld bij post 9613.

4.5. De onder 4.4. genoemde verordening is in het Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 7 mei 2004, bladzijde 9, als volgt gerectificeerd:

“Rectificatie van Verordening (EG) nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (Publicatieblad van de Europese Unie L 113 van 20 april 2004, bladzijde 5)

Verordening (EG) nr. 729/2004 wordt als volgt gelezen:

„VERORDENING (EG) Nr 729/2004 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur”

(…)

“Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.”

De bijlage luidt als volgt:

Omschrijving Indeling

GN-code Motivering

(1) (2) (3)

(…) (…) (…)

5. Een loophulp (rollator), bestaande uit een buisvormig aluminium frame op vier wielen (van voren zwenkwielen), met handgrepen en remmen. De loophulp is voorzien van een zitje/plateau en een mand van metaaldraad. De

loophulp kan worden ingeklapt voor vervoer.

Het product is ontworpen om personen met loopmoeilijkheden te helpen. Het stelt een persoon in staat vooruit te komen door de rollator vooruit te duwen, hetgeen de persoon

een zekere steun biedt.

(Zie foto A) (*) 8716 80 00 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8716 en 8716 80 00.

Het product wordt niet aangemerkt als een orthopedisch artikel of toestel zoals bedoeld bij post 9021, omdat het niet beantwoordt aan de bepalingen van aantekening 6 op hoofdstuk 90.

Het product wordt evenmin aangemerkt als een invalidenwagen zoals bedoeld bij post 8713.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Gelet op de omschrijving onder 2.2. van het product en de omschrijving onder punt 5, eerste kolom van de bijlage bij de onder 4.5. genoemde (gerectificeerde) Verordening (EG) nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004 (hierna de Verordening) is de rechtbank van oordeel dat het in geding zijnde product wordt omschreven in de Verordening. De stelling van eiseres dat de Verordening buiten toepassing moet worden gelaten, omdat haar product niet te vergelijken is met de rollator uit de Verordening, aangezien de rollator uit de Verordening een algemeen “karretje” zou zijn dat via winkelketens wordt geleverd terwijl haar product volgens medische normen is ontworpen en zonodig aan specifieke eisen kan worden aangepast, volgt de rechtbank niet. De omschrijving van de rollator in de Verordening omvat gelet op de gelijkenis en overeenkomsten tevens het in geding zijnde product. Het feit dat de buizen waaraan de handvatten zijn bevestigd door middel van een knelsluiting, gedraaid kunnen worden, waardoor de handvatten in een willekeurige stand kunnen worden gezet leidt er niet toe dat het product niet meer onder de omschrijving van de rollator zoals gegeven in de Verordening zou kunnen vallen. Daarenboven geldt, dat de speciale aanpassingen op medisch voorschrift aan de individuele patiënt eerst na de invoer in het bedrijf van eiseres geschieden, zodat deze aanpassingen geen invloed hebben op de indeling in de GN.

5.2. Eiseres betwist voorts de geldigheid van de Verordening. Eiseres wijst daarbij op het arrest van het Hof van Justitie van 24 juni 1994, zaak C-30/93 (Jurisprudentie 1994 bladzijde I-02305). Verweerder meent dat de Verordening geldig is. Verweerder heeft deze vraag voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie). De Commissie heeft, zo stelde verweerder ter zitting, dat de Verordening geldig is omdat de rectificatie niet het onderhandelingsresultaat tussen de lidstaten betreffende onder andere de rollator betrof. Er heeft derhalve met de rectificatie geen wijziging van de inhoud en de werkingssfeer van de Verordening plaats gehad.

5.3. Het Hof van Justitie heeft ten aanzien van een rectificatie van een Verordening in het onder 5.2. genoemde arrest als volgt overwogen:

“21 Het is vaste rechtspraak, dat men bij de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet uitsluitend met de aldaar gebezigde bewoordingen dient te rade te gaan, doch ook met het context en de doelstellingen van de betrokken regeling (arrest van 1 april 1993, zaak C-136/91, Findling Waelzlager, Jurispr. 1993, blz. I-1793, r.o. 11).

22 Uit de gelijklopende ontwikkeling van de tariefindelingsregelingen en anti-dumpingregelingen volgt, dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde produkten van in den beginne onder de anti-dumpingprocedure vielen. Met betrekking tot de DRAM' s in de vorm van afgewerkte geheugens had de Commissie evenwel in de oorspronkelijke versie van verordening nr. 165/90 bij vergissing niet naar de op 1 januari 1990 geldende GDT-codes verwezen, doch naar die welke in 1989 golden.

23 In het in 1990 geldende GDT was postonderverdeling 8542 11 71 immers geschrapt en vervangen door drie meer gedetailleerde postonderverdelingen, waaronder postonderverdeling 8542 11 43.

24 De in het Publicatieblad van 10 februari 1990 bekendgemaakte rectificatie had tot doel, deze onjuiste verwijzing te corrigeren door, waar nodig, de sedert 1 januari 1990 onjuiste GN-code 8542 11 71 te vervangen door de nieuwe GN-codes 8542 11 41, 8542 11 43 en 8542 11 45. De rectificatie heeft de werkingssfeer van de betrokken verordening met betrekking tot de in de verwijzingsbeschikking vermelde produkten niet gewijzigd. Zij is niet meer dan een rectificatie van een materiële vergissing, die niet van invloed is op de inhoud van de toepasselijke regeling en derhalve de wettigheid van verordening nr. 165/90 niet aantast.“

5.4. Uit de bewoording, de context en de doelstellingen van Verordening (EG) Nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004 blijkt dat de Commissie een maatregel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief heeft willen toepassen op de goederen genoemd in de bijlage van eerst genoemde verordening. Met de onder 4.5. genoemde rectificatie heeft de Commissie de vorenbedoelde maatregel ook van toepassing willen verklaren op de bij de rectificatie gepubliceerde bijlage. Deze bijlage betreft echter geheel andere goederen. Alhoewel met de publicatie van de onder 4.4. genoemde verordening een vergissing is gemaakt door als bijlage op te nemen de bijlage van de reeds bestaande Verordening (EG) Nr. 384/2004 van de Commissie van 1 maart 2004, op 2 maart 2004 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 64/21, kan niet gezegd worden dat de rectificatie niet van invloed is op de inhoud van de toepasselijke regeling, aangezien de werkingssfeer van de betrokken verordening wel degelijk is gewijzigd, immers de bijlage in de rectificatie ziet op geheel andere goederen. De vraag dringt zich op of hiermee de wettigheid van de verordening is aangetast. De rechtbank heeft hieromtrent een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie.

5.5. Eiseres is voorts van mening dat de onder 4.5. bedoelde verordening niet geldig is omdat deze de reikwijdte van post 9021 beperkt. Aangezien het product niet beantwoordt aan de bepalingen van aantekening 6 op hoofdstuk 90, wordt het product, blijkens de motivering in kolom 3 onder punt 5 van de onder 4.5. genoemde bijlage, niet aangemerkt als een orthopedisch artikel of toestel zoals bedoeld bij post 9021. Eiseres betoogt dat aantekening 6 op hoofdstuk 90 alleen betrekking heeft op de in post 9021 eerst genoemde categorie van goederen, te weten:

Orthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden, alsmede krukken;

Daarnaast bevat post 9021 ook nog de volgende goederen waarop de aantekening niet van toepassing is:

- breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel;

- prothesen;

- hoorapparaten voor hardhorigen en

- andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant. Het product valt volgens eiseres onder laatstgenoemde categorie. Eiseres is van mening dat de Commissie in de motivering aantekening 6 op hoofdstuk 90 toepast op alle onder post 9021 genoemde categorie van goederen. Hiermee heeft de Commissie haar bevoegdheid overschreden.

5.6. Verweerder is van mening dat het product niet betreft:

“andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant.”

Verweerder wijst daarbij op de GN-toelichting op post 9021:

“Ten behoeve van deze post wordt met de uitdrukking “voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur”, alleen die apparatuur bedoeld die daadwerkelijk de functie van het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel overneemt dan wel vervangt. Deze post omvat niet de apparatuur die niet meer dan de gevolgen van een gebrek of handicap verlichten. (…).”

5.7. Ten aanzien van de GN-toelichting waar verweerder zich op beroept, merkt de rechtbank op dat het hier om een toelichting gaat, welke volgens vaste jurisprudentie weliswaar een waardevol hulpmiddel is bij de uitlegging van de GN, maar dat de toelichtingen niet de bewoording van de post, de aantekeningen op de afdelingen of de aantekeningen op de hoofdstukken mag wijzigen. Nu de toelichting een duidelijke beperking aanbrengt omtrent het begrip “voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur”, moet deze toelichting worden genegeerd.

5.8. Gelet op de algemene regel 1 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Nu uit de bewoording van aantekening 6 op hoofdstuk 90 blijkt dat de in de aantekening genoemde bepalingen voor de toepassing van post 9021 alleen betrekking hebben op orthopedische artikelen en toestellen, moet het er voor worden gehouden dat genoemde bepalingen geen betrekking hebben op de andere in post 9021 genoemde goederen, waaronder:

- andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant.

5.9. Blijkens de onder 2.2. genoemde omschrijving van het product is de loophulp een apparaat dienende om een gebrek of kwaal, de loopmoeilijkheid, te verhelpen of te verlichten. Ook kan worden gezegd dat het apparaat in de hand wordt gehouden. De patiënt houdt immers met zijn handen het product vast. Nu het product alleen gebruikt wordt door niet-valide personen, die zich zonder loophulp niet op normale wijze kunnen verplaatsen, als gevolg van een aandoening aan het skelet of spieren is er sprake van een “patiënt”.

De vraag dringt zich op of de laatste zinsnede “of op andere wijze wordt gedragen, (…)” niet zo moet worden gelezen dat het eerder genoemde “in de hand houden” betekent dat het apparaat daarbij ook gedragen moet worden.

5.10. Met betrekking tot dit laatste punt merkt de rechtbank op dat eiseres tot aan de inwerkingtreding van de onder 4.5. genoemde Verordening het product steeds heeft aangegeven onder post 9021, en verweerder deze niet heeft gecorrigeerd. Ook trapeziumvormige looprekken, al dan niet voorzien van wieltjes geeft eiseres nu nog steeds aan onder post 9021.Verweerder bestrijdt de juistheid van de indeling in de GN daarvan niet. Ook van deze trapeziumvormige looprekken kan worden gezegd dat deze in de hand worden gehouden, maar niet gedragen.

5.11. Ten aanzien van de indeling van het product in de GN onder 8716 80 00, als zijnde “andere voertuigen” merkt de rechtbank het volgende op.

Volgens Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands luidt de betekenis van voertuig als volgt: “vervoermiddel met wielen of glijvlakken voor het vervoer over land van personen en goederen”.

Uit deze betekenis blijkt duidelijk dat het wezenlijke kenmerk van een voertuig is dat daarmee of daarin personen of goederen kunnen worden vervoerd. Dit wezenlijke kenmerk ontbreekt bij de loophulp. Weliswaar is er op het product een mandje aanwezig waarin kleine goederen kunnen worden gelegd, maar deze mogelijkheid is van ondergeschikte betekenis en is geen wezenlijk kenmerk van de loophulp. De rechtbank concludeert dat het product niet voldoet aan de betekenis van het woord “voertuig”, dat genoemd woordenboek daaraan geeft. Ook de toelichting IDR op post 87.16 verwijst alleen naar voertuigen waarvan het wezenlijke kenmerk is dat deze bestemd zijn om personen en/of goederen te vervoeren. Een uitzondering daarop vormt de indeling van een kinderloopstoel op wieltjes, bedoeld om baby’s te helpen bij het veilig leren lopen. Deze worden niet als voertuig ingedeeld onder post 87.16, maar moeten blijkens de toelichting worden ingedeeld onder post 94.03.

5.12. Gelet op en hetgeen partijen hierboven onder 5.5 en 5.6 hebben opgemerkt heeft de rechtbank vragen gesteld aan het Hof van Justitie ten aanzien van de geldigheid van de Verordening. De rechtbank heeft derhalve aanleiding gezien het Hof van Justitie op de voet van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (EU-Verdrag) om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de volgende vragen.

I. Is de Verordening (EG) Nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004, 20.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L113/5, gerectificeerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 7 mei 2004, bladzijde 9, geldig, in die zin dat de in de rectificatie opgenomen bijlage de geldige bijlage is? Zo ja:

II. Is de Verordening (EG) Nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004, 20.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L113/5, gerectificeerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 7 mei 2004, bladzijde 9, ongeldig, omdat de Commissie in deze verordening de werkingsfeer van post 9021 heeft beperkt? Indien de verordening geldig is:

III. Is de Verordening (EG) Nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004, 20.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L113/5, gerectificeerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 7 mei 2004, bladzijde 9, ongeldig, omdat de Commissie de rollator onjuist heeft ingedeeld in de GN?

5.13. Op bovengenoemde vragen heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 22 december 2010, zaaknummer C-273/09, Publicatieblad van de Europese Unie C 63 van 26 februari 2011, bladzijde 5, voor recht verklaard:

“Verordening (EG) nr. 729/2004 van de Commissie van 15 april 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, in de versie volgende uit een op 7 mei 2004 gepubliceerde rectificatie, is ongeldig voor zover bij de rectificatie enerzijds de werkingssfeer van de aanvankelijke verordening is uitgebreid tot rollators bestaande uit een buisvormig aluminium frame op vier wielen (van voren zwenkwielen), met handgrepen en remmen, ontworpen om personen met loopmoeilijkheden te helpen, en anderzijds die rollators zijn ingedeeld onder postonderverdeling 8716 80 00 van de gecombineerde nomenclatuur. “

5.14. Gelet op bovengenoemde verklaring voor recht moeten de onder 1.3. genoemde goederen worden ingedeeld onder GN-code 9021 9090. De beroepen van eiseres zijn derhalve gegrond.

6. Proceskosten

6.1. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten voor de procedure bij de rechtbank en het Hof van Justitie op de voet van artikel 2, eerste lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht ten bedrage van € 2.898. De rechtbank heeft dit bedrag als volgt berekend: voor het beroep bij de rechtbank: een punt voor het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting. Voor de prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie: twee punten voor de schriftelijke opmerkingen en twee punten voor het verschijnen bij de mondelinge behandeling. Totaal zes punten, met een waarde per punt van € 322, en een wegingsfactor van 1,5.

6.2. Het verzoek van eiseres om een veroordeling in de werkelijke kosten van de procedure, wijst de rechtbank af. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de betreffende indelingsverordening klakkeloos heeft toegepast, terwijl hij, gelijk de rechtbank heeft gedaan, had moeten twijfelen aan de geldigheid daarvan. Eiseres kwalificeert dit als onzorgvuldig overheidshandelen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Afwijking van de hierboven genoemde forfaitaire veroordeling in de proceskosten is op grond van artikel 2, derde lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht mogelijk in bijzondere omstandigheden. Naar het oordeel van de Hoge Raad der Nederlanden (HR) is voor toepassing van het derde lid enkel grond als het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking geeft of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat de beschikking in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (HR 13 april 2007, LJN BA2802). Een dergelijk geval doet zich hier, gezien reeds het feit dat een prejudiciële vraag omtrent de toepasselijkheid van de door verweerder voorgestane bepaling nodig was teneinde tot een oordeel te komen, niet voor.

7. Beslissing

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de onder 1.1. genoemde bindende tariefinlichting en bepaalt dat voor het product een bindende tariefinlichting wordt afgegeven met de GN-code 9021 9090;

- vernietigt de onder 1.3. genoemde utb;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 2.898, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. E. Polak en mr. L. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Afschrift verzonden aan het Hof van Justitie op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.