Home

Rechtbank Haarlem, 13-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5083 BV1688, 11/3224

Rechtbank Haarlem, 13-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5083 BV1688, 11/3224

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
13 december 2011
Datum publicatie
1 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1688
Zaaknummer
11/3224

Inhoudsindicatie

Verzuimboete bij niet tijdige indiening aangifte vpb 2009. Beroep op afwezigheid van alle schuld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/3224

Uitspraakdatum: 13 december 2011

Uitspraak in het geding tussen

Stichting X, gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: Y

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: vpb) opgelegd van nihil, bij beschikking het verlies voor dat jaar vastgesteld op € 3.030 en bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak van 28 april 2011 het bezwaar afgewezen en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2011. Namens eiseres is daar haar gemachtigde voornoemd verschenen. Namens verweerder zijn A en B verschenen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Met dagtekening 29 december 2009 heeft verweerder eiseres schriftelijk geïnformeerd inzake de vaststelling van haar belastingplicht.

2.2. Eiseres diende de aangifte vpb 2009 uiterlijk 1 juni 2010 in te dienen.

2.3. Met dagtekening 6 juli 2010 heeft verweerder aan eiseres een herinnering tot het doen van aangifte vpb 2009 gestuurd.

2.4. Op 13 september 2010 heeft verweerder eiseres aangemaand tot het doen van aangifte vpb 2009 vóór 27 september 2010. Daarbij heeft verweerder eiseres er op gewezen dat een verzuimboete zal worden opgelegd als de aangifte niet vóór die datum is ontvangen.

2.5. Op 23 september 2010 heeft Administratie- en Advieskantoor C (hierna: C) voor eiseres uitstel verzocht om de aangifte vpb 2009 in te dienen.

2.6. Met dagtekening 11 oktober 2010 heeft verweerder aan C meegedeeld dat het uitstelverzoek voor eiseres is geweigerd.

2.7. Verweerder heeft de aangifte vpb 2009 van eiseres ontvangen op 12 oktober 2010.

2.8. Met dagtekening 15 januari 2010 heeft verweerder de aanslag vpb 2009 vastgesteld en een verzuimboete opgelegd wegens het niet dan wel niet tijdig doen van aangifte.

3. Geschil

In geschil is of terecht en tot het juiste bedrag een verzuimboete is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Niet in geschil is dat eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vpb 2009 en dat zij, ondanks daartoe te zijn herinnerd en aangemaand, niet tijdig de aangifte vpb 2009 heeft ingediend. In beginsel is dan aan de voorwaarden van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voldaan om een boete op te leggen.

4.2. Eiseres stelt zich evenwel primair op het standpunt dat de aangifteverplichting niet moedwillig niet is nagekomen en subsidiair dat de boete niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en te hoog is. Daartoe voert eiseres aan dat zij pas in 2009 fiscale nummers toegekend heeft gekregen, dat de begin- en eindperiode van een jaar voor administratiekantoren hectische tijden zijn en dat daarom minder urgente zaken zoals die van eiseres blijven liggen tot na die drukke periodes. Eiseres stelt dat geen sprake is geweest van kwaadwillig opzet, maar dat misverstanden en een samenloop van omstandigheden ertoe hebben geleid dat de aangifte vpb 2009 te laat is ingediend.

4.3. De rechtbank begrijpt de stellingen van eiseres aldus, dat zij zich beroept op afwezigheid van alle schuld. Hiervoor is vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte vpb 2009 tijdig zou worden ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, met hetgeen zij heeft aangevoerd, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar geen enkel verwijt treft. De rechtbank overweegt hiertoe dat onbetwist is dat eiseres de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte vpb 2009 heeft ontvangen zodat van eiseres verwacht mocht worden dat zij actie zou ondernemen om alsnog tijdig de aangifte vpb 2009 in te dienen dan wel dit voor haar te laten doen. Niettemin is de aangifte vpb 2009 pas op 12 oktober 2010 ingediend. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat C de aangifte vpb 2009 van eiseres, als minder urgente zaak, heeft laten liggen tot na de drukke periode en dat dit de reden is dat eiseres niet was opgenomen in de reguliere beconuitstelregeling van C. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit evenwel een omstandigheid die voor risico van eiseres dient te blijven.

4.4. Nu de rechtbank voorts geen omstandigheden zijn gebleken om over te gaan tot matiging van de boete acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, een boete van € 2.460 uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.