Rechtbank Haarlem, 10-08-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:3144 BR6249, 11/808
Rechtbank Haarlem, 10-08-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:3144 BR6249, 11/808
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 10 augustus 2011
- Datum publicatie
- 30 augustus 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6249
- Zaaknummer
- 11/808
Inhoudsindicatie
Verzuimboete. Er is een gerechtvaardigd vermoeden dat de aanmaning eiseres heeft bereikt. Eiseres heeft dit vermoeden niet weten te ontzenuwen. De rechtbank acht een verzuimboete van € 1.250 passend en geboden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/808
Uitspraakdatum: 10 augustus 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 18 januari 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2009 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van nihil, alsmede de bij aparte beschikking opgelegde verzuimboete van € 2.460 (hierna: de verzuimboete).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2011. Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen mr. J-J.H.M. Rademaker.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover betrekking hebbend op de verzuimboete;
- vermindert de verzuimboete tot € 1.250;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Gronden
1.1. Eiseres heeft een uitnodiging ontvangen om vóór 1 juni 2010 aangifte te doen voor de vennootschapsbelasting over het jaar 2009. Daar zij de aangifte nog niet had ingediend, heeft verweerder aan eiseres een ambtshalve aanslag opgelegd berekend naar een geschat belastbaar bedrag van € 1.000. Bij aparte beschikking is aan eiseres een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 2.460.
1.2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de boete. Zij heeft alsnog een aangiftebiljet ingediend. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. De boete is gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft voor de jaren 2005 tot en met 2007 niet of te laat een aangiftebiljet vennootschapsbelasting ingediend. Ter zake van daarvan zijn voor die jaren aan eiseres verzuimboetes opgelegd van respectievelijk € 22, € 68 en € 113. De aangifte vennootschapsbelasting over 2008 moest voor 1 juni 2009 zijn ingediend. Deze is op 18 januari 2010 ingediend.
2. In geschil is (de hoogte van) de verzuimboete. Eiseres stelt dat de boete in geen verhouding staat tot het bedrag van de door haar betaalde vennootschapsbelasting sinds 1996. Daarnaast stelt eiseres dat zij nimmer een aanmaning tot het doen van aangifte heeft ontvangen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.1. Eiseres stelt dat zij nimmer een aanmaning heeft ontvangen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Een belastingplichtige, die niet reageert op de uitnodiging om aangifte te doen, krijgt eerst een herinnering en vervolgens een aanmaning. Indien hij die drie verzoeken om aan zijn verplichtingen te voldoen heeft genegeerd, beloopt de belastingplichtige een verzuimboete (Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3 blz. 34-35). Voor het opleggen van de verzuimboete is dus in beginsel geen plaats indien de aanmaning niet op het adres van belastingplichtige is ontvangen en de aanmaning de belastingplichtige ook anderszins niet heeft bereikt.
3.2. In beginsel is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat de aanmaning de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde wordt bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanmaning op dat adres. Dit brengt met zich mee dat verweerder in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres (vergelijk Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41.882, LJN: AZ 4416).
3.3. Verweerder heeft hiervoor de volgende bewijsstukken overgelegd: (i) een uitdraai uit het geautomatiseerde systeem van de belastingdienst waarin staat dat de laatste dag van de aanmaning 27 september 2010 is, (ii) een kopie van de aanmaning, welke vóór verzending is gescand, en (iii) een ambtsedige verklaring van een medewerker van de Belastingdienst B/CIE dat de aanmaning op 1 september 2010 is verzonden. De rechtbank is van oordeel dat hiermee genoegzaam is aangetoond dat aan eiseres een aanmaning is gezonden. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de aanmaning zoals die in het dossier van eiseres zit, wel is opgemaakt, maar niet is verzonden. Er is derhalve een gerechtvaardigd vermoeden dat de litigieuze brief eiseres heeft bereikt.
3.4. Gelet op het in onderdeel 3.2 aangehaalde arrest is het nu aan eiseres om het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanmaning op het juiste adres te ontzenuwen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd. De enkele blote ontkenning van eiseres dat zij de aanmaning niet heeft ontvangen, acht de rechtbank hierbij onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat eiseres eerst bij het beroepschrift heeft geklaagd dat zij de aanmaning niet heeft ontvangen en dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij normaal geen onregelmatigheden ondervindt in de postberzorging op haar adres.
3.5. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat eiseres op de juiste wijze is herinnerd en aangemaand om aangifte te doen. Op grond van artikel 67a, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen legt de inspecteur dan een verzuimboete op van ten hoogste € 4.920. Ingevolge § 21, derde lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst legt de inspecteur een verzuimboete op van 50% van het wettelijk maximum. Verweerder heeft aan eiseres conform dit besluit een boete opgelegd van € 2.460. Hoewel de boete is opgelegd conform de (algemene) beleidsregels, is de boete evenwel onderworpen aan een volledige rechterlijke toetsing, om te beoordelen of de hoogte van de boete in dit specifieke geval passend en geboden is.
3.6. De rechtbank acht de hoogte van de door verweerder opgelegde boete niet passend en geboden en neemt daarbij het volgende in aanmerking. Eiseres heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij een kleine stamrechtvennootschap is, die reeds jaren beperkte resultaten behaalt. Een boete van € 2.460 bedraagt ongeveer de helft van de jaaromzet van eiseres. Hoewel de boete onafhankelijk is van de hoogte van het belastbaar bedrag, is de rechtbank van oordeel dat het inkomen van een beboete mee kan wegen bij het oordeel of de boete passend en geboden is. Echter, de rechtbank heeft wel geconstateerd dat sprake is van recidive, daar de aangiftes over de jaren 2005 tot en met 2008 niet, dan wel te laat zijn ingediend. Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat de wetgever de verzuimboetes bij aanslagbelastingen bewust heeft verhoogd, om zo de bereidheid van belastingplichtigen te versterken om hun wettelijke verplichtingen na te komen (Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3 blz. 34). De rechtbank constateert ten slotte dat van een gedragsverandering van eiseres sprake is, daar de aangifte vennootschapsbelasting over 2010 wel tijdig is ingediend. Al deze omstandigheden tezamen en in hun onderlinge samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat een boete van € 2.460 niet passend en geboden is. De rechtbank zal de boete verlagen tot € 1.250. Het beroep is om die reden gegrond.
4. Nu geen kosten zijn gesteld of gebleken, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van Kempen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.