Rechtbank Haarlem, 09-03-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:580 BQ5645, AWB 10 / 2548
Rechtbank Haarlem, 09-03-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:580 BQ5645, AWB 10 / 2548
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 9 maart 2011
- Datum publicatie
- 23 mei 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ5645
- Zaaknummer
- AWB 10 / 2548
Inhoudsindicatie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een rechtsgeldige melding betalingsonmacht. Voorts kan uit hetgeen door eiser is gesteld niet de conclusie worden getrokken dat verweerder op andere wijze op de hoogte was van de betalingsonmacht bij de vennootschap.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 10/2548
Uitspraakdatum: 9 maart 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: [A]
en
de ontvanger van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft eiser bij beschikking met dagtekening 17 december 2009 aansprakelijk gesteld voor de in een bijlage bij de beschikking opgenomen, aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] B.V. opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting, vermeerderd met de kosten en boetes tot een bedrag van in totaal € 451.131.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2010, per abuis gedateerd 9 januari 2010, heeft verweerder de aansprakelijkstelling gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2010. Eiser is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld van zijn gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is verschenen [C], tot bijstand vergezeld van [D].
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser is enig bestuurder van [E] B.V., die op haar beurt enig bestuurder is van [F] B.V., die op haar beurt enig bestuurder is van [B] B.V. (verder te noemen: de vennootschap).
2.2.1. Aan de vennootschap zijn over de periode vanaf week 5 van 2009 tot en met eind 2009 de volgende naheffingsaanslagen loonheffing met boete wegens niet (volledige) afdracht op aangifte opgelegd. In onderstaand overzicht is eveneens opgenomen voor welke openstaande bedragen en kosten eiser aansprakelijk is gesteld.
Verv. Nr Dagtekening AO aanslag open kosten
A.02.9060 25-08-2009 184 € 8.609 € 8.456 € 594
A.02.9080 22-10-2009 184 € 19.548 € 19.548 € 1.349
A.02.9090 23-11-2009 184 € 8.010 € 8.010 € 14
A.05.9720 17-06-2009 184 € 32.653 € 32.653 € 2.222
A.05.9730 02-07-2009 184 € 32.872 € 32.872 € 2.237
A.05.9740 21-07-2009 184 € 28.444 € 8.598 € 606
A.05.9750 06-08-2009 184 € 32.738 € 32.738 € 2.228
A.05.9760 25-08-2009 184 € 35.747 € 35.747 € 2.429
A.05.9770 10-09-2009 184 € 32.103 € 32.103 € 2.186
A.05.9780 01-10-2009 184 € 30.353 € 30.353 € 2.069
A.05.9790 29-10-2009 184 € 38.760 € 38.760 € 2.630
A.05.9800 26-11-2009 184 € 58.140 € 58.140 € 14
2.2.2. Aan de vennootschap zijn over de periode vanaf mei 2009 tot en met eind 2009 de volgende naheffingslagen omzetbelasting met boete wegens niet (volledige) voldoening op aangifte opgelegd:
Verv. Nr Dagtekening AO aanslag open kosten
F.01.9050 28-07-2009 184 € 14.574 € 56 € 56
F.01.9051 31-07-2009 184 € 290 € 290 € 57
F.01.9061 31-08-2009 184 € 210 € 210 € 51
F.01.9070 25-09-2009 184 € 17.615 € 17.615 € 1.220
F.01.9080 27-10-2009 184 € 17.037 € 17.037 € 1.181
F.01.9090 25-11-2009 184 € 18.831 € 18.831 € 14
2.3. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies, van de onderneming [G], dat is gedagtekend 3 oktober 2007, ondertekend door eiser en waarop staat genoteerd, voor zover hier van belang:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
LB/PVV. per. Jan t/m aug 2007 € 612.702
(…)”
2.4. Verweerder heeft eiser voorafgaand aan de aansprakelijkstelling in geding, reeds aansprakelijk gesteld bij beschikking van 15 juni 2009 voor door de vennootschap niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting over de periode december 2008 tot en met februari 2009 en loonheffing over de zevende tot en met de dertiende periode 2008 en de eerste periode 2009 alsmede de maanden februari en maart 2009.
2.5.1. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies”, dat is gedagtekend 12 juni 2009 en door verweerder is ontvangen op 24 juni 2009. Het formulier is namens de vennootschap ondertekend door eiser. De melding heeft betrekking op de naheffingsaanslagen waarvoor eiser bij beschikking van 15 juni 2009 aansprakelijk is gesteld.
2.5.2. In het dossier bevindt zich in een reactie op deze melding een brief van verweerder gedateerd 30 juni 2009, waarin deze aangeeft dat de meldingen betalingsonmacht niet rechtsgeldig zijn omdat deze niet tijdig zijn gedaan.
2.6.1. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies”, dat is gedagtekend 1 juli 2009 en door verweerder is ontvangen op 20 juli 2009. Het formulier is namens de vennootschap ondertekend door eiser. In dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
Loonheffing L02 Mei € 19.488,00
Loonheffing L02 April € 10.777,00
Loonheffing L05 18-05-09/14-06-09 € 35.047,00
Loonheffing L05 20-04-09/17-05-09 € 32.097,00
Loonheffing L05 23-03-09/19-04-09 € 27.887,00
(…)”
2.6.2. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies”, dat is gedagtekend 30 juli 2009 en door verweerder is ontvangen op 31 juli 2009. Het formulier is namens de vennootschap ondertekend door eiser. In dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
Loonheffing [#] juni 2009 € 8.441,00
(…)”
2.6.3. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies”, dat is gedagtekend 17 augustus 2009 en door verweerder is ontvangen op 18 augustus 2009. Het formulier is namens de vennootschap ondertekend door eiser. In dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
Loonheffingen [#] 15-06-09-12-07-09 € 31.474
(…)”
2.6.4. In het dossier bevindt zich een brief van verweerder gedateerd 20 augustus 2009 waarin deze meedeelt dat de melding betalingsonmacht genoemd onder 2.6.1 niet rechtsgeldig is omdat deze niet tijdig is gedaan, behoudens voor de loonheffing L05 over de periode 18-05-09 tot en met 14-06-09. De meldingen genoemd onder 2.6.2 en 2.6.3 zijn wel tijdig gedaan. Wat betreft de meldingen die tijdig zijn gedaan, verzoekt verweerder de vennootschap vóór 4 september 2009 bepaalde gegevens te overleggen om de rechtsgeldigheid van deze meldingen te kunnen beoordelen. De vennootschap wordt er in de brief op gewezen dat indien de gevraagde gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt, dit tot gevolg heeft dat de meldingen niet rechtsgeldig zijn.
2.7.1. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies”, dat door verweerder is ontvangen op 1 september 2009. Het formulier is namens de vennootschap ondertekend door eiser. In dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
Loonheffing [#] 13-07-09-08 € 29.774,00
Loonheffing [#] augustus € 19.383,00
(…)”
2.7.2. In het dossier bevindt zich een brief van verweerder gedateerd 16 september 2009, waarin deze meedeelt dat de meldingen betalingsonmacht van 20 juli, 31 juli, 18 augustus en 1 september 2009 niet rechtsgeldig zijn omdat de informatie waar door verweerder in zijn brief van 20 augustus 2009 om is verzocht niet is ontvangen.
2.8.1. In het dossier bevindt zich een formulier “Melding van betalingsproblemen bij belastingen en premies, Exemplaar voor de Belastingdienst”, dat is gedagtekend 8 oktober 2009 en door verweerder is ontvangen op 12 oktober 2009. In dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
4. Belastingaangiften of -aanslagen die u niet kunt betalen
Belastingsoort Tijdvak Openstaand bedrag
Loonheffing [#] 10-08-06-09 € 9.941,00
(…)”
2.8.2. In het dossier bevindt zich een brief van verweerder gedateerd 5 november 2009, waarin deze aangeeft dat de melding betalingsonmacht niet rechtsgeldig is omdat deze niet is gedaan binnen twee weken na de dag waarop de belasting moest worden afgedragen of zijn voldaan.
2.9. De vennootschap heeft de door verweerder in de brief van 20 augustus 2009 opgevraagde informatie nimmer verstrekt.
2.10. Verweerder heeft eiser aansprakelijk gesteld voor de onder 2.2 genoemde aanslagen op 17 december 2009.
3. Geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht en op goede gronden eiser aansprakelijk heeft gesteld voor de door de vennootschap niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting en naheffingsaanslagen loonheffing en de in die naheffingsaanslagen begrepen heffingsrente en boetes alsmede de bijbehorende kosten. Meer in het bijzonder houdt partijen primair verdeeld het antwoord op de vraag of de vennootschap reeds in oktober 2007 een rechtsgeldige melding betalingsonmacht heeft gedaan, die gelet op het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2007 (LJN AZ6635) geacht wordt ook te gelden voor de aanslagen waarvoor eiser thans aansprakelijk is gesteld. Subsidiair houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag of verweerder op andere wijze reeds op de hoogte was van de betalingsonmacht met het gevolg dat de meldingsplicht vanaf dat moment is vervallen.
3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (hierna: het Besluit) juncto artikel 36, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw) dient een melding betalingsonmacht te worden gedaan uiterlijk twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te worden afgedragen. Op grond van artikel 7, derde lid, van het Besluit dient bij de melding inzicht te worden gegeven in de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de verschuldigde belasting niet op aangifte is afgedragen of voldaan, of niet is betaald.
4.2. Voorts dient op grond van artikel 8, aanhef en onder a, van het Besluit degene die de melding doet de door de ontvanger gevraagde inlichtingen en gegevens te verstrekken die voor de vaststelling van de oorzaak van de betalingsonmacht of voor de bepaling van de financiële positie van de belastingplichtige van belang kunnen zijn. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het Besluit dient binnen een door de ontvanger te stellen redelijke termijn aan de informatieverplichting te worden voldaan.
4.3. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat de vennootschap reeds op 3 oktober 2007 een rechtsgeldige melding betalingsonmacht heeft gedaan en dat deze melding gelet op het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2007 geacht wordt ook te gelden voor de aanslagen waar de aansprakelijkheidstelling op ziet. Het is aan eiser feiten en omstandigheden aan te dragen die de conclusie rechtvaardigen dat de melding van 3 oktober 2007 ook voor de aanslagen van 2009 nog gelding had. Door verweerder is in het verweerschrift reeds gesteld dat er begin 2008 niet langer sprake was van een betalingsachterstand en verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de brief van 14 december 2007 van de inspecteur in verband met een aanvraag WKA betalingsgedrag. In die brief heeft de inspecteur meegedeeld dat alle verschuldigde loonheffingen van de vennootschap zijn betaald. Verweerder heeft gesteld dat alle aanslagen begin 2008 waren betaald dus dat er opnieuw moest worden gemeld. Om die reden is de op 3 oktober 2007 gedane melding niet meer geldig voor de aanslagen waarvoor eiser thans aansprakelijk is gesteld. Het had op de weg van eiser gelegen om aannemelijk te maken dat, anders dan de brief van 14 december 2007 aangeeft, er vanaf 3 oktober 2007 voortdurend sprake is geweest van betalingsachterstanden. Eiser heeft dat echter nagelaten en slechts verwezen naar een volgens hem onjuiste koppeling tussen de Belastingdienst en het UWV. Dat is onvoldoende en daarmee heeft eiser zijn stelling dat er betalingsachterstanden zijn gebleven niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de vennootschap begin 2008 geen betalingsachterstand had. Dit betekent dat de vennootschap voor de thans aan de orde zijnde aanslagen opnieuw betalingsonmacht had moeten melden. De vraag of de melding betalingsonmacht die in oktober 2007 heeft plaatsgevonden als rechtsgeldig moet worden aangemerkt behoeft daarom geen bespreking meer.
4.4. Met betrekking tot de verscheidene meldingen betalingsonmacht die de vennootschap heeft gedaan in 2009 geldt dat, voor zover er al sprake was van een tijdige melding, er nimmer sprake is geweest van een volledige melding, nu de vennootschap heeft nagelaten de informatie waar door verweerder om is verzocht, te verstrekken. De vennootschap heeft derhalve geen rechtsgeldige meldingen betalingsonmacht gedaan met betrekking tot de onbetaald gebleven aanslagen waarvoor eiser aansprakelijk is gesteld.
4.5. Eiser heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verweerder op andere wijze op de hoogte is geraakt van de betalingonmacht en dat daarom de meldingsplicht is komen te vervallen, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 1994 (LJN ZC5712). Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser gewezen op:
- de verscheidene meldingen betalingsonmacht die door de vennootschap zijn gedaan in 2009;
- verscheidene dwangbevelen in 2009 die onbetaald zijn gebleven;
- een betalingsregeling die in mei 2008 is getroffen tussen de vennootschap en verweerder;
- afwijzingen van verzoeken van de vennootschap tot het treffen van een betalingsregeling respectievelijk het verlenen van uitstel van betalen door verweerder;
- een brief van de vennootschap aan verweerder gedateerd 1 september 2009, waarin wordt aangegeven dat er sprake is van achterstallige betalingen;
- het leggen van verschillende derdenbeslagen in 2009 door verweerder en
- diverse hoorgesprekken die hebben plaatsgevonden tussen eiser en verweerder, waarbij door eiser is aangegeven dat de vennootschap financieel in zwaar weer verkeerde, en daarom niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen.
4.6. Eiser heeft geen stukken overgelegd, behoudens van de meldingen betalingsonmacht. Voorts heeft eiser op vragen van de rechtbank geen informatie gegeven over de door hem gestelde betalingsregeling in mei 2008, de door hem gestelde verzoeken om een betalingsregeling en de door hem gestelde gesprekken. Aldus heeft eiser zijn stellingen onvoldoende onderbouwd en kan uit het door eiser gestelde niet de conclusie worden getrokken dat verweerder op andere wijze op de hoogte was van betalingsonmacht bij de vennootschap.
4.7. Verweerder heeft zich in de beroepsfase op het standpunt gesteld dat het totaalbedrag van € 451.131 waarvoor eiser aansprakelijk is gesteld te hoog is en dat het bedrag van de aansprakelijkstelling € 413.174 (exclusief invorderingsrente) moet zijn. Hieruit volgt dat de aansprakelijkstelling tot dat bedrag dient te worden verminderd.
4.8. In de aansprakelijkstelling zijn verzuimboetes begrepen. Eiser was in de onderhavige periode enig middellijk bestuurder van de vennootschap, en had derhalve zeggenschap over het betalingsgedrag van de vennootschap. Het feit dat hij dit naar eigen zeggen overliet aan een werknemer van de vennootschap, doet aan zijn zeggenschap en verantwoordelijkheid niet af. Eiser heeft als bestuurder verzuimd ervoor zorg te dragen dat er voldoende geld was om de verschuldigde belasting te voldoen, danwel hij heeft verzuimd er voor zorg te dragen dat de verplichtingen aan de Belastingdienst konden worden voldaan. De verzuimboetes die de vennootschap zijn opgelegd volgen uit het niet voldoen en afdragen van belasting op aangifte. Eiser is derhalve terecht aansprakelijk gesteld voor de door de vennootschap verschuldigde verzuimboetes nu het belopen daarvan aan hem te wijten is.
4.9. Om dezelfde reden wordt eiser terecht aansprakelijk gehouden voor de door de vennootschap verschuldigde invorderingskosten.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 437 en een wegingsfactor 1). Overige kosten die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de beschikking aansprakelijkstelling tot een bedrag van € 413.174 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koole, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. T.A. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.