Home

Rechtbank Haarlem, 01-03-2011, BR6772, AWB 10 / 875

Rechtbank Haarlem, 01-03-2011, BR6772, AWB 10 / 875

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 maart 2011
Datum publicatie
6 september 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6772
Zaaknummer
AWB 10 / 875

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Onzakelijke leningen. Eiseres heeft het debiteurenrisico bewust aanvaard uit aandeelhoudersmotieven. Dit brengt mee dat sprake is van onzakelijke leningen. Derhalve moet worden aangenomen dat eiseres het volle debiteurenrisico aanvaart met de bedoeling het belang van G in haar hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. Aangezien de geldverstrekkingen niet zijn aan te merken als zakelijke leningen kan een afwaardering niet ten laste van de winst worden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 10/875 VPB V00

Uitspraakdatum: 1 maart 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van negatief € 317.364.

1.2. Bij de uitspraak op bezwaar van 6 januari 2010 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 16 februari 2010, ontvangen bij de rechtbank op 18 februari 2010, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2011. Namens eiseres is verschenen mr. [A] en namens verweerder is verschenen mr. [B]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres houdt alle aandelen in [C] B.V. en in [D] B.V. (hierna [D]). Deze vennootschappen vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. [D] houdt 65 percent van de aandelen in [E] B.V. (hierna: [E]). De overige aandelen in die vennootschap zijn eigendom van [F] B.V., een niet met eiseres gelieerde partij. [E] houdt 65,3 percent van de aandelen in [G] B.V. (hierna [G]). De overige aandelen in deze vennootschap zijn eigendom van [H] B.V., een niet met eiseres gelieerde partij. [G] is bij rechterlijke uitspraak van 23 mei 2007 in staat van faillissement verklaard.

2.2. Eiseres heeft ten behoeve van [G] kosten tot een bedrag van € 5.559 voldaan. Eiseres heeft zich voorts voor [G] borg gesteld voor de verschuldigde huur van een pand en uit hoofde van die overeenkomst een bedrag van € 20.450 betaald. Voor de vorderingen (hierna: vordering 1 en vordering 2) ad in totaal € 26.009 die eiseres op [G] heeft verkregen is geen schuldbekentenis of leningsovereenkomst opgesteld. De vorderingen zijn in rekening-courant verwerkt.

2.3. Tot 3 april 2006 zijn de aandelen in [I] B.V. (hierna: [I]) in handen van [J] B.V., [K] B.V. en [L] B.V. In een akte, genaamd: “Overeengekomen afspraak d.d. 3 april 2006”, verklaarden voormelde vennootschappen, in de akte aangeduid als “verkopers”, tezamen met [D] en de niet met haar gelieerde partijen [M] B.V. (hierna: [M]) en [N] B.V. (hierna: [N]), in de akte aangeduid als “de investeerders”, dat aandelen in [I] zullen worden overgedragen en dat na overdracht iedere investeerder voor 29,3 percent en [K] B.V. en [J] B.V. ieder voor 6 percent aandeelhouder in [I] zullen zijn.

2.4. In een nadien opgemaakte notariële akte staat onder meer vermeld:

”De partijen genoemd sub 2 en 3 [[D] en [M], rechtbank] betalen voor de verkrijging van de aandelen in [I] ieder een bedrag van EUR 300.000,= ten titel van geldlening en te voldoen als volgt: partij sub 1 [[N], rechtbank] heeft reeds een bedrag van EUR 150.000,= betaald. Daarnaast brengt partij 1 in (…) een pakket diensten (…) met een nettowaarde van EUR 150.000,= (…). De inbreng van partij sub 1 is in totaal te waarden op EUR 300.000 en zal, evenals de bedragen zoals die door partijen sub 2 en 3 zullen worden geleverd, als lening worden aangemerkt. Indien partijen sub 2 en 3 niet het volledige bedrag storten als lening, zal het surplus aan mediapakket dat geleverd zal worden door partij sub 1 (uitgaande van het feit dat partijen sub 1, 2 en 3 gelijke lening verstrekken), binnen [I] beschouwt [bedoeld zal zijn: beschouwd, rechtbank] worden als een crediteur en zal betaling binnen 30 dagen plaatsvinden.”

2.5. Voormelde aandelentransactie maakt deel uit van een reddingsplan voor [I]. Kort nadien is voormeld bedrag van € 300.000 verhoogd tot € 350.000.

2.6. Op 22 september 2006 hebben eiseres, [N] en [M] een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij aan [I] een lening verstrekt wordt van € 350.000. Het aandeel van eiseres in deze lening bedraagt € 116.670. De voorwaarden waaronder de lening tot stand is gekomen zijn vastgelegd in een overeenkomst van geldlening van 27 september 2006 en een akte van verpanding van 27 september 2006. De rentevergoeding bedraagt negen percent en de lening heeft een looptijd tot uiterlijk 1 januari 2008. Ter zekerheid is een stil pandrecht verstrekt.

2.7. Ter zake van de aan [I] verstrekte bedragen heeft eiseres ultimo 2006 een rentevordering van € 18.426 op [I].

2.8. Op 17 november 2006 is [I] voor € 25.000 ex BTW verkocht aan [O] BV.

2.9. [I] is bij rechterlijke uitspraak van 12 juni 2007 in staat van faillissement verklaard.

2.10. Eiseres heeft aangifte gedaan naar een belastbaar bedrag van -/- € 828.468

Verweerder heeft daarop de volgende correcties aangebracht:

Geen afwaardering vorderingen [G] 26.009

Geen afwaardering vorderingen [I] 350.000

Geen afwaardering vorderingen [I] 116.670

Geen afwaardering bijgeboekte rente [I] 18.425

Verweerder heeft het belastbare bedrag vastgesteld op -/- € 317.364

3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is of verweerder terecht voormelde correcties heeft aangebracht, hetgeen eiseres stelt, doch verweerder gemotiveerd betwist. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

3.2. Eiseres stelt ten aanzien van de vorderingen op [G] dat het binnen een groep van ondernemingen niet ongebruikelijk is dat een gelieerde vennootschap kosten betaalt, een garantie stel of een waarborg betaalt voor een vennootschap binnen de groep welke (tijdelijk) liquiditeitsproblemen heeft. Veelal worden deze betalingen in rekening-courant verrekend of als lening geboekt. Tevens is het niet abnormaal dat geen aflossing is overeengekomen of zekerheden zijn verstrekt. Gelet op de aard van de lening, de omvang en de verwachte looptijd van slechts een jaar, is het ontbreken van een overeenkomst niet bepalend. Juist in situaties waar het verstrekken van zekerheden moeilijk zal zijn en het aantrekken van vreemd vermogen niet gemakkelijk zal zijn, is het te verwachten dat een moedermaatschappij besluit om een steentje bij te dragen. Er is sprake van een (indirect) gelieerde partij en eiseres heeft er als aandeelhouder belang bij ervoor te zorgen dat de onderneming van de schuldenaar niet in liquiditeitsproblemen komt. Een extra risico is gerechtvaardigd indien verwacht mag worden dat daar in de toekomst een redelijke winst tegenover staat.

Voorts stelt eiseres ten aanzien van de vorderingen op [I] dat de aandelen dienden als zekerheid voor de verschaffing van werkkapitaal. Er was een zakelijk belang, want om het businessplan te kunnen realiseren was verstrekking van vermogen noodzakelijk. De kapitaalverschaffers hadden, als aandeelhouder, baat bij een eventuele meerwaarde van de aandelen dan wel de mogelijkheid tot ontvangst van dividend.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 828.468 negatief.

3.3. Verweerder stelt dat het door eiseres aanvaarde debiteurenrisico onzakelijk is, zodat een afwaardering van de vorderingen gelet op het arrest HR 9 mei 2008, 43.849, LJN BD1108, BNB 2008/191 niet ten laste van de winst kan worden gebracht. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Geldverstrekkingen aan [G]

4.1. Bij de beantwoording van de vraag of de vorderingen uit geldlening op [G] zakelijke leningen betreft, zal de rechtbank – verweerder heeft het tegendeel niet gesteld ervan uitgaan dat de vorderingen ten tijde van het ontstaan daarvan naar de rechtbank aanneemt in de loop van 2006 volwaardig waren.

4.2. Verweerder stelt dat de afwaardering op de vorderingen niet in mindering op de winst van eiseres kan worden gebracht, aangezien het door haar aanvaarde debiteurenrisico onzakelijk is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat verweerder aannemelijk maakt dat door eiseres een debiteurenrisico is aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen.

4.3. Vaststaat (i) dat eiseres twee geldvorderingen heeft op [G], (ii) dat de aandelen van [G] slechts voor een deel in handen zijn van eiseres, (iii) dat er geen schriftelijke leningsovereenkomsten zijn opgesteld tussen eiseres en [G], (iv) dat ultimo 2006 – aan de vooravond van het faillissement van [G] – door eiseres geen zekerheden zijn gevraagd aan [G], (v) dat er ook anderszins geen afspraken over aflossing zijn gemaakt, (vi) dat er nimmer aflossingen zijn verricht, (vii) dat [G] op 23 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard en (viii) dat eiseres bij de geldverstrekkingen ten behoeve van [G] geen voordeel realiseert ter dekking van haar risico’s.

4.4. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat eiseres ten tijde van de geldverstrekkingen ten behoeve van [G] een debiteurenrisico heeft aanvaard, dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Dat de bedragen in rekening-courant zijn verwerkt, maakt zulks niet anders. Gelet daarop acht de rechtbank het aannemelijk dat eiseres dat debiteurenrisico bewust heeft aanvaard uit aandeelhoudersmotieven. Dit brengt mee dat sprake is van onzakelijke leningen. Derhalve moet worden aangenomen dat eiseres het volle debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling het belang van [G] in haar hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. Aangezien de geldverstrekkingen niet zijn aan te merken als zakelijke leningen kan een afwaardering niet ten laste van de winst worden gebracht.

Geldverstrekkingen aan [I]

4.5. Uit voormelde overeenkomsten waarbij eiseres een deel van de aandelen in [I] in eigendom verkreeg leidt de rechtbank af dat eiseres, in het kader van een reddingsoperatie van [I], de aandelen om niet, dan wel voor een symbolisch bedrag heeft verkregen, en daarbij de verplichting op zich heeft genomen aan [I] een bedrag van – uiteindelijk – € 350.000 werkkapitaal te verschaffen. Nadien is nog een bedrag van € 116.670 verstrekt. Verweerder, op wie de bewijslast rust, heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres de leningen uitsluitend heeft verstrekt in het belang van haar aandelenpakket.

Uit het feit dat sprake was van een reddingsoperatie en dat eiseres aanzienlijke bedragen aan werkkapitaal ter beschikking diende te stellen, leidt de rechtbank af dat [I] in een slechte vermogens- en solvabiliteitspositie verkeerde. Het tegendeel is gesteld noch gebleken. Zulks maakt aannemelijk dat op het moment dat de betalingen door eiseres werden gedaan duidelijk was dat een meer dan gerede kans bestond dat [I] deze niet zou kunnen terugbetalen. Derhalve moeten aandeelhoudersmotieven de doorslag hebben gegeven bij het doen van de betalingen. Dit brengt mee dat zo al sprake is van leningen, sprake is van onzakelijke leningen. Het afwaarderingsverlies dient bij de bepaling van de winst buiten beschouwing te blijven. Gelet op het vorenoverwogene deelt de afwaardering van voormelde rentevordering hetzelfde lot.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 1 maart 2011 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mrs. Chr.Th.P.M. Zandhuis als voorzitter, P.J.J. Vonk en W.M.G. Visser als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, als griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep