Home

Rechtbank Haarlem, 13-12-2011, BV1690, 11/3404

Rechtbank Haarlem, 13-12-2011, BV1690, 11/3404

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
13 december 2011
Datum publicatie
1 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1690
Formele relaties
Zaaknummer
11/3404

Inhoudsindicatie

Verzuimboete bij niet tijdige indiening aangifte vpb 2009. Beroep op afwezigheid van alle schuld en strijdigheid met internationaalrechtelijke gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 11/3404

Uitspraakdatum: 13 december 2011

Uitspraak in het geding tussen

X BV, gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: Y

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 65.000 en bij beschikking een verzuimboete van € 2.460.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 mei 2011 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 66.133 en de verzuimboete gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft tegen voornoemde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2011. Namens eiseres is haar gemachtigde voornoemd verschenen. Namens verweerder is A verschenen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres diende vóór 1 juni 2010 aangifte vpb 2009 te doen.

2.2. Met dagtekening 6 juli 2010 heeft verweerder aan eiseres een herinnering tot het doen van aangifte vpb 2009 gestuurd.

2.3. Op 13 september 2010 heeft verweerder eiseres aangemaand tot het doen van aangifte vpb 2009 vóór 27 september 2010. Daarbij heeft verweerder eiseres erop gewezen dat een verzuimboete zal worden opgelegd als de aangifte niet vóór die datum is ontvangen.

2.4. Verweerder heeft op 24 november 2010 de aangifte vpb 2009 van eiseres ontvangen.

2.5. Met dagtekening 11 december 2010 heeft verweerder de aanslag vpb 2009 ambtshalve vastgesteld en een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte.

3. Geschil

In geschil is of terecht en tot het juiste bedrag een verzuimboete is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Eiseres heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. Daartoe heeft zij gesteld dat haar niets te verwijten valt en dat de omstandigheid dat de aangifte vpb 2009 te laat is ingediend volledig aan haar gemachtigde te wijten is. Voorts heeft eiseres gesteld dat dit het eerste aangifteverzuim voor de vennootschapsbelasting is, dat zij een verzoek gedaan heeft om de boete te mitigeren en dat sprake is van een discriminatoire boete omdat voor een aangifteverzuim in de inkomstenbelasting een boete van € 226 wordt opgelegd. Tot slot heeft eiseres verwezen naar een uitspraak van rechtbank Arnhem van 8 september 2011.

4.2. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vpb 2009 en dat zij, ondanks daartoe te zijn herinnerd en aangemaand, niet tijdig de aangifte vpb 2009 heeft ingediend. In beginsel is dan aan de voorwaarden van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voldaan om een boete op te leggen.

4.3. Voor een succesvol beroep op afwezigheid van alle schuld is vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte vpb 2009 tijdig zou worden ingediend.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, met hetgeen zij heeft aangevoerd, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar geen enkel verwijt treft. De rechtbank overweegt hiertoe dat onbetwist is dat eiseres de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte vpb 2009 heeft ontvangen zodat van eiseres verwacht mocht worden dat zij actie zou ondernemen om alsnog tijdig de aangifte vpb 2009 in te dienen dan wel dit voor haar te laten doen. Niettemin is de aangifte vpb 2009 pas op 11 december 2010 ingediend. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat ook voor het jaar 2007 de aangifte vpb niet tijdig is ingediend en als gevolg daarvan voor dat jaar eveneens een boete is opgelegd. Dit had voor eiseres des te meer aanleiding moeten vormen om er voor zorg te dragen dat de aangifte vpb in latere jaren wel tijdig ingediend zou worden. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij haar gemachtigde diverse malen heeft aangemaand tijdig de aangifte vpb 2009 in te dienen, maar zij heeft haar stelling niet met bewijsstukken onderbouwd. Ook in de brief van 8 april 2011 ziet de rechtbank, anders dan eiseres stelt, niet terug dat eiseres haar gemachtigde aangemaand heeft tijdig de aangifte vpb 2009 in te dienen nu deze brief uitsluitend ziet op de aan eiseres opgelegde boete en geen betrekking heeft op de aangifte. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de blote stelling van eiseres dat zij haar gemachtigde heeft aangemaand tijdig de aangifte vpb 2009 in te dienen onvoldoende om tot de conclusie te kunnen leiden dat eiseres geen enkel verwijt treft.

4.5. Ingevolge paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst wordt ter zake van een aangifteverzuim voor aanslagbelastingen een boete opgelegd van € 226. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor een aangifteverzuim bij de vennootschapsbelasting. In dat geval bedraagt de verzuimboete 50% van de maximale boete van € 4.920 van artikel 67a AWR, derhalve € 2.460. Voor zover eiser in dit verband betoogt dat er sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel zoals omschreven in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, overweegt de rechtbank dat naar ondermeer volgt uit het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 22 juni 1999, Della Ciaja/Italië, nr. 46757/99, BNB 2002/398, de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij de beoordeling of voor de toepassing van het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen alsmede of en in welke mate voor een ongelijke behandeling van gelijke gevallen een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De wetgever heeft de verzuimboetes bij aanslagbelastingen bewust verhoogd om zo de bereidheid van belastingplichtigen in te scherpen om hun wettelijke verplichtingen na te komen (Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3 blz. 33-35). Met name voor de vennootschapsbelasting was er sprake van een relatief groot aantal belastingplichtigen die de aangifteverplichtingen niet nakwamen, hetgeen het kabinet met een verviervoudiging van de verzuimboete wilde terugdringen (Kamerstukken II 2009-2010, 32128, nr. 16, blz. 40). De rechtbank is van oordeel dat de wetgever met betrekking tot het door eiseres gestelde verschil in behandeling binnen deze beoordelingsruimte is gebleven.

4.6. Nu de rechtbank voorts geen omstandigheden zijn gebleken om over te gaan tot matiging van de boete acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, een boete van € 2.460 uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat eiseres over het boekjaar 2007 ook is beboet wegens het te laat indienen van de aangifte. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.