Home

Rechtbank Haarlem, 29-09-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:3948 BU9964, 10/3789

Rechtbank Haarlem, 29-09-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:3948 BU9964, 10/3789

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 september 2011
Datum publicatie
3 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9964
Zaaknummer
10/3789

Inhoudsindicatie

Aanbrengen na geldigheidsduur invoercertificaat. Geen overmacht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 10/3789

Uitspraakdatum: 29 september 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij brief van 11 november 2009 heeft verweerder voor een bedrag van € 11.542,50 de zekerheid horende bij het invoercertificaat AGRIM met het nummer [NUMMER] (hierna: het invoercertificaat) verbeurd verklaard.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2010 het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011. Namens eiseres is, met voorafgaand bericht, niemand verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. A.F. Ordogh en R.B. Decuba. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 7 oktober 2008 heeft eiseres een aanvraag voor een invoercertificaat ingediend voor de invoer uit Argentinië van 150.000 kilogram van het product omschreven als “andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed, van pluimvee bedoeld bij post 0105, van hanen of van kippen, 57 of meer gewichtspercenten vlees of slachtafvallen bevattend, andere”.

2.2. Op 1 januari 2009 heeft verweerder het invoercertificaat afgegeven. Aan eiseres is het recht verleend en de verplichting opgelegd om 150.000 kilogram pluimveebereidingen tijdens de geldigheidsduur van het certificaat in te voeren. Vak 12 van het certificaat vermeldt als laatste dag van geldigheid 30 mei 2009.

2.3. Eiseres heeft het invoercertificaat tijdens de geldigheidsduur gebruikt voor de invoer van een totale hoeveelheid van 119.415 kilogram pluimveebereidingen.

2.4. Na afloop van de geldigheidsduur van het invoercertificaat heeft [BEDRIJF A] namens eiseres op 2 juni 2009 een aangifte voor de regeling in het vrije verkeer brengen gedaan voor 23.400 kilogram “andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed, van pluimvee bedoeld bij post 0105, van hanen of kippen, 57% of meer vlees bevattend, vlees van hanen of kip”. Bij de aangifte is het invoercertificaat overgelegd. De douane heeft de aangifte aanvaard en 23.400 kilogram van het invoercertificaat afgeschreven.

2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet, binnen de geldigheidsduur van het certificaat, het invoercertificaat volledig heeft benut. Nu het invoercertificaat niet volledig is benut, heeft verweerder vervolgens bij het onder 1.1 genoemde besluit de voor het certificaat gestelde zekerheid ten bedrage van € 11.542,50 verbeurd verklaard.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of verweerder de voor het invoercertificaat gestelde zekerheid terecht verbeurd heeft verklaard. Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van overmacht, waardoor niet de gehele in het certificaat vermelde hoeveelheid binnen de geldigheidsduur van het invoercertificaat is ingevoerd.

3.2. Eiseres stelt dat er sprake is van overmacht. In dit kader stelt eiseres dat op 2 juni 2009 aangifte is gedaan voor de regeling in het vrije verkeer brengen voor 23.400 kilogram “andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed, van pluimvee bedoeld bij post 0105, van hanen of kippen, 57% of meer vlees bevattend, vlees van hanen of kip”. De boot is met vertraging in de haven van [NEDERLAND] aangekomen. Het gevolg is dat 23.400 kilogram van het invoercertificaat is afgeschreven na het verstrijken van de geldigheidsduur van het invoercertificaat. De vertraging is veroorzaakt doordat, zonder dat hierin in het reisschema was voorzien, de haven van [BELGIË] is aangedaan waar overlading heeft plaatsgevonden. De douane had eiseres hierop moeten wijzen, want dan had zij het invoercertificaat voor een op voorraad liggende partij gebruikt, aldus eiseres.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar.

3.3. Verweerder voert aan dat er geen sprake is van overmacht en dat de zekerheid terecht verbeurd is verklaard. De vertraagde aankomst per boot moet worden aangemerkt als een normaal bedrijfsrisico. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om aangifte te doen binnen de geldigheidsduur van het invoercertificaat, aldus verweerder.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer, uitvoer en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (hierna: Verordening (EG) nr. 376/2008) brengt het invoercertificaat het recht en de verplichting mee om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van het betrokken product in te voeren, zulks behoudens overmacht tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

4.2. Wanneer de verplichting tot invoer niet is nagekomen, wordt op grond

van artikel 34, tweede lid, van de Verordening (EG) nr. 376/2008 de gestelde zekerheid

verbeurd voor een hoeveelheid die gelijk is aan het verschil tussen 95% van de in het certificaat vermelde hoeveelheid en de daadwerkelijk ingevoerde hoeveelheid.

4.3. Artikel 39, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 376/2008 bepaalt dat indien de invoer niet tijdens de geldigheidsduur van het certificaat kan plaatsvinden ten gevolge van een voorval waarvan de handelaar meent dat het een geval van overmacht is, de titularis van het certificaat de bevoegde instantie van de lidstaat van afgifte van het certificaat verzoekt om hetzij de geldigheidsduur van het certificaat te verlengen, hetzij het certificaat te annuleren. Hij levert het bewijs van de door hem als overmacht beschouwde omstandigheden binnen zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat.

4.4. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat inzake landbouwverordeningen het begrip “overmacht” aldus moet worden uitgelegd dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden (vgl. het arrest van het HvJ van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co, C-210/00 en het arrest van het HvJ van 18 maart 2010, SGS Belgium NV, C-218/09).

4.5.1. Eiseres stelt dat er sprake is van overmacht. In dit kader stelt eiseres dat ten gevolge van de verlate aankomst van de boot 23.400 kilogram aan pluimveebereidingen na afloop van de geldigheidsduur van het invoercertificaat is afgeschreven. De verlate aankomst van de boot is echter een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres dient te komen. Dat het de bedoeling was dat de boot voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het invoercertificaat in de haven van [NEDERLAND] zou arriveren, doet daaraan niet af. Bovendien had eiseres de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen nemen door in de betrokken overeenkomst met de vervoerder bepaalde clausules ter zake op te nemen of door een bijzondere verzekering aan te gaan. Eiseres had redelijkerwijs kunnen ontdekken dat ten tijde van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer op 2 juni 2009, de geldigheidsduur van het invoercertificaat reeds was verstreken en had haar handelwijze kunnen aanpassen.

4.5.2. Eiseres stelt voorts dat de douane haar niet op de verlate aankomst van de boot heeft gewezen. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 376/2008

brengt het invoercertificaat het recht en de verplichting mee om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van het betrokken product in te voeren. Het is derhalve aan eiseres als rechthebbende en gebruiker van het invoercertificaat om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om aangifte te doen binnen de geldigheidsduur van het certificaat. Dat de douane eiseres niet heeft gewezen op de verlate aankomst van de boot, maakt vorenstaande niet anders.

4.5.3. Gelet op het onder 4.5.1 en 4.5.2 overwogene kan niet worden gezegd dat er sprake is van abnormale en onvoorzienbare omstandigheden, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. Het beroep van eiseres op overmacht faalt derhalve. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.