Home

Rechtbank Haarlem, 14-10-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:4162 BU1408, 09/6397

Rechtbank Haarlem, 14-10-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:4162 BU1408, 09/6397

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 oktober 2011
Datum publicatie
25 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BU1408
Zaaknummer
09/6397

Inhoudsindicatie

Eiseres heeft op grond van artikel 236 van het CDW geen recht op teruggaaf van de op de eerste aangifte betaalde invoerrechten. Het verzoek tot ongeldigmaking van de tweede aangifte op grond van artikel 66 van het CDW kan niet aan de orde komen (beroep ongegrond).

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 09/6397

Uitspraakdatum: 14 oktober 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] eiseres,

gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma (Customs Knowledge B.V. te Langezwaag),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 16 oktober 2008 het verzoek om terugbetaling van eiseres van 3 juli 2008 afgewezen.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2009 de beschikking gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2011. Namens eiseres zijn verschenen G. Bijleveld, werkzaam bij eiseres, en de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. R.F. van ’t Loo en E. Moorman.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft op 10 februari 2005 aangifte gedaan van 19 colli andere toestellen voor het weergeven van geluid, te weten MP3-spelers (aangiftenummer [NUMMER A], hierna: aangifte 1). Het bedrag aan verschuldigde douanerechten is € 8.984,72. De aangifte is ‘wit’ geselecteerd (profiel [NUMMER B]) en de goederen zijn op 10 februari 2005 vrijgegeven.

2.2. Eiseres heeft op 10 februari 2005 aangifte gedaan van 19 colli andere toestellen voor het weergeven van geluid, te weten MP3-spelers (aangiftenummer [NUMMER C], hierna: aangifte 2). Het bedrag aan verschuldigde douanerechten is € 9.057,40. De aangifte is ‘wit’ geselecteerd (profiel [NUMMER B]) en de goederen zijn op 10 februari 2005 vrijgegeven.

2.3. Op 3 maart 2005 is aan eiseres de Mededeling afloop uitstel van betaling voor het tijdvak februari 2005 gezonden.

Op de specificatie staan de nummers en de bedragen van aangiften 1 en 2.

2.4. Tot de gedingstukken behoort een uitdraai van een e-mail van 10 maart 2008 van de Supervisor customs affairs van eiseres aan de Douane. Deze e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Hierbij doe ik u een verzoek om informatie betreffende onze invoeraangifte van 5 februari 2005. Zoals u kunt zien aan bijlage staat deze bij ons op “niet aanvaarde aangifte” en voor de rest hebben wij niets.

Op deze aangifte hebben wij echter volgens opgave een bedrag van € 8.984,72 betaald. Wij zijn nu op zoek naar de beëindigde verificatie of informatie hierover.”

2.5. Op 3 juli 2008 heeft eiseres een verzoek om teruggaaf gedaan van de als gevolg van aangifte 1 verschuldigd geworden douanerechten. In het verzoek is onder andere het volgende opgenomen:

“Om onverklaarbare redenen zijn wij na een jaarlijkse accountants-controle er in 2007 achtergekomen dat deze partij 2 keer is aangegeven. Tevens hebben wij op 17 oktober 2007 een controle na invoer gehad, kenmerk [KENMERK] en controlerapportnummer [NUMMER D]. Dit onderzoek heeft geleid tot een navordering vanwege het doen van onjuiste aangiftes omdat sommige MP3 spelers voorzien waren van een radiofunctie. Hierdoor hebben wij alle aangiftes van deze klant die betrekking hadden op MP3 spelers nogmaals nagelopen. Van aangifte [NUMMER E] konden wij geen enkel dossier vinden, achteraf is mij nu duidelijk waarom niet.

Op 10 februari 2005 hebben wij voor deze zending ook een invoeraangifte gemaakt onder aangiftenummer [NUMMER B] (…) In ons systeem staat deze aangifte tot op heden op “niet aanvaarde aangifte”, de foutmelding luidt “aangifte dit jaar reeds eerder gebruikt”(zie bijlage). (…)

(…) Een feit is echter wel dat wij voor deze partij 2 verschillende bedragen aan invoerrechten hebben betaald. Waarvan duidelijk gesteld kan worden dat aangifte [NUMMER E] in ieder geval vanwege de foutmelding buiten werking gesteld had moeten worden. Op grond van artikel 66 CDW is dit een terechte reden om de eerst gedane aangifte buitenwerking te stellen. Daar echter op deze aangifte goederen nooit zijn vervoerd en deze aangifte middels Sagitta bij ons nooit de beeindigde verificatie heeft gekregen hoop ik dat u bereid bent om over te gaan tot het inwilligen van ons verzoek. Wij zijn uiteraard op de hoogte van het feit dat de termijn van 3 jaar op 10 februari 2008 is verstreken, desondanks doen wij u dit verzoek en hopen op clementie, daar wij zoekende waren naar de desbetreffende gegevens.”

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiseres recht heeft op teruggaaf van de op aangifte 1 (primair geschilpunt) dan wel aangifte 2 (subsidiair geschilpunt) betaalde douanerechten. Niet langer in geschil is dat beide aangiften in het systeem DSI (Douane Sagitta Invoer) zijn aanvaard.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verlening van een teruggaaf van € 8.984,72.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het aangehechte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Primair is in geschil of eiseres op grond van artikel 236 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) recht heeft op teruggaaf van de op aangifte 1 betaalde invoerrechten. Ingevolge artikel 236, eerste lid, van het CDW wordt overgegaan tot terugbetaling van rechten bij invoer wanneer wordt vastgesteld dat het bedrag van de rechten op het tijdstip van betaling niet wettelijk verschuldigd was, dan wel in strijd met artikel 220, tweede lid, van het CDW werd geboekt. Een dergelijke terugbetaling wordt krachtens artikel 236, tweede lid, eerste alinea, van het CDW verleend indien bij het betrokken douanekantoor vóór het verstrijken van een termijn van drie jaren, te rekenen vanaf de datum waarop genoemde rechten aan schuldenaar zijn medegedeeld, een daartoe strekkend verzoek wordt ingediend. Ingevolge artikel 236, tweede lid, derde volzin, van het CDW wordt de termijn van drie jaren verlengd indien de belanghebbende het bewijs levert dat hij ten gevolge van toeval of overmacht zijn verzoek niet binnen de genoemde termijn heeft kunnen indienen.

4.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij ten gevolge van toeval of overmacht het verzoek niet binnen de gestelde termijn heeft kunnen indienen. Eiseres heeft de dubbele aangifte pas ontdekt na de accountantscontrole over het jaar 2007, in het kader waarvan overlopende posten zijn gecontroleerd. In het interne systeem van eiseres stond aangifte 1 nog steeds op de status ‘niet aanvaard’, aldus eiseres. De accountantscontrole heeft dit aan het licht gebracht. Daarna heeft het veel tijd gekost om de van belang zijnde gegevens en documenten te verzamelen. Verweerder bestrijdt dit standpunt. Eiseres had eerder op de hoogte kunnen zijn van de dubbele aangifte. Als professioneel marktdeelnemer wist eiseres dan wel had zij kunnen weten dat het verzoek binnen drie jaren moet worden gedaan. Uit de e-mail van 10 maart 2008 blijkt dat eiseres de van belang zijnde gegevens pas op dat moment zocht. Dit is al meer dan drie jaren na de aanvaarding van de aangifte.

4.3. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting zijn de volgende relevante feiten en omstandigheden gebleken. Een medewerker van eiseres heeft, naar eiseres niet langer bestrijdt, kennelijk na aanvaarding van aangifte 1 door DSI geprobeerd om de te laag aangegeven douanewaarde aan te passen. DSI heeft daarop de foutmelding code A815 gegenereerd, waarop aangifte 2 is gegenereerd, gedaan en aanvaard. De invoerrechten van zowel aangifte 1 als aangifte 2 zijn vermeld op de specificatie bij de onder 2.3 bedoelde Mededeling en per abuis in rekening gebracht aan twee verschillende klanten van eiseres. De klant aan wie ten onrechte invoerrechten in rekening zijn gebracht, heeft bezwaar gemaakt tegen de rekening en de desbetreffende invoerrechten niet betaald. In het interne systeem van eiseres is aan aangifte 1 – de rechtbank veronderstelt vanwege de weigering van de klant om deze invoerrechten te betalen – de status ‘niet aanvaard’ toegekend. Tijdens een accountantscontrole, die plaatsvond in 2008, zijn de boeken van 2007 beoordeeld. Tijdens dit onderzoek zijn tevens de overlopende posten uit eerdere jaren, waaronder de niet aanvaarde aangiften uit eerdere jaren, gecontroleerd. Omdat van aangifte 1 geen dossier kon worden gevonden en de onder 2.4 bedoelde e-mail aan de Douane niets heeft opgeleverd, heeft eiseres het onder 2.5 bedoelde verzoek om teruggaaf ingediend.

4.4. Uit de onder 4.3 genoemde feiten en omstandigheden volgt dat in het onderhavige geval geen sprake was van toeval of overmacht. Toeval is een onvoorzienbare gebeurtenis, waardoor een fout of vergissing niet eerder dan na ommekomst van de termijn kon worden ontdekt. Overmacht is een gebeurtenis die buiten de invloedssfeer van de schuldenaar ligt, en waarop de schuldenaar geen invloed kan uitoefenen. Aan de hand van de genoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat eiseres diverse mogelijkheden heeft laten liggen om de fout binnen de termijn van drie jaren te ontdekken. Eiseres, een professionele marktdeelnemer, had moeten beseffen dat aangifte 2 werd gedaan in plaats van een verbetering van aangifte 1. Eiseres had moeten begrijpen dat na aanvaarding van aangifte 1, waaraan na de foutmelding (code), de eerste kans, niet kon worden getwijfeld, geen nieuwe aangifte (aangifte 2) moest worden gedaan, maar een aanvulling op aangifte 1 via de daarvoor voorgeschreven weg. Op de specificatie bij de onder 2.3 bedoelde Mededeling stonden beide aangiften vermeld, wat een tweede kans opleverde om de fout te ontdekken aan de hand van een vergelijking met het interne systeem van eiseres. Vervolgens heeft de klant aan wie per abuis de invoerrechten van aangifte 1 in rekening werden gebracht, bezwaar gemaakt. In deze derde kans heeft eiseres evenmin aanleiding gezien om haar interne systeem met DSI te vergelijken en zo de bron van de fout te ontdekken. Voorts is de fout pas tijdens een accountantscontrole voor het jaar 2007 aan het licht gekomen, wat de vraag oproept waarom de fout onontdekt is gebleven tijdens de accountantscontrole voor de jaren 2005 en 2006. Eiseres had dus voldoende kansen om de fout binnen de termijn van drie jaren te ontdekken. De hiervoor beschreven chronologie levert geen toeval of overmacht op zoals bedoeld in artikel 236, tweede lid, derde volzin, van het CDW, hoe toevallig de ontdekking tijdens de accountantscontrole ook op eiseres mag overkomen.

4.5. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat aangifte 2 ingevolge artikel 66, eerste lid, van het CDW ongeldig dient te worden gemaakt. Verweerder voert aan dat dit standpunt niet binnen het kader van de onderhavige procedure aan de orde kan komen. Eiseres had hiertoe een apart verzoek moeten indienen. Uit de brief van eiseres van 3 juli 2008, de aanleiding tot de onderhavige procedure, kan niet worden afgeleid dat eiseres zich op het standpunt zou stellen dat aangifte 2 buitenwerking gesteld diende te worden. Het verzoek had slechts betrekking op aangifte 1.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat het subsidiaire standpunt van eiseres binnen het kader van de onderhavige procedure niet aan de orde kan komen. Uit de onder 2.5 aangehaalde brief volgt dat het verzoek tot ongeldigmaking op grond van artikel 66 van het CDW slechts betrekking had op aangifte 1, de volgens eiseres foute aangifte met de onjuiste douanewaarde. Uit niets blijkt dat het verzoek (mede) betrekking had op aangifte 2, de aangifte met de juiste douanewaarde.

4.7. De rechtbank wijst er ten overvloede op dat het subsidiaire standpunt, indien dit in de onderhavige procedure wel aan de orde had kunnen komen, eveneens zou stranden wegens overschrijding van de uit artikel 66, tweede lid, van het CDW in verbinding met artikel 251 van de Toepassingsverordening communautair douanewetboek voortvloeiende termijn van drie maanden. Artikel 66, eerste lid, van het CDW is in de onderhavige situatie niet van toepassing omdat de goederen waarop aangifte 2 betrekking heeft reeds waren vrijgegeven. Het andersluidende standpunt van eiseres kan niet worden gevolgd, omdat uit aangifte 2 duidelijk blijkt dat deze aangifte wel degelijk (ook) betrekking had op de onder 2.1 bedoelde goederen en deze goederen op 10 februari 2005 zijn vrijgegeven.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen aan¬lei¬ding aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en

mr. A.J. Roke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.