Home

Rechtbank Haarlem, 03-05-2011, BR6768, AWB 10 / 491

Rechtbank Haarlem, 03-05-2011, BR6768, AWB 10 / 491

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
3 mei 2011
Datum publicatie
6 september 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6768
Zaaknummer
AWB 10 / 491

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Navorderingsaanslag tijdig opgelegd. Nieuw feit aanwezig. De winst van eiseres is terecht gecorrigeerd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 10/491

Uitspraakdatum: 3 mei 2011

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[X] B.V. te [Z], eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 26.270 negatief. Vervolgens heeft verweerder aan eiseres voor dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 23.795 negatief.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop verweerder heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

1.6. Bij brief van 7 januari 2011 heeft eiseres nader stukken ingediend. Vervolgens heeft zij op 10 januari 2011 een aanvulling daarop ingediend. De griffier heeft deze brieven en stukken in afschrift aan verweerder gezonden.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2011. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Ter zitting is tevens de zaak behandeld met het nummer AWB 10/176. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overgelegd, geldt als aangevoerd en overgelegd in de andere zaak. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

2.1. De directeur-grootaandeelhouder van eiseres, [A] (hierna aan te duiden als: [A]) verkocht in 2000 zijn vrijstaande woning aan de [a-straat 1] te [Z], waarvan de WOZ-waarde € 572.217 bedroeg. Hij is verhuisd naar een appartement aan de [b-straat 1] te [Z], met een WOZ-waarde van € 245.949. Hij had toen tevens een in 1999 voor ongeveer € 120.000 gekocht appartement in [P], Spanje in eigendom. Dat appartement heeft [A] in september 2001 verkocht voor circa € 120.000. Op 28 juni 2001 kocht hij voor € 396.000 een in dat jaar gebouwd huis (hierna ook aan te duiden als: de woning), eveneens in [P, Spanje].

2.2. In april 2002 is de woning getaxeerd door een technisch taxatiebureau te [Q, Spanje]. Bij die taxatie is de waarde van de woning bepaald op € 535.100. In september 2002 heeft [A] de woning opnieuw laten taxeren, ditmaal door een taxateur uit [P, Spanje]. Bij die taxatie is de waarde bepaald op € 713.576.

2.3. Op 3 april 2002 heeft [A] eiseres opgericht. De activiteiten van eiseres bestaan uit het beheren van een stamrecht en van de woning in Spanje.

2.4. [A] heeft op 28 februari 2002 zijn dienstbetrekking bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] BV beëindigd. In verband met die beëindiging had zijn voormalige werkgeefster hem een aanspraak op een periodieke uitkering toegezegd. De waarde van die aanspraak was vastgesteld op € 1.361.340,65. Bij overeenkomst van 22 februari 2002 bedong [A] van eiseres in oprichting dat het evenvermelde, door de werkgeefster ten titel van afkoop van haar verplichting op een bankrekening van eiseres te storten, bedrag zal worden uitgekeerd als lijfrente. Dit stamrecht is nog niet ingegaan en wordt jaarlijks tot aan de ingangsdatum met 4 percent opgerent.

2.5. In de periode van april 2002 tot november 2002 heeft [A] bedragen opgenomen van de bankrekening van eiseres, welke opnamen in rekening-courant werden verwerkt. In november 2002 beliep de daaruit voortgevloeide schuld van [A] aan eiseres € 121.533.

2.6. Op 10 december 2002 kocht eiseres de woning van [A] voor € 725.000. Voorts betaalde eiseres [A] € 50.000 voor inventaris. Betaling van beide bedragen geschiedde door verrekening in rekening-courant. De akte van overdracht van de woning werd op 11 februari 2003 gepasseerd. Op de balans van eiseres ultimo 2003 werd naast de koopprijs van de woning de verschuldigde overdrachtsbelasting ten bedrage van € 53.450 geactiveerd.

2.7. De woning is sinds de verkoop aan eiseres niet verhuurd geweest. In 2005 heeft eiseres twee advertenties op internet gezet, waarbij de woning te huur werd aangeboden voor € 10.000 tot € 15.000 per maand.

2.8. In 2002 heeft [A] na de verkoop van de woning op 10 december in de woning verbleven. Hij heeft voor dat verblijf geen huur betaald en heeft bij zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar geen uitdeling van winst ter zake van dat verblijf in aanmerking genomen, en ook eiseres heeft bij haar aangifte dienaangaande geen winst verantwoord.

2.9. In de jaren 2003 tot en met 2007 heeft eiseres de volgende bedragen geïnvesteerd in de woning: € 49.551 aan meubilair, € 9.442 aan tuinaanleg en € 112.466 aan verbouwingen. De afschrijvingen bedroegen over de jaren 2002 tot en met 2007 in totaal € 98.882. Voorts kwamen in de jaren 2003 tot en met 2007 in verband met de woning gemaakte kosten van energie, huisvesting, lokale belasting, vervoer, reis en verblijf, verzekeringen en schoonmaak ten laste van eiseres, tot een totaalbedrag van € 37.980. Ten slotte werden voor het huis nog kosten geboekt op de grootboekrekening 'overige huisvestingskosten'.

2.10. In november 2007 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden. Volgens het van dat onderzoek opgemaakte rapport staat de woning aan [A] ter beschikking en hebben hij en eiseres onzakelijk gehandeld doordat voor het gebruik ervan geen vergoeding in rekening is gebracht. Daarmee heeft eiseres, aldus het rapport, haar aandeelhouder jaarlijks met een bedrag van € 34.100 bevoordeeld. Voor het gebruik van de woning in 2002, vanaf 10 december, is dat voordeel berekend op € 1.900. Met dit bedrag aan uitgedeelde winst en € 575 aan afschrijvingskosten op meubilair is de belastbare winst bij de onderhavige navorderingsaanslag gecorrigeerd.

3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd.

3.2. Tevens is in geschil of verweerder beschikte over een voor het opleggen van de navorderingsaanslag vereist nieuw feit en, bij gebreke daarvan, of eiseres te kwade trouw is ten aanzien van enig feit dat grond oplevert voor het vermoeden dat de primitieve aanslag tot een te laag bedrag was vastgesteld.

3.3. Voorts is in geschil of de winst van eiseres terecht is gecorrigeerd met evenvermelde bedragen aan bevoordelingen van haar aandeelhouder.

3.4. Al deze vragen worden door eiseres ontkennend en door verweerder bevestigend beantwoord. Ten aanzien van de door verweerder gestelde kwade trouw stelt eiseres bovendien dat die stelling tardief is aangevoerd als grondslag voor de navordering.

3.5. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Blijkens ter zitting door verweerder overgelegde schermafdrukken heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres op 21 maart 2003 uitstel gevraagd voor het indienen van de aangifte en heeft verweerder op 1 mei 2003 aan die gemachtigde laten weten dat uitstel werd verleend tot 1 april 2004. De navorderingstermijn is met de duur van dit uitstel verlengd tot 31 oktober 2008. Dit brengt mee dat ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag, op 31 juli 2008, de bevoegdheid daartoe niet was vervallen.

4.2. De inspecteur mag in beginsel vertrouwen op de juistheid van de gedane aangifte. In het onderhavige geval maakt de, door een professionele belastingadviseur opgemaakte, aangifte een geordende indruk en was er voor verweerder geen grond te vermoeden dat de aangifte op enig punt onjuist was. In het bijzonder waren er in de aangifte geen aanknopingspunten die noopten tot een onderzoek naar de waarde van de woning en naar het realiteitsgehalte van de exploitatiemogelijkheden, op grond waarvan verweerder bij het regelen van de primitieve aanslag erop bedacht had moeten zijn dat in verband daarmee van een winstuitdeling sprake was en dat hij, door na te laten dienaangaande onderzoek te doen, een ambtelijk verzuim heeft begaan. Dit brengt mee dat hetgeen bij het boekenonderzoek aan verweerder bekend is geworden heeft te gelden als nieuw, navordering rechtvaardigend feit.

4.3. Volgens de akte van overdracht heeft eiseres € 50.000 aan [A] betaald wegens overname van inventaris. Bij een dergelijk hoog bedrag aan overgenomen inventaris ligt het in de rede dat een inventarislijst wordt opgemaakt. Deze ontbreekt evenwel, evenals elke andere vorm van specificatie, en ook aankoopnota’s zijn niet in het geding gebracht. Aangezien voorts enkele jaren later door eiseres voor een bedrag van € 37.209 aan nieuwe meubels is aangeschaft, is het vermoeden gewettigd dat het bedrag van € 50.000 niet is betaald voor inventaris, maar om [A] als aandeelhouder te bevoordelen. Eiseres heeft geen, althans onvoldoende feiten gesteld die dat vermoeden zouden kunnen weerleggen. Eiseres heeft derhalve ten onrechte op de inventaris afgeschreven.

4.4. Verweerder heeft zijn standpunt dat eiseres de woning niet als belegging aanhield, maar voor [A] beschikbaar heeft gehouden, gemotiveerd door te wijzen op de kosten van de woning en op de waardeontwikkeling van huizen in de regio waar de woning ligt. De kosten bedragen jaarlijks ten minste € 52.169 en de volgens eiseres te realiseren huurinkomsten € 22.000. Zelfs indien de woning verhuurd zou zijn, zou, mede gelet op de gestagneerde waardeontwikkeling op de Spaanse woningmarkt, voor eiseres geen rendement te behalen zijn geweest. Nu voorts van serieuze pogingen om huurders te vinden geen sprake is – de beide advertenties op internet kunnen met de daar vermelde bedragen niet als zodanig gelden – acht de rechtbank door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres de woning heeft aangeschaft om deze voor [A] beschikbaar te houden, zulks met de bedoeling om hem in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te bevoordelen, van welke bedoeling [A] zich bewust was. Terecht heeft verweerder in verband daarmee de winst van eiseres gecorrigeerd. Verweerder heeft het bedrag van de uitgedeelde winst berekend op 4,4 percent van het geïnvesteerde vermogen ad € 775.000, te berekenen vanaf 10 december 2002, neerkomend op € 1.925 in 2002, te vermeerderen met afschrijvingskosten ad € 575, in totaal derhalve op € 2.500. De rechtbank neemt deze berekening over. Dit brengt mee dat de bijtelling van € 1.900 ter zake van het gebruik van de woning eerder te laag dan te hoog is geweest.

4.5. De inkomsten uit de woning mogen ingevolge artikel 6 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Spaanse Staat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (het Verdrag) in Spanje worden belast. Aangezien het wereldinkomen van eiseres in 2002 negatief was en het belastingbedrag derhalve nihil, leidt toepassing van artikel 25 van het Verdrag niet tot een vermindering van de heffing.

4.6. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de navorderingsaanslag in stand dient te blijven. Het beroep is mitsdien ongegrond.

5. Proceskosten

5. De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. P.J.J. Vonk en mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, rechters, in tegenwoordigheid van drs. F. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep