Rechtbank Haarlem, 21-07-2011, BR6234, AWB 10 / 2138
Rechtbank Haarlem, 21-07-2011, BR6234, AWB 10 / 2138
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 21 juli 2011
- Datum publicatie
- 30 augustus 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6234
- Zaaknummer
- AWB 10 / 2138
Inhoudsindicatie
Douane. Verzoek om terugbetaling. Herziening van de aangifte op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 10/2138
Uitspraakdatum: 21 juli 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X] N.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 2 februari 2009 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb 1) uitgereikt ten bedrage van € 3.342,24 aan douanerechten op industriële producten.
1.2. Bij brief van 11 juni 2009 heeft eiseres een verzoek om terugbetaling ingediend.
1.3. Verweerder heeft bij beschikking van 10 augustus 2009 het verzoek om terugbetaling afgewezen.
1.4. Bij brief van 15 september 2009, ontvangen door verweerder op 16 september 2009, heeft eiseres tegen de onder 1.3 genoemde beschikking bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 maart 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2011. Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Op 2 februari 2009 heeft eiseres aangifte gedaan tot plaatsing onder de regeling “in het vrije verkeer brengen” met het nummer [#] (hierna: de aangifte) voor goederen die op de aangifte zijn omschreven als “vaatwerk van porselein”. Op deze aangifte is - voor zover van belang- vermeld:
“Primaire gegevens aangifte
Land van verz/uitv: CN China
Aangever: [X] N.V.
Nadere gegevens aangifte
Land v. bestemming: SI Slovenië
N.A.W.-gegevens aangifte
Aangever: [X] N.V.
Koper: [D] DD
Verkoper: [E] NV
Primaire gegevens artikel
Goederencode: [#]
Land v. oorsprong: CN China
Omschrijving: vaatwerk van porselein
Regeling: 40 71
Factuurprijs: € 31.523,88
Douanewaarde: € 27.852,00
[#]: 1620 SET
[#]: 3696 SET
Nadere gegevens artikel
Voorafgaande documenten: [#]
[#]
Verpakking Merk: [#] / [#]
DV1-gegevens
Koper: [D] DD
Verkoper: [E] NV
Factuurnummer: 110001
Datum: 2 februari 2009
Leveringsvoorwaarde: DDP
Schuldgegevens:
Tariefgetal: 6,000000”
2.2. Tot de stukken van het geding behoort een factuur met het nummer [#] van 19 november 2008 van [F] aan [E] NV (hierna: factuur 1).
2.3. Tot de stukken van het geding behoort tevens een factuur met het nummer 1100001 van 2 februari 2009 van [E] NV aan [D] DD (hierna: factuur 2). In deze factuur is - voor zover van belang - vermeld:
“(…)
Order: 7th delivery [G]
Article no. Description Quant. (…) Total amount in EUR
[#] Cup & Saucer set 2 pink 1848 SET € 10.958,64
154 D12
[#] Custom Code: 69131000 1,367 KG
[#] Cup & Suacer set 2 blue 3696 SET € 21.917,28
308 D12
Custom Code: 69131000 1,367 KG
Terms of delivery (Incoterms): DDP [plaats]
Origin of goods: China
Type of transport: Truck
(…)”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil de douanewaarde van de goederen. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres factuur 1 mag gebruiken voor het vaststellen van de douanewaarde.
3.2. Eiseres heeft gesteld dat factuur 2 niet gebruikt kan worden voor het vaststellen van de douanewaarde. In dit kader heeft eiseres gesteld dat zij in de aangifte wordt aangemerkt als importeur en koper van de goederen. Eiseres heeft echter niet de beschikkingsmacht over de goederen, heeft geen verplichting tot betaling van de koopsom en het risico bij de verdere distributie ligt bij [D]. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat gezien de leveringsvoorwaarde DDP eiseres verantwoordelijk is voor de aangifte. Eiseres neemt de betaling van de rechten bij invoer alsmede de transportkosten voor haar rekening en neemt deze kosten plus een winstpercentage mee in haar verkoopprijs. Het is derhalve niet aannemelijk dat eiseres de bedoeling heeft gehad om op basis van de verkoopfactuur de douanewaarde te willen vaststellen. Op basis van factuur 2 kan de douanewaarde niet worden vastgesteld, aldus eiseres. Eiseres heeft tot slot gesteld dat het op basis van eerdere aangiften zeer aannemelijk is dat het gaat om een verschoonbare vergissing, welke te goeder trouw is begaan. Alles wijst erop dat de douanewaarde is berekend op basis van onjuiste en/of onvolledige gegevens.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beschikking op het verzoek om terugbetaling, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de utb.
3.3. Verweerder heeft aangevoerd dat het beroep op herziening op basis van artikel 78, derde lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW) faalt. Uit de D.V.1 gegevens blijkt niet dat eiseres de bedoeling heeft gehad om factuur 1 te gebruiken. Tevens is de door eiseres bij de aangifte overgelegde factuur 2 op zichzelf staand niet onvolledig of onjuist. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat eiseres moet worden aangemerkt als koper en niet [E] N.V. Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat hij niet beschikt over alle gegevens behorende bij de eerder door eiseres gedane aangiften. Bovendien staat elke aangifte op zichzelf.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Eiseres heeft op basis van artikel 236 van het CDW om terugbetaling van de rechten bij invoer verzocht. Op grond van artikel 236, eerste lid, van het CDW moet tot terugbetaling van rechten bij invoer worden overgegaan „wanneer wordt vastgesteld dat het bedrag van de rechten op het tijdstip van betaling niet wettelijk verschuldigd was, dan wel dat het bedrag in strijd met artikel 220, lid 2, werd geboekt. [...] Er wordt geen terugbetaling of kwijtschelding verleend wanneer de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de betaling of de boeking van een wettelijk niet verschuldigd bedrag het gevolg zijn van een frauduleuze handeling van de zijde van de belanghebbende.”
4.2. In artikel 78, eerste lid, van het CDW is bepaald dat de douaneautoriteiten na de vrijgave van de goederen ambtshalve of op verzoek van de aangever tot herziening van de aangifte kunnen overgaan. Ingevolge artikel 78, derde lid, van het CDW nemen de douaneautoriteiten indien uit de herziening van de aangifte of uit de controles achteraf blijkt dat de bepalingen die voor de betrokken douaneregeling gelden, op grond van onjuiste of onvolledige gegevens zijn toegepast, met inachtneming van de eventueel vastgestelde bepalingen, de nodige maatregelen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken.
4.3. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EU) van 20 oktober 2005, C-468/03 (Overland Footwear Ltd) is - voor zover van belang - het volgende overwogen:
63. Artikel 78, lid 3, maakt geen onderscheid tussen fouten of vergissingen die wél en andere die niet kunnen worden rechtgezet. De bewoordingen „onjuiste of onvolledige gegevens” moet aldus worden uitgelegd dat daaronder zowel materiële fouten of vergissingen als een onjuiste uitlegging van het toepasselijke recht vallen.
67. Verder moet worden vastgesteld dat de omstandigheid dat een douaneaangifte formeel gezien geen afzonderlijke vermelding van een inkoopcommissie bevat, hoewel die commissie onderscheiden is van de prijs van de goederen, enkel tot gevolg heeft dat die commissie op goede gronden belastbaar wordt geacht, zodat de daarop toegepaste invoerrechten rechtmatig zijn geheven.
68. Aangezien er een mogelijkheid tot latere herziening van een douaneaangifte op verzoek van de aangever bestaat, kan die omstandigheid niet tot gevolg hebben dat rechten die op grond van loutere bewijsregels rechtmatig zijn geheven, achteraf met wettelijk verschuldigde rechten in de zin van artikel 236, lid 1, van het douanewetboek worden gelijkgesteld, hoewel voldoende bewijs is geleverd.
69. Ten slotte moet worden vastgesteld dat een fout die bestaat in een onbedoelde vergissing, hoe dan ook niet kan worden aangemerkt als de uitoefening van een keuze, wat per definitie een bewuste handeling is.
70. Uit het voorgaande volgt dat de artikelen 78 en 236 van het douanewetboek van toepassing zijn in het geval van een douaneaangifte waarbij per vergissing in de douanewaarde een inkoopcommissie is opgenomen.
4.4.1. Ter zitting heeft [A] namens eiseres gesteld dat in december 2008 een nieuwe medewerker bij eiseres is begonnen en dat hij de supervisie had over deze nieuwe medewerker. Ten tijde van de aangifte op 30 januari 2009, kort na de indiensttreding van de nieuwe medewerker, ontbrak de supervisie omdat hij op vakantie was. De nieuwe medewerker die voornamelijk aangiften ten uitvoer deed en eenvoudige aangiften ten invoer, waarvan in het onderhavige geval geen sprake is, heeft per vergissing factuur 2 overgelegd. Aangezien de goederen zich in het entrepot van eiseres bevonden, zat factuur 1 in de administratie van het entrepot. Deze door eiseres ter zitting gegeven toelichting, welke toelichting door verweerder niet, althans onvoldoende, is weersproken, acht de rechtbank geloofwaardig.
4.4.2. Op factuur 2 is vermeld dat de leveringsvoorwaarde Delivered Duty Paid (DDP) is. Deze leveringsvoorwaarde houdt in dat de verkoper aan zijn leveringsverplichting voldoet wanneer de goederen op de genoemde plaats ter beschikking van koper zijn gesteld. De aan aflevering verbonden risico's en kosten, inclusief eventueel verschuldigde douanerechten, zijn voor rekening van verkoper. Nu het een levering van [E] NV aan een koper in Slovenië betreft, zal in de overeengekomen prijs ook een bepaald winstpercentage zijn opgenomen. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat het niet de bedoeling is dat de rechten bij invoer worden berekend over een douanewaarde waar een winstpercentage in is opgenomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres nooit de bedoeling heeft gehad om factuur 2 te gebruiken bij het vaststellen van de douanewaarde. Bovendien heeft eiseres zelf, zie de onder 2.2 vermelde brief, verzocht om wijziging van de goederencode. Deze wijziging van de goederencode heeft tot gevolg dat eiseres een hoger percentage aan rechten bij invoer is verschuldigd.
4.4.3. Alle feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een verschoonbare (onbedoelde) vergissing die eiseres bovendien te goeder trouw heeft gemaakt. Gelet op voorgaande is verweerder verplicht de douanewaarde te herzien als bedoeld in artikel 78 van het CDW. Nu de douanewaarde moet worden herzien, moeten de douaneautoriteiten op grond van artikel 78, derde lid, van het CDW de nodige maatregelen nemen om een en ander recht te zetten door tot terugbetaling van de rechten bij invoer over te gaan. De omstandigheid dat rechten die op grond van loutere bewijsregels rechtmatig zijn geheven, kan niet tot gevolg hebben dat de rechten worden gelijkgesteld met wettelijk verschuldigde rechten in de zin van artikel 236, eerste lid, van het CDW (zie punt 68 van het hiervoor onder 4.3 genoemde arrest). Aangezien eiseres per vergissing factuur 2 heeft gebruikt en er geen sprake is van een frauduleuze handeling van de zijde van eiseres, moeten de rechten bij invoer op basis van artikel 236 van het CDW worden terugbetaald, zodra de aangifte krachtens artikel 78 van het CDW is herzien.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking op het verzoek om terugbetaling;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de utb;
- gelast dat verweerder de douanewaarde vaststelt op basis van factuur 1 en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.