Home

Rechtbank Haarlem, 21-07-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:2790 BR5845, 10/2136

Rechtbank Haarlem, 21-07-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:2790 BR5845, 10/2136

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
21 juli 2011
Datum publicatie
25 augustus 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR5845
Zaaknummer
10/2136

Inhoudsindicatie

Douane. Douanewaarde. Herziening van de aangifte op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 10/2136

Uitspraakdatum: 21 juli 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] N.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Op 30 januari 2009 heeft eiseres aangifte gedaan tot plaatsing onder de regeling “in het vrije verkeer brengen” met het nummer [NUMMER A] (hierna: de aangifte) voor goederen die op de aangifte zijn omschreven als “vaas van keramische stoffen, zijnde porselein, andere”.

1.2. Verweerder heeft met dagtekening 30 januari 2009 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb 1) uitgereikt ten bedrage van € 3.618,24 aan douanerechten op industriële producten.

1.3. Bij brief van 11 juni 2009 heeft eiseres verzocht om herziening van de aangifte.

1.4. Verweerder is bij beschikking van 3 september 2009 tegemoet gekomen aan het verzoek om herziening van de aangifte voor wat betreft de wijziging van de goederencode.

1.5. Verweerder heeft met dagtekening 29 september 2009 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb 2) uitgereikt ten bedrage van € 3.230,52 aan douanerechten op industriële producten.

1.6. Eiseres heeft tegen de onder 1.5 genoemde utb 2 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 maart 2010 de utb 2 gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.7. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2011. Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen mr. I.M.P. Geppaard.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 30 januari 2009 heeft eiseres de onder 1.1 genoemde aangifte gedaan. Op deze aangifte is - voor zover van belang- vermeld:

“Primaire gegevens aangifte

Land van verz/uitv: CN China

Aangever: [X] N.V.

Nadere gegevens aangifte

Land v. bestemming: SI Slovenië

N.A.W.-gegevens aangifte

Koper: [X] N.V.

Verkoper: [BEDRIJF A]

Primaire gegevens artikel

Goederencode: 6913 1000 90 0000 0000 00 00

Land v. oorsprong: CN China

Omschrijving: vaas van keramische stoffen, zijnde porselein, andere

Regeling: 40 71

Factuurprijs: € 64.252,32

Douanewaarde: € 60.304,00

21600 ST

Nadere gegevens artikel

Voorafgaande documenten [NUMMER B]

Aantal 22704

Merk: [NUMMER C]

DV1-gegevens

Koper: [X] N.V.

Verkoper: [BEDRIJF A]

Factuurnummer: [NUMMER D] (deel)

Datum: 29-01-2008

Leveringsvoorwaarde: DDP

Schuldgegevens:

Tariefgetal: 6,000000”

2.2. Bij brief van 11 juni 2009 heeft eiseres verzocht om herziening van de aangifte. In dit verzoek is - voor zover van belang - vermeld:

“(…) Deze aangifte heeft betrekking op vaatwerk van porselein, met oorsprong China. De goederen zijn ingedeeld onder TARIC-code 6913 1000 90. De aangegeven douanewaarde van Eur. 60.304,00 is berekend middels deelfactuur [NUMMER D] van 29 januari 2009 en factuur [NUMMER F] van 30 januari 2009.

Gezien de samenstelling / gebruik en met name gebruikmaking van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, hadden wij de goederen moeten indelen onder TARIC-code 6911 1000 00. Tevens had de douanewaarde berekend kunnen worden middels deelfactuur [NUMMER G] van 06 november 2008 (art. 147 TCDW).(…)”

2.3. Bij beschikking van 3 september 2009 heeft verweerder het verzoek om herziening van de aangifte deels toegewezen. Verweerder heeft op verzoek van eiseres de goederencode gewijzigd in 6911 1000 00. Voorts heeft verweerder de douanewaarde vastgesteld op € 57.073,00.

2.4. Verweerder heeft met dagtekening 29 september 2009 aan eiseres utb 2 uitgereikt ten bedrage van € 3.230,52 aan douanerechten op industriële producten.

2.5. Tot de stukken van het geding behoort een factuur met het nummer [NUMMER G] van 6 november 2008 van [BEDRIJF B] S.p.A. te [PLAATSNAAM], Italië aan [BEDRIJF C] NV te [PLAATSNAAM], België (hierna: factuur 1).

2.6. Tot de stukken van het geding behoort tevens een factuur met het nummer [NUMMER D] van 29 januari 2009 van [BEDRIJF C] NV te [PLAATSNAAM], België aan [BEDRIJF A] te [PLAATSNAAM], Slovenië (hierna: factuur 2). In deze factuur is - voor zover van belang - vermeld:

“(…)

Order: 7th delivery [MERK, VERVOER, NUMMER]

Article no. Description Quant. (…) Unit Pr. Total amount in EUR

[NUMMER I] Breakfast plate set 2 green 2,8300 € 55.015,20

[NUMMER J] Custom Code: 69131000 ,685 KG

[NUMMER K] Breakfast plate set 2 stripes 4320 SET 2,8300 € 12.225,60

[NUMMER C] Custom Code: 69131000 ,685 KG

Terms of delivery (Incoterms): DDP [PLAATSNAAM]

Origin of goods: China

Type of transport: truck (…)”

2.7. Tot de stukken van het geding behoort voorts een factuur met het nummer [NUMMER F] van 30 januari 2009 van [BEDRIJF C] NV te [PLAATSNAAM], België aan [BEDRIJF A] te [PLAATSNAAM], Slovenië (hierna: factuur 3). In deze factuur is - voor zover van belang - vermeld:

“(…)

Order: 7th delivery [MERK, VERVOER, NUMMER]

Article no. Description Quant. (…) Unit Pr. Total amount in EUR

[NUMMER K] Breakfast plate set 2 green 21600 2,8300 € 61.128,00

[NUMMER C] Custom Code: 69131000 ,685 KG

Terms of delivery (Incoterms): DDP [PLAATSNAAM]

Origin of goods: China

Type of transport: truck (…)”

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil de douanewaarde van de goederen. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres factuur 1 mag gebruiken voor het vaststellen van de douanewaarde.

3.2. Eiseres heeft gesteld dat factuur 2 niet gebruikt kan worden voor het vaststellen van de douanewaarde. In dit kader heeft eiseres gesteld dat zij in de aangifte wordt aangemerkt als importeur en koper van de goederen. Eiseres heeft echter niet de beschikkingsmacht over de goederen, heeft geen verplichting tot betaling van de koopsom en het risico bij de verdere distributie ligt bij [BEDRIJF A]. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat gezien de leveringsvoorwaarde DDP eiseres verantwoordelijk is voor de aangifte. Eiseres neemt de betaling van de rechten bij invoer alsmede de transportkosten voor haar rekening en neemt deze kosten plus een winstpercentage mee in haar verkoopprijs. Het is derhalve niet aannemelijk dat eiseres de bedoeling heeft gehad om op basis van de verkoopfactuur de douanewaarde te willen vaststellen. Op basis van factuur 2 kan de douanewaarde niet worden vastgesteld, aldus eiseres. Eiseres heeft tot slot gesteld dat het op basis van eerdere aangiften zeer aannemelijk is dat het gaat om een verschoonbare vergissing, welke te goeder trouw is begaan. Alles wijst erop dat de douanewaarde is berekend op basis van onjuiste en/of onvolledige gegevens.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de beschikking en vernietiging van utb 1 en 2.

3.3. Verweerder heeft aangevoerd dat het beroep op herziening op basis van artikel 78, derde lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW) faalt. Uit de D.V.1 gegevens blijkt niet dat eiseres de bedoeling heeft gehad om factuur 1 te gebruiken. Tevens is de door eiseres bij de aangifte overgelegde factuur 2 op zichzelf staand niet onvolledig of onjuist. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat eiseres moet worden aangemerkt als koper en niet [BEDRIJF C] N.V. Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat hij niet beschikt over alle gegevens behorende bij de eerder door eiseres gedane aangiften. Bovendien staat elke aangifte op zichzelf.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In artikel 78, eerste lid, van het CDW is bepaald dat de douaneautoriteiten na de vrijgave van de goederen ambtshalve of op verzoek van de aangever tot herziening van de aangifte kunnen overgaan. Ingevolge artikel 78, derde lid, van het CDW nemen de douaneautoriteiten indien uit de herziening van de aangifte of uit de controles achteraf blijkt dat de bepalingen die voor de betrokken douaneregeling gelden, op grond van onjuiste of onvolledige gegevens zijn toegepast, met inachtneming van de eventueel vastgestelde bepalingen, de nodige maatregelen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken.

4.2. Ter zitting is vast komen te staan dat tussen partijen niet meer in geschil is dat factuur 1 en factuur 2 betrekking hebben op dezelfde goederen. Tevens is niet in geschil dat factuur 1 en factuur 2 op zich voldoen aan de vereisten van artikel 147 van de Verordening (EEG) nr. 2454/93 (hierna: UCDW) en dat op basis van beide facturen de douanewaarde zou kunnen worden vastgesteld. Tussen partijen is nog slechts in geschil of de douaneautoriteiten tot herziening van de aangifte moeten overgaan en de douanewaarde moet vaststellen op basis van factuur 1.

4.3. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EU) van 20 oktober 2005, C-468/03 (Overland Footwear Ltd) is - voor zover van belang - het volgende overwogen:

63. Artikel 78, lid 3, maakt geen onderscheid tussen fouten of vergissingen die wél en andere die niet kunnen worden rechtgezet. De bewoordingen „onjuiste of onvolledige gegevens” moet aldus worden uitgelegd dat daaronder zowel materiële fouten of vergissingen als een onjuiste uitlegging van het toepasselijke recht vallen.

67. Verder moet worden vastgesteld dat de omstandigheid dat een douaneaangifte formeel gezien geen afzonderlijke vermelding van een inkoopcommissie bevat, hoewel die commissie onderscheiden is van de prijs van de goederen, enkel tot gevolg heeft dat die commissie op goede gronden belastbaar wordt geacht, zodat de daarop toegepaste invoerrechten rechtmatig zijn geheven.

68. Aangezien er een mogelijkheid tot latere herziening van een douaneaangifte op verzoek van de aangever bestaat, kan die omstandigheid niet tot gevolg hebben dat rechten die op grond van loutere bewijsregels rechtmatig zijn geheven, achteraf met wettelijk verschuldigde rechten in de zin van artikel 236, lid 1, van het douanewetboek worden gelijkgesteld, hoewel voldoende bewijs is geleverd.

69. Ten slotte moet worden vastgesteld dat een fout die bestaat in een onbedoelde vergissing, hoe dan ook niet kan worden aangemerkt als de uitoefening van een keuze, wat per definitie een bewuste handeling is.

70. Uit het voorgaande volgt dat de artikelen 78 en 236 van het douanewetboek van toepassing zijn in het geval van een douaneaangifte waarbij per vergissing in de douanewaarde een inkoopcommissie is opgenomen.

4.4.1. Ter zitting heeft [A] namens eiseres gesteld dat in december 2008 een nieuwe medewerker bij eiseres is begonnen en dat hij de supervisie had over deze nieuwe medewerker. Ten tijde van de aangifte op 30 januari 2009, kort na de indiensttreding van de nieuwe medewerker, ontbrak de supervisie omdat hij op vakantie was. De nieuwe medewerker die voornamelijk aangiften ten uitvoer deed en eenvoudige aangiften ten invoer, waarvan in het onderhavige geval geen sprake is, heeft per vergissing factuur 2 overgelegd. Aangezien de goederen zich in het entrepot van eiseres bevonden, zat factuur 1 in de administratie van het entrepot. Deze door eiseres ter zitting gegeven toelichting, welke toelichting door verweerder niet, althans onvoldoende, is weersproken, acht de rechtbank geloofwaardig.

4.4.2. Op factuur 2 is vermeld dat de leveringsvoorwaarde Delivered Duty Paid (DDP) is. Deze leveringsvoorwaarde houdt in dat de verkoper aan zijn leveringsverplichting voldoet wanneer de goederen op de genoemde plaats ter beschikking van koper zijn gesteld. De aan aflevering verbonden risico's en kosten, inclusief eventueel verschuldigde douanerechten, zijn voor rekening van verkoper. Nu het een levering van [BEDRIJF C] NV te [PLAATSNAAM], België aan een koper in Slovenië betreft, zal in de overeengekomen prijs ook een bepaald winstpercentage zijn opgenomen. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat het niet de bedoeling is dat de rechten bij invoer worden berekend over een douanewaarde waar een winstpercentage in is opgenomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres nooit de bedoeling heeft gehad om factuur 2 te gebruiken bij het vaststellen van de douanewaarde. Uit de D.V. 1 gegevens die in de aangifte zijn vermeld, volgt dat deze gegevens niet geheel overeenstemmen met de gegevens die zijn vermeld op de bij de aangifte overgelegde factuur 2. Dit is tevens een aanwijzing dat eiseres nooit de bedoeling heeft gehad factuur 2 te gebruiken. Dat de gegevens die vermeld zijn op de aangifte ook niet overeenstemmen met de gegevens die zijn vermeld op factuur 1, leidt niet tot een ander oordeel. Bovendien heeft eiseres zelf, zie de onder 2.2 vermelde brief, verzocht om wijziging van de goederencode. Deze wijziging van de goederencode heeft tot gevolg dat eiseres een hoger percentage aan rechten bij invoer is verschuldigd.

4.4.3. Alle feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een verschoonbare (onbedoelde) vergissing die eiseres bovendien te goeder trouw heeft gemaakt. Gelet op voorgaande is verweerder verplicht de douanewaarde te herzien als bedoeld in artikel 78 van het CDW.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt utb 2;

- gelast dat verweerder de douanewaarde vaststelt op basis van factuur 1 en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat verweerder het door eisereses betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.