Home

Rechtbank Haarlem, 15-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:4937 BV0011, AWB 09/5134

Rechtbank Haarlem, 15-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:4937 BV0011, AWB 09/5134

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
15 december 2011
Datum publicatie
3 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0011
Zaaknummer
AWB 09/5134

Inhoudsindicatie

BPM. Auto is bij invoer niet zwaarder belast dan referentieauto’s die op de dag van eerste toelating van de auto zijn ingevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/5134

Uitspraakdatum: 15 december 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] V.O.F., gevestigd te [Z] eiseres,

gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Eiseres heeft op 27 augustus 2009 € 9.767 belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.

De inspecteur van [A] heeft bij uitspraak op bezwaar van

6 oktober 2009 de verschuldigde bpm verminderd met € 1.140 tot € 8.627. Tevens heeft voornoemde inspecteur het verzoek van eiseres om toekenning van een proceskostenvergoeding afgewezen.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De inspecteur van [A] heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur van [A].

De inspecteur van [A] heeft in januari 2011 de competentie overgedragen aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2011.

Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen

mr. H.F. van Woudenberg.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft op 1 april 2009 aangifte bpm gedaan voor een personenauto, merk [...], type [....] Variant [...] met chassisnummer [#] (hierna: de auto). De datum van eerste toelating is [...] 2008. Eiseres heeft € 9.767 bpm voldaan.

2.2. De inspecteur van [A] heeft in de uitspraak op bezwaar de volgende vergelijking opgenomen:

Tarief 2008 Tarief 2009

Netto catalogusprijs € 45.200 Netto catalogusprijs € 45.200

Basistarief 42,3% € 19.119 Basistarief 40% € 18.080

Vermindering benzine € -1.442 Vermindering benzine € -1.288

Energielabel F € 1.200 Energielabel F € 1.200

Toeslag CO2 (249 g/km) € 1.870 Toeslag CO2 (249 g/km) € 5.500

Bruto bpm € 20.747 Bruto bpm € 23.492

Afschrijving (artikel 10) 58,42% Afschrijving (artikel 10) 58,42%

Verschuldigd € 8.627 Verschuldigd € 9.767

2.3. De inspecteur van [A] heeft de verschuldigde bpm bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 8.627.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of eiseres terecht op grond van artikel 9ba van de Wet belastingen van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Wet bpm) CO2-heffing heeft voldaan. Voorts is in geschil of het verzoek om proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase op goede gronden is afgewezen.

3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de CO2-heffing in strijd is met artikel 110 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU) omdat uit andere lidstaten ingevoerde auto’s zwaarder worden belast dan soortgelijke auto’s die zich al in Nederland bevinden. Het is wettelijk niet mogelijk om de te hoge belasting voor auto’s die in 2009 zijn ingevoerd te matigen door het tarief van 2008 toe te passen. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de verschuldigde bpm met € 369 tot € 8.258. Voorts verzoekt eiseres om forfaitaire vergoeding van de proceskosten voor de bezwaar- en beroepsfase.

3.3. Volgens verweerder is de bpm tot het juiste bedrag verminderd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar het gedingstukken en het aangehechte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat het stelsel zoals dat geldt per 1 januari 2009 tot discriminatie en oneerlijke concurrentie leidt, omdat gebruikte voertuigen die per 1 januari 2009 ingevoerd worden aan een hogere CO2-toeslag onderworpen worden in vergelijking met vergelijkbare voertuigen die vóór deze datum in het binnenland zijn geregistreerd. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat de verschuldigde bpm dient te worden berekend naar het tarief van 2009 met uitsluiting van de (hogere) CO2-toeslag, hetgeen tot een aanvullende teruggaaf leidt van € 369.

4.2. Ingevolge artikel 110 van het VvEU mag een ingevoerde gebruikte auto niet worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van een gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde auto. Een ingevoerde gebruikte auto zoals de onderhavige moet derhalve worden vergeleken met een gelijksoortige auto die door een eerste koper op de Nederlandse markt is ingekocht, de referentieauto (Hoge Raad 5 maart 2010, nr. 09/2339, BNB 2010/154).

4.3. Het primaire standpunt van eiseres komt er op neer dat voor de onder 4.2 vermelde toetsing een onderscheid moet worden gemaakt tussen de gewone bpm, berekend naar het in 2009 geldende percentage (40) van de cataloguswaarde, en de met ingang van 2009 ingevoerde CO2-toeslag. Eiseres gaat ervan uit dat de CO2-toeslag in strijd is met artikel 110 van het VwEU omdat dit een verboden milieubelasting is die niet wordt geheven van referentieauto’s. Dat uitgangspunt acht de rechtbank onjuist. De bpm is één bedrag en beoordeeld moet worden of de totale bpm die eiseres heeft moeten betalen bij de invoer van de auto, hoger is dan de totale rest-bpm die op referentieauto’s drukt (auto’s die in 2008 voor het eerst in Nederland in gebruik zijn genomen). Geen rechtsregel vereist dat bij die toetsing onderscheid wordt gemaakt naar de samenstelling van het bedrag van de bpm.

4.4. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat de Wet bpm niet toestaat dat in 2009 bpm wordt geheven naar het tarief dat in 2008 van toepassing was. De bpm dient in het onderhavige geval te worden berekend op basis van het tarief van 2009, zonder CO2-toeslag.

4.5. De rechtbank verwerpt het subsidiaire standpunt van eiseres. Anders dan eiseres veronderstelt, heeft verweerder de bpm berekend op basis van de wettelijke bepalingen zoals deze in 2009 luidden en de uitkomst vergeleken met de uitkomst na toepassing van de wettelijke bepalingen zoals deze in 2008 luidden. Het meerdere is, in overeenstemming met het toenmalige beleid van de Belastingdienst en het huidige artikel 10b van de Wet bpm, afgetopt om te voldoen aan het criterium dat onder 4.2 is geformuleerd. De rechtbank ziet geen wettige beletsels in deze VwEU-conforme uitleg van de Wet bpm.

4.6. De rechtbank is, gelet op de berekening in de uitspraak op bezwaar, van oordeel dat de auto bij invoer niet zwaarder is belast dan referentieauto’s die op de dag van eerste toelating van de auto zijn ingevoerd. De inspecteur van [A] heeft het bedrag aan verschuldigde bpm in de uitspraak op bezwaar correct berekend en vastgesteld. Het gelijk is wat betreft de berekening van de verschuldigde bpm aan verweerder.

4.7. Eiseres heeft tijdens de bezwaarfase verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding. De inspecteur van [A] heeft het verzoek afgewezen, omdat het inroepen van professionele bijstand gelet op de aard van de zaak niet redelijk was. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij het inroepen van rechtsbijstand in dit geval niet onredelijk vindt. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Gelet op de aangevoerde gronden en de verwevenheid met het Unierecht, heeft eiseres in alle redelijkheid kunnen besluiten om professionele bijstand in te roepen. Het gelijk is wat betreft de afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding in de bezwaarfase aan eiseres.

4.8. Gelet op hetgeen onder 4.7 is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 598 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,5, licht, vanwege de reden voor gegrondverklaring van het beroep).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de beslissing op het verzoek om proceskostenvergoeding in de bezwaarfase;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 598;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.