Rechtbank Haarlem, 31-05-2011, BR3269, 10/5156, 10/5157, 10/5158, 10/5159
Rechtbank Haarlem, 31-05-2011, BR3269, 10/5156, 10/5157, 10/5158, 10/5159
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 31 mei 2011
- Datum publicatie
- 27 juli 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BR3269
- Zaaknummer
- 10/5156, 10/5157, 10/5158, 10/5159
Inhoudsindicatie
IB. Bestuurdersaansprakelijkheid. De door eiseressen aan hun medewerkers verstrekte lunches behoren tot het loon.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 10/5156, 10/5157, 10/5158 en 10/5159
Uitspraakdatum: 31 mei 2011
Uitspraak in de gedingen tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X1] B.V.,
de vennootschap onder firma [X2] V.O.F.,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X3] B.V.
en
de vennootschap onder firma [X4] V.O.F.,
gevestigd te [Z] , hierna gezamenlijk: eiseressen
gemachtigde: [A]
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
10/5156 (tot de uitspraak van 1 oktober 2008 genummerd 08/687)
1.1.1. Verweerder heeft aan [X1] B.V. over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005, met dagtekening 30 maart 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [NUMMER A]) loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) van € 2.114 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 528. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 230 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 14 december 2007 de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.055, de boete tot € 513 en het bedrag aan heffingsrente tot € 224.
10/5157 (tot de uitspraak van 1 oktober 2008 genummerd 08/688)
1.2.1. Verweerder heeft aan [X2] V.O.F. over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005, met dagtekening 30 maart 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [NUMMER B]) loonheffing van € 1.684 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 421. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 170 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 november 2007 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
10/5158 (tot de uitspraak van 1 oktober 2008 genummerd 08/689)
1.3.1. Verweerder heeft aan [X3] B.V. over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005, met dagtekening 30 maart 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [NUMMER B]) loonheffing van € 1.169 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 292. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 97 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 november 2007 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
10/5159 (tot de uitspraak van 1 oktober 2008 genummerd 08/697)
1.4.1. Verweerder heeft aan [X4] V.O.F. over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005, met dagtekening 30 maart 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [NUMMER D]) loonheffing van € 3.276 opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 819. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 611 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.4.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 november 2007 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.5.1. Eiseressen hebben daartegen bij brieven van 18 december 2007, ontvangen bij de rechtbank op 7 januari 2008, beroep ingesteld.
1.5.2. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
1.5.3. Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.5.4. Bij uitspraak van 1 oktober 2008, heeft de rechtbank de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.6. Tegen deze uitspraak van de rechtbank hebben eiseressen hoger beroep ingesteld bij gerechtshof Amsterdam. Gerechtshof Amsterdam heeft op 1 juli 2010, onder de nummers P08/01197, 08/01198, 08/01199 en 08/01200 uitspraak gedaan. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de beroepen ontvankelijk verklaard en de zaken teruggewezen naar de rechtbank.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. Namens eiseressen is daar niemand verschenen. De gemachtigde van eiseressen is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 februari 2011 naar het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen, heeft de rechtbank onderzocht of deze op de juiste wijze is uitgereikt. Blijkens het zogenoemde Track & Trace systeem van TNT Post, in te zien via het internet, is de aangetekende brief, voorzien van de barcode die daarop bij het aantekenen is aangebracht, op 9 februari 2011 afgehaald op de afhaallocatie. Eiseressen zijn derhalve op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting.
Namens verweerder is verschenen mr. [B].
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseressen maken onderdeel uit van een concern dat (onder meer) bestaat uit vijf makelaardijen, een hypotheekshop en een assurantiekantoor gevestigd te [PLAATSNAMEN].
2.2.1. Vanaf omstreeks 8 mei 2006 heeft verweerder boekenonderzoeken ingesteld bij eiseressen. Tijdens deze onderzoeken is onder andere gebleken dat eiseressen hun werknemers lunches hebben verstrekt die gezamenlijk werden gebruikt. Eiseressen hebben ter zake van de eerste 80 per werknemer verstrekte lunches geen bedragen tot het loon gerekend.
2.2.2. De controlerend ambtenaar heeft op basis van zijn bevindingen geconcludeerd dat de verstrekte lunches tot het loon moeten worden gerekend. Op basis van die conclusie zijn de naheffingenaanslagen als volgt berekend:
[X1] B.V.
jaar aantal aantal bedrag fiscaal tarief loonheffing
werknemers maaltijden per maaltijd loon
2002 5 80 € 1,45 € 580 72,4% € 420
2003 4 80 € 1,50 € 480 72,4% € 345
2004 5 80 € 1,55 € 620 72,4% € 450
2005 4 80 € 1,55 € 496 72,4% € 360
Totaal € 2.176 € 1.575
Daarnaast is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de feestdagen/geschenkenregeling. Dit betreft de volgende bedragen:
jaar fiscaal loon loonheffing
2003 € 291 € 211
2004 € 291 € 158
2005 € 346 € 170
Totaal € 539
De totale nageheven loonheffing bedraagt derhalve € 1.575 + € 539 = € 2.114.
[X2] V.O.F.
jaar aantal aantal bedrag fiscaal tarief loonheffing
werknemers maaltijden per maaltijd loon
2002 3 80 € 1,45 € 348 72,4% € 250
2003 3 80 € 1,50 € 360 72,4% € 260
2004 4 80 € 1,55 € 496 72,4% € 360
2005 4 80 € 1,55 € 496 72,4% € 360
Totaal € 1.700 € 1.230
Daarnaast is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de feestdagenregeling. Dit betreft de volgende bedragen:
jaar fiscaal loon loonheffing
2003 € 174 € 126
2004 € 291 € 158
2005 € 346 € 170
Totaal € 454
De totale nageheven loonheffing bedraagt derhalve € 1.230 + € 454 = € 1.684.
[X3] B.V.
jaar aantal aantal bedrag fiscaal tarief loonheffing
werknemers maaltijden per maaltijd loon
2002 1 80 € 1,45 € 116 72,4% € 80
2003 1 80 € 1,50 € 120 72,4% € 80
2004 1 80 € 1,55 € 124 72,4% € 90
2005 4 80 € 1,55 € 496 72,4% € 360
Totaal € 856 € 610
Daarnaast is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de feestdagenregeling. Dit betreft de volgende bedragen:
jaar fiscaal loon loonheffing
2003 € 58 € 42
2004 € 72 € 39
2005 € 346 € 170
Totaal € 251
Tevens is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de geschenkenregeling. Dit betreft de volgende bedragen:
jaar fiscaal loon loonheffing
2003 € 227 € 164
2005 € 200 € 144
Totaal € 308
De totale nageheven loonheffing bedraagt derhalve € 610 + € 251 + € 308 = € 1.169.
[X4] V.O.F.
jaar aantal aantal bedrag fiscaal tarief loonheffing
werknemers maaltijden per maaltijd loon
2002 5 80 € 1,45 € 580 72,4% € 420
2003 6 80 € 1,50 € 720 72,4% € 520
2004 6 80 € 1,55 € 744 72,4% € 530
2005 9 80 € 1,55 € 1.116 72,4% € 800
Totaal € 3.160 € 2.270
Daarnaast is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de feestdagenregeling. Dit betreft de volgende bedragen:
jaar fiscaal loon loonheffing
2003 € 349 € 253
2004 € 437 € 237
2005 € 866 € 426
Totaal € 916
Tevens is een bedrag aan loonheffing berekend in verband met een onjuiste toepassing van de geschenkenregeling. Dit betreft het volgende bedrag:
Jaar Fiscaal loon loonheffing
2003 € 125 € 90
De totale nageheven loonheffing bedraagt derhalve € 2.270 + € 916 + € 90 = € 3.276.
2.3. Verweerder heeft aan eiseressen overeenkomstig deze berekeningen de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd, waarbij gelijktijdig vergrijpboetes zijn opgelegd van 25%.
In de beroepsfase zijn partijen overeengekomen dat de boetes moeten worden vernietigd.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de door eiseressen aan hun medewerkers verstrekte lunches tot het loon behoren. Eiseressen beantwoorden deze vraag ontkennend; verweerder bevestigend. De correcties in verband met een onjuiste toepassing van de feestdagen- en geschenkenregeling zijn niet in geschil.
3.2. Eiseressen concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen.
3.3. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen in verband met het feit dat hij met eiseressen in de beroepsfase is overeengekomen dat de boetes dienen te vervallen. In het geval van [X4] V.O.F. komt hier nog bij dat de berekening van de heffingsrente is gebaseerd op een onjuiste toerekening van de bedragen van verschuldigde loonheffing aan de verschillende belastingjaren zodat het bedrag aan in rekening gebrachte heffingsrente te hoog is. Dit bedrag dient te worden verminderd tot € 319.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.1. Artikel 15 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB), luidde in de onderhavige jaren als volgt:
“Vrije vergoedingen zijn:
a vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;
b. andere vergoedingen voorzover zij naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren.”
4.1.2. Ingevolge artikel 15b, eerste lid, aanhef en onderdeel c (tot en met 2003 onderdeel d), van de Wet LB behoren tot de vrije vergoedingen niet vergoedingen ter zake van maaltijden waarbij het zakelijke karakter:
1 van bijkomstig belang is, of
2 van meer dan bijkomstig belang is voor zover zij wat betreft aantal en regelmaat uitgaan boven bij ministeriële regeling te stellen normen.
4.1.3. Voor verstrekkingen is deze bepaling in artikel 17 Wet LB van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.2. Ingevolge de op artikel 15b, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wet LB gebaseerde ministeriële regeling, gold in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2006 voor maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter de zogenoemde 80-maaltijdenregeling. Deze regeling hield in dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar met een meer dan bijkomstig zakelijk belang, volledig onbelast was. Boven de 80 maaltijden gold een normbedrag inhoudende dat in de jaren 2002 tot en met 2005 per koffiemaaltijd per werknemer een bedrag van respectievelijk € 1,45 (2002) , € 1,50 (2003) en € 1,55 (2004 tot en met 2005) tot het belaste loon werd gerekend (artikelen 28 en 32 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001).
4.3. Tijdens de parlementaire behandeling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001, is bij de behandeling van artikel 15 Wet LB het volgende opgemerkt over de verstrekking of vergoeding van maaltijden (Kamerstukken, 26 728, nr. 3, pp. 34 en 35):
“Eerste lid, onderdeel b. Aan het in de Wet op de loonbelasting 1964 in dit onderdeel geïntroduceerde begrip beloningsvoordeel zijn in het algemene deel van de onderhavige artikelsgewijze toelichting op de aanpassingen van de Wet op de loonbelasting 1964 reeds enkele beschouwingen gewijd. Hierna wordt een en ander nader uitgewerkt.
De omschrijving ‹niet als beloningsvoordeel› ziet op die vergoedingen en verstrekkingen waarvan gelet op de omvang van het voordeel voor de werknemer enerzijds en het specifieke belang van de werkgever bij dergelijke vergoedingen of verstrekkingen anderzijds, mag worden aangenomen dat zij niet als loon worden ervaren. Het betreft hier min of meer toevallige voordelen die opkomen in het bredere kader van het belang van de werkgever (hierna: in het zakelijke belang) en die dus niet primair ter beloning worden gegeven. Hiervan is niet sprake als een dergelijke vergoeding of verstrekking gepaard gaat met een aanmerkelijk privé-belang of privé-voordeel van de werknemer.
(…)
Een ander voorbeeld betreft de maaltijden die werknemers verstrekt of vergoed krijgen in het kader van wekelijkse koopavonden. De maaltijdvoorziening dient in zo'n geval primair het zakelijke belang om de winkel buiten normale ‹kantooruren› open te houden. Indien in een dergelijk geval geen sprake is van een frequente verstrekking of vergoeding, kan een bijtelling voor de maaltijd achterwege blijven. Een en ander is uitgewerkt in het nieuwe artikel 15b, onderdeel d, en zal nog verder worden uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990.
In dit kader wordt opgemerkt dat van een maaltijdverstrekking of -vergoeding primair in het zakelijke belang bijvoorbeeld sprake kan zijn bij al dan niet verwacht overwerk of koopavonden, tijdens dienstreizen/reizen in het werk van mobiele/ambulante werknemers (vertegenwoordigers, accountants), tijdens een zakelijke bespreking met klanten buiten de vaste werkplek of tijdens werkzaamheden op niet permanente locaties (wegenbouwers, bouwvakkers, filmcrew) of aan boord van vliegtuigen, schepen, boorplatforms of kermiswagens.”
In de Nota naar aanleiding van het verslag is voorts opgemerkt (Kamerstukken, 26 728, nr. 6, p. 14):
“Voor maaltijden biedt de nieuwe wettelijke regeling duidelijkheid door te bepalen dat een vergoeding of verstrekking terzake onbelast blijft voorzover het zakelijke karakter van de maaltijden vooropstaat en deze wat betreft aantal en regelmaat voldoen aan de nadere voorschriften die zullen worden opgenomen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 (zie de voorgestelde artikelen 15b, eerste lid, onderdeel d, en 17 van de Wet op de loonbelasting 1964).”
Tijdens de behandeling van de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001, is in artikel 15 b Wet LB het aanvankelijk voorgestelde “bijkomend” telkens vervangen door: bijkomstig. Dienaangaande is het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2000/01, 27466, nr. 3, p. 83 en 84):
“De in onderdeel G, eerste en derde lid, opgenomen wijzigingen zijn van redactionele aard en strekken ertoe de wettekst te verduidelijken en zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het in artikel 13a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen begrip bijkomstig, waaraan de jurisprudentie invulling heeft gegeven. Aldus wordt bewerkstelligd, dat ingeval het zakelijke karakter kwantitatief kan worden aangeduid, daarvan sprake is als het zakelijke karakter meer beloopt dan 10%.”
Met ingang van 1 januari 2007 is de 80-maaltijdenregeling afgeschaft (wet van 14 december 2006 (Wijzigingsplan 'Paarse krokodil'), Stb. 2006, 681). Met ingang van die datum geldt dat vergoedingen, in redelijkheid, ter zake van maaltijden waarbij het zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang is tot de vrije vergoedingen behoren. De uitleg van de zinsnede “meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden” is tijdens de parlementaire behandeling ook aan de orde geweest (Kamerstukken II 2005/06, 30 577, nr. 7, p. 12):
“Meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden
De Orde stelt een aantal vragen over het begrip maaltijden waarbij het zakelijke karakter van meer dan bijkomstig belang is. Zo vraagt de Orde hoe de opmerking 'al dan niet verwacht overwerk of werk op koopavonden' zich verhoudt tot de opmerking over het 'door het werk 's avonds niet op een gewone tijd (tussen 17.00 en 20.00 uur) thuis kunnen eten'. Verder vraagt de Orde of is bedoeld dat een lunch op een vaste werkplek nimmer een zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang zou hebben, hetgeen de Orde bij vergaderingen - al dan niet met cliënten - onjuist zou achten. Naar aanleiding van deze vragen merk ik op dat het begrip 'maaltijden waarbij het zakelijke karakter van meer dan bijkomstig belang is' met ingang van 1 januari 2001 is ingevoerd. Het wetsvoorstel beoogt niet dat begrip te wijzigen. Wat door het voorstel wijzigt, is de heffing tegen normbedragen over de meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden voor zover die het aantal van 80 in het kalenderjaar te boven gaan. Deze heffing komt in het voorstel te vervallen. Van een maaltijd waarbij het zakelijke karakter van meer dan bijkomstig belang is, is in ieder geval sprake als een werknemer door het werk niet tussen 17.00 uur en 20.00 uur thuis kan eten. Dat is een algemene regel die de situaties bij overwerk en bij werk op koopavonden bestrijkt. Maar mocht door het overwerk nog later worden gegeten, dan draagt die maaltijd eveneens een zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang. De lunch op de vaste werkplek is een voorbeeld van een maaltijd waarbij het zakelijke karakter van niet meer dan bijkomstig belang is. Dat is niet anders als collega's samen gaan eten, ook al wordt er daarbij over het werk gesproken. Een lunch tijdens een vergadering met cliënten heeft wel een zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang. Of een vergaderlunch met alleen kantoorgenoten dat karakter ook heeft, hangt van de omstandigheden af. Dat kan zeker het geval zijn, bijvoorbeeld als een presentatie wordt gegeven. Dit meen ik verder aan de praktijk te moeten overlaten. In de situatie dat de lunch op kantoor geen zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang heeft, kan overigens op basis van de normwaardering voor kantinemaaltijden eindheffing plaatsvinden.”
4.4. Uit de weergegeven wettekst en wetsgeschiedenis dienaangaande en de latere verduidelijking in 2007, leidt de rechtbank af dat een maaltijd, ook als die op de werkplek wordt genuttigd, in beginsel tot de inkomensbesteding behoort en als zodanig niet vrijgesteld is van loonheffing. Dat wordt niet anders als de werkgever die maaltijd vergoedt of verstrekt. Bovendien ziet de wetgever de lunch op de vaste werkplek in principe steeds als een maaltijd waarbij het zakelijke karakter van niet meer dan bijkomstig belang is. Onder bepaalde omstandigheden kan worden gezegd dat het zakelijk karakter van de maaltijden meer dan bijkomstig is. Op eiseressen rust de bewijslast aannemelijk te maken dat de lunches van de werknemers een meer dan bijkomstig zakelijk karakter in de zin van artikel 15b, eerste lid, van de Wet LB hebben.
4.5. Ter onderbouwing van hun standpunt dat de lunches een meer dan bijkomstig zakelijk karakter hebben, hebben eiseressen gesteld dat de werknemers geregeld buiten het kantoor hun werkzaamheden verrichten en dat daarom de lunch het moment is om zakelijke gegevens met elkaar te wisselen. Van de lunches, die gemiddeld zo’n 30 minuten duren, wordt minimaal 10 minuten over zaken gesproken die het werk betreffen. De rechtbank kan eiseressen hierin niet volgen. Het gegeven dat er tijdens een lunch op de werkplek tussen collega’s (gedurende enige tijd) gesprekken worden gevoerd over het werk is, gelet op de bedoeling en van de wetgever, zelfs als dat minimaal 10 van de 30 minuten zou zijn, op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat de lunches een meer dan bijkomstig zakelijk karakter hebben. Eiseressen hebben daarnaast geen aanvullende omstandigheden gesteld die de conclusie wettigen dat telkens sprake was van vergaderlunches. Dat de werknemers van eiseressen geregeld buiten het kantoor hun werkzaamheden verrichten geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Eiseressen zijn derhalve niet geslaagd in de op hen rustende bewijslast.
Heffingsrente
4.6. Eiseressen hebben hun beroepen tegen de beschikkingen heffingsrente niet afzonderlijk onderbouwd. Omdat de beroepsgrond tegen de naheffingsaanslagen geen doel treft, zullen de beroepen tegen de beschikking heffingsrente eveneens ongegrond worden verklaard. Dat ligt alleen anders in de zaak van [X4] V.O.F. waarin verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat het bedrag aan heffingsrente dient te worden verlaagd tot € 319. De rechtbank ziet in het geval van [X4] V.O.F. geen aanleiding om af te wijken van de door verweerder gemaakte nieuwe berekening, en zal het bedrag aan heffingsrente in die zaak daarom dienovereenkomstig verlagen.
Boetes
4.7. Partijen zijn in de beroepsfase overeengekomen dat de opgelegde boetes dienen te vervallen. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen hierin niet te volgen en zal derhalve de aan eiseressen opgelegde boetebeschikkingen vernietigen.
4.8. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.6 en 4.7 dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Voor een kostenveroordeling is in deze zaken geen plaats, omdat het gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak met nummer 08/01200 verweerder reeds heeft veroordeeld tot vergoeding van de kosten in verband met het instellen van de beroepen, en de gemachtigde van eiseressen sindsdien geen proceshandelingen meer heeft verricht. Omdat slechts eenmaal griffierecht is geheven en wel in de zaak van [X1] B.V., hoeft verweerder slechts aan die eiseres het geheven recht te vergoeden.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze zien op de boetes;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het beroep met zaaknummer 10/5159 voor zover deze ziet op de beschikking heffingsrente;
- vernietigt de boetebeschikkingen en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- vermindert de beschikking heffingsrente in de zaak met nummer 10/5159 tot een bedrag van € 319 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat verweerder aan [X1] B.V. vergoedt het door haar betaalde griffierecht van € 285.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.A.M. Röell-Mulder, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. T.A. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.