Home

Rechtbank Haarlem, 05-08-2011, BT2252, 10/3143

Rechtbank Haarlem, 05-08-2011, BT2252, 10/3143

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
5 augustus 2011
Datum publicatie
21 september 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2252
Zaaknummer
10/3143

Inhoudsindicatie

Aannemelijk dat geïnvesteerd is met het oog op het in de toekomst verrichten van economische activiteiten, zodat sprake is van een ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB. Nu de beoogde activiteiten door omstandigheden buiten de wil van de ondernemer niet is doorgegaan, kan het recht op afrek van de in rekening gebrachte voorbelasing niet met terugwerkende kracht worden ontnomen (beroep gegrond).

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 10/3143

Uitspraakdatum: 5 augustus 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. J. van den Beldt,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 17 mei 2010 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2007 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting van € 38.072, de beschikking heffingsrente van € 4.943 en de vergrijpboete van € 19.036.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2011 te Haarlem. Eiseres is daar in persoon verschenen, vergezeld van haar echtgenoot [A] en bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen E.F.J. Bruins, H.C.M. van de Kamer en G.J. Rüsch.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag tot € 11.009;

- gelast dat de heffingsrente dienovereenkomstig wordt verminderd;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 461,26;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 150 vergoedt.

2. Gronden

2.1. Eiseres exploiteerde een vakantiebestedingsbedrijf in verhuur van stacaravans en een import/groot- en detailhandel in geluidsapparatuur onder de naam [BED[BEDRIJF A]]

Zij verzorgde zelf de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2007.

2.2. Verweerder heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting. In het rapport van 10 april 2009 dat naar aanleiding van het onderzoek is opgesteld is - onder andere - het volgende vermeld:

“(…)

2.1 Rechtsvorm onderneming

(…)

Ad B) [BEDRIJF A] is opgericht als eenmanszaak op 05 december 2003 en bestaat thans nog.

(…)

Tijdens het onderzoek is gebleken dat alle activiteiten die betrekking hebben op [BEDRIJF A] worden uitgevoerd door de echtgenoot van belastingplichtige. Dat blijkt o.a. uit het volgende:

- alle gesprekken hebben tot op heden plaatsgevonden met de heer [A];

- de heer [A] heeft in het gesprek van 9 mei 2008 gemeld dat hij in de fabriek van [NAAM] is geweest en daar gesprekken heeft gevoerd met de directeur;

- alle correspondentie inzake de problemen met de geregistreerde naam van [NAAM] zijn ondertekend door de heer [A];

- alle correspondentie met betrekking tot de bestelling van geluidsapparatuur bij [NAAM] in [LAND] is getekend door de heer [A];

- een deel van de voorraad heeft te koop gestaan bij de [NAAM] in [PLAATSNAAM]. Volgens verklaringen van [NAAM] hebben alle contacten uitsluitend plaatsgevonden met de heer [A];

- uit onderzoek blijkt dat de geluidsapparatuur die is ingekocht bij [NAAM] [LAND] in Nederland is verkocht. De afnemer heeft verklaard uitsluitend zaken te hebben gedaan met de heer [A];

- in de advertenties op internet ( oa. marktplaats.nl / HiFi.nl / Speurders.nl ) wordt contactpersoon “[NAAM]” vermeld. “[NAAM]” is de voornaam van de heer [A].

Belastingplichtige wordt gezien het vorenstaande voor de activiteiten die betrekking hebben op [BEDRIJF A] niet aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.

Ad C) Tijdens het onderzoek is gebleken dat de activiteiten m.b.t. de verhuur, de aan – en verkoop van percelen grond en de aankoop van een stacaravan volledig zijn uitgevoerd door de echtgenoot van belastingplichtige. Dat blijkt o.a. uit het volgende:

- uit de aktes van levering blijkt dat de percelen grond op het bungalowpark “[NAAM]”” [PLAATSNAAM]SNAAM] in 2005 zijn aangekocht door de heer [A];

- de orderbevestiging m.b.t. de aankoop van een stacaravan bij caravancentrum [BEDRIJF B] B.V. is op 14 januari 2005 voor akkoord getekend door de heer [A];

- de opdrachtbevestigingen voor de verkoop van de percelen grond op het bungalowpark “[NAAM]” te [PLAATSNAAM] en de bungalow op kavel S101 zijn allen getekend door de heer [A];

- uit de afrekeningen van de notaris blijkt dat de verkoop van de kavels en de bungalow in 2006 heeft plaatsgevonden door verkoper [A];

- Uit de bij de belastingdienst bekend staande gegevens blijkt dat de heer [A] eigenaar was van de percelen grond op het bungalowpark “[NAAM]”” te [PLAATSNAAM].

Belastingplichtige wordt dus ook voor deze activiteit niet aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.

(…)

3.2 Voorbelasting

In de gecontroleerde periode zijn door belastingplichtige diverse bedragen aan voorbelasting opgevoerd. Omdat belastingplichtige niet wordt aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting is dat ten onrechte. Overigens zijn ook geen documenten overgelegd waaruit blijkt waarop de opgevoerde omzetbelasting is gebaseerd. Tevens zijn geen specificaties overgelegd.

Tijdens het boekenonderzoek wat is ingesteld over de periode 01 januari 2005 t/m 30 april 2005 heeft belastingplichtige aangegeven dat de geclaimde voorbelasting in 2005 betrekking had op de (toekomstige) verhuur van stacaravans op het bungalowpark [NAAM] te [PLAATSNAAM]. Uit de thans bij de belastingdienst bekende gegevens heeft echter in het geheel geen verhuur aan derden plaatsgevonden. De stacaravan is uitsluitend voor privé-doeleinden (eigen bewoning) gebruikt. Er is dus geen sprake geweest van een onderneming voor de omzetbelasting. Gezien het vorenstaande bestaat over de periode 01 januari 2005 t/m 30 april 2005 tevens geen recht op voorbelasting.

(…)

3.4. Intracommunautaire transacties (I.C.T.)

De belastingplichtige heeft op de aangiften omzetbelasting de intracommunautaire verwervingen niet vermeld.

(…)

M.b.t. de leveringen is er door de buitenlandse leveranciers van uitgegaan dat de leveringen hebben plaatsgevonden aan de bedrijven die op naam stonden van Mw. [X]. De leveranciers hebben in hun aangiften vermeld dat ICT leveringen hebben plaatsgevonden t.a.v. het omzetbelastingnummer [NUMMER A] In de ingediende aangiften is geen melding gemaakt van de verwervingen zoals die hiervoor zijn beschreven.

(…)”.

2.3. De bevindingen van het boekenonderzoek hebben geleid tot de volgende correcties:

Naheffing (ICT) 2004 € 1.341

Naheffing (Voorbelasting) 2005 € 20.870

Naheffing (Voorbelasting) 2006 € 4.712

Naheffing (Voorbelasting) 2007 € 6.997

Correctie 2007 € 700

Naheffing (ICT) 2007 € 4.852

€ 38.072

Heffingsrente 28/5/09 € 4.943

Boete 50% € 19.036

Totaal € 62.051

2.4. Met dagtekening 28 mei 2009 heeft verweerder over het onderhavige tijdvak een naheffingsaanslag opgelegd van € 38.072 en daarbij bij beschikking de heffingsrente vastgesteld op € 4.943 en een vergrijpboete opgelegd van € 19.036. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

2.5. Verweerder heeft ambtshalve de naheffingsaanslag verminderd tot € 31.879. De correcties ICT zijn daarbij vervallen. De beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn dienovereenkomstig verminderd tot respectievelijk € 4.325 en € 15.939.

2.6. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is daarbij de vraag of eiseres voor de omzetbelasting als belastingplichtige ondernemer kan worden aangemerkt en dat zij daarom op de voet van artikel 2 in samenhang met artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB), recht heeft op teruggaaf van de aan haar binnen het kader van de onderneming in rekening gebrachte omzetbelasting. Voorts is tussen partijen in geschil of de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

Naheffingsaanslag

2.7. Ingevolge artikel 7 van de Wet OB is ondernemer ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. Onder bedrijf wordt mede verstaan het zelfstandig uitgeoefende beroep en de exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de belastingplicht een aanvang neemt bij - kort gezegd - de eerste investeringshandeling.

2.8. Eiseres heeft met hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat zij geïnvesteerd heeft in percelen grond en een stacaravan met het oogmerk die te gaan verhuren. De rechtbank leidt dit af uit de akte van levering (bijlage 56 bij het verweerschrift) van de percelen grond en de verklaring van eiseres ter zitting. Uit de akte van levering blijkt dat de percelen uitsluitend te gebruiken zijn voor de plaatsing van stacaravans bedoeld voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat na de verkrijging van de percelen en de stacaravan, de eigenaar van het bungalowpark een ander verhuurbedrijf de mogelijkheid had geboden om andere kavels op het park te verhuren en dat laatstgenoemd bedrijf geen concurrentie wilde. Dat is ook de reden waarom de verhuur van de stacaravan door eiseres uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden en de percelen terugverkocht zijn aan de eigenaar van het park. Dit leidt tot het oordeel dat eiseres heeft geïnvesteerd met het oog op het in de toekomst verrichten van economische activiteiten en ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet OB.

2.9. Tussen partijen is niet in geschil dat de verhuur van stacaravans een economische, niet van omzetbelasting vrijgestelde activiteit is. Dat de verkrijging van de percelen grond en de stacaravan op naam van de echtgenoot van eiseres heeft plaatsgevonden, staat aan de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting niet in de weg. Immers, uit een rapport van 5 januari 2006 (bijlage 55 bij het verweerschrift) blijkt dat verweerder de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 30 april 2005 al heeft onderzocht. Hij heeft daarbij het recht op aftrek van voorbelasting geaccepteerd, terwijl op een aantal tijdens het controletijdvak uitgereikte facturen (bijlage 60 bij het verweerschrift) onmiskenbaar de naam van de echtgenoot staat vermeld.

Deze acceptatie heeft bij eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat zij voor de activiteiten op het bungalowpark als ondernemer is aangemerkt en recht heeft op aftrek van de in verband daarmee in rekening gebrachte voorbelasting. Nu de beoogde activiteit door omstandigheden buiten de wil van eiseres niet is doorgegaan, kan dit recht haar niet met terugwerkende kracht worden ontnomen (zie arrest Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 29 februari 1996, zaak C-110/94, INZO, V-N 1996/1396). De rechtbank heeft in dit verband meegewogen dat de kavels en de stacaravan - door de echtgenoot van eiseres - met omzetbelasting zijn verkocht.

2.10. Het vorenoverwogene brengt met zich mee dat de aan eiseres in rekening gebrachte voorbelasting ter verkrijging van de percelen grond en de stacaravan in 2005 voor aftrek in aanmerking komt. De correctie voorbelasting in 2005 van € 20.870 dient daarom te vervallen. De rechtbank heeft de ambtshalve verminderde naheffingsaanslag met dit bedrag verminderd tot € 11.009. De rechtbank ziet, gelet op de gedingstukken en hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben verklaard, geen aanleiding voor een verdere vermindering omdat hieruit niet kan worden afgeleid dat eiseres enige betrokkenheid bij de andere activiteiten heeft gehad, anders dan een zuiver administratieve, wat niet voldoende is.

Heffingsrente

2.11. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu de naheffingsaanslag verminderd moet worden, dient de heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.

Boete

2.12. Aan eiseres is op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 een vergrijpboete opgelegd. Verweerder verwijt eiseres (voorwaardelijk) opzet.

2.13. Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn betalen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de reële kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden dan wel niet of niet tijdig betaald is.

2.14. Ter zitting heeft eiseres - onder meer - verklaard (i) dat wegens brand een groot deel van de administratie verloren is gegaan, (ii) dat zij in België opgelicht is voor tonnen en hierdoor in een gerechtelijke procedure verkeerde en (iii) dat zij diverse keren aan de belastingdienst verzocht heeft in gesprek te gaan om de eventuele miscommunicatie weg te nemen. Gelet op deze verklaringen en in aanmerking genomen dat verweerder in een rapport 5 januari 2006 het recht op aftrek van voorbelasting ter verkrijging van de percelen grond en de stacaravan al geaccepteerd heeft, is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gezegd kan worden dat eiseres welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. Voorts is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden ook niet gezegd kan worden dat eiseres dermate onzorgvuldig heeft gehandeld, dat grove schuld oplevert voor het niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting. De boetebeschikking dient dus te worden vernietigd.

Conclusie

2.15. Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

3. Proceskosten

3.1. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

3.2. Voor de overige door eiseres genoemde proceskosten, te weten reiskosten wordt verweerder, eveneens met toepassing van het Besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 24,26. Dit bedrag is bepaald op de kosten van het reizen per openbaar vervoer tweede klasse van [PLAATSNAAM] naar Haarlem en retour. Daarmee komt het totale bedrag aan te vergoeden proceskosten uit op een bedrag van € 461,26.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.