Home

Rechtbank Haarlem, 22-12-2011, BV3393, 10/1815, 10/1816

Rechtbank Haarlem, 22-12-2011, BV3393, 10/1815, 10/1816

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
22 december 2011
Datum publicatie
8 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3393
Zaaknummer
10/1815, 10/1816

Inhoudsindicatie

Geen sprake van overmacht, zodat het verweerder niet vrij staat om af te zien van de verbeurdverklaring (beroep ongegrond).

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummers: AWB 10/1815 en 10/1816

Uitspraakdatum: 22 december 2011

Uitspraak in de gedingen tussen

[X1] B.V., gevestigd te [Z1], eiseres 1, en

[X2] B.V., gevestigd te [Z2], eiseres 2,

tezamen: eiseressen,

gemachtigde: mr. M. Moszkowicz jr. (Moszkowicz, Moszkowicz, Moszkowicz & Moszkowicz te Maastricht),

en

[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van de gedingen

Zaak AWB 10/1815

1.1.1. Verweerder heeft met de beschikking van 19 mei 2008 (kenmerk [NUMMER A]) gericht aan eiseres 1, het verzoek om verlenging van het invoercertificaat met nummer [NUMMER B] afgewezen en voor een bedrag van € 171.645 de zekerheid behorende bij het invoercertificaat verbeurd verklaard.

Zaak AWB 10/1816

1.1.2.Verweerder heeft met de beschikking van 28 mei 2008 (kenmerk [NUMMER C]) gericht aan eiseres 2, het verzoek om verlenging van het invoercertificaat met nummer [NUMMER D] afgewezen en voor een bedrag van € 171.645 de zekerheid behorende bij het invoercertificaat verbeurd verklaard.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 november 2009 de bezwaren gegrond verklaard voor wat betreft de in rekening gebrachte wettelijke rente en voor het overige ongegrond verklaard.

1.3. Eiseressen hebben daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.4. Eiseressen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2011 te Haarlem.

Namens eiseresses zijn verschenen de directeur-grootaandeelhouder [A], vergezeld van zijn echtgenote [B], en de kantoorgenoot van de gemachtigde [C]. Namens verweerder zijn verschenen mr. A.F. Ördögh en R.B. Da Cuba.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 11 juni 2007 hebben eiseressen elk een aanvraag voor een invoercertificaat ingediend voor de invoer uit Argentinië van 343.290 kilogram van het product omschreven als: “GEZOUTEN PLUIMVEEVLEES, GEKOOKT PLUIMVEEVLEES, KALKOENBEREIDINGEN”, (hierna: product).

2.2. Op 1 juli 2007 heeft verweerder de invoercertificaten afgegeven onder de respectieve nummers [NUMMER B] en [NUMMER D]. De gevraagde hoeveelheid van 343.290 kilogram voor beide certificaten werd toegekend voor de invoer van een product omschreven als: “ANDERE BEREIDINGEN EN CONSERVEN, VAN VLEES, VAN SLACHTAFVALLEN OF VAN BLOED

- VAN PLUIMVEE BEDOELD BIJ POST 0105

-- VAN HANEN OF VAN KIPPEN

--- 57 OF MEER GEWICHTSPERCENTEN VLEES OF SLACHTAFVALLEN BEVATTEND

---- ANDERE”

Vak 12 vermeldt als laatste dag van geldigheid 27 december 2007.

2.3. Op 8 februari 2008 heeft verweerder de certificaten met de nummers [NUMMER B] en [NUMMER D] geheel onbenut terugontvangen.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of verweerder de voor de invoercertificaten gestelde zekerheid terecht verbeurd heeft verklaard. Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van overmacht, waardoor niet de in de certificaten vermelde hoeveelheid binnen de geldigheidsduur van de invoercertificaten is ingevoerd.

3.2. Eiseressen stellen dat er sprake is van overmacht. In dit kader voeren eiseressen het volgende aan:

1. De certificaten zijn aangevraagd voor een nieuw GATT-contingent. Op het moment van de aanvraag was niet duidelijk hoeveel certificaten zouden worden aangevraagd en gehonoreerd en voor welke hoeveelheden de certificaten uiteindelijk zouden worden toegewezen. Het was voor eiseressen volkomen onverwacht en onvoorzienbaar dat de gehele aangevraagde hoeveelheid zou worden toegewezen, omdat de ervaring leerde dat de aangevraagde hoeveelheid nooit daadwerkelijk werd toegewezen.

2. Bij eiseressen was op basis van verstrekte inlichtingen het vertrouwen gewekt dat vlees vanuit China zou kunnen worden geïmporteerd. Het desbetreffende contingent werd echter voor China niet opengesteld.

3. Door onvoorziene productieproblemen bij de leverancier bleef de hoeveelheid te leveren product sterk beneden de verwachting.

4. Het maken van afspraken met andere leveranciers was niet mogelijk, omdat de contracten voor de levering van het product ruim vóór de verscheping worden afgesloten. Levering binnen de geldigheidsduur van de certificaten was niet meer mogelijk.

3.3. Voorts stellen eiseressen dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het evenredigheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat het verbeurdverklaren van de zekerheden verstrekkende gevolgen heeft voor eiseressen en verweerder de gevolgen had kunnen voorkomen door de geldigheidsduur van de certificaten te verlengen toen eiseressen daar tijdig om verzochten. Verweerder heeft zich in afwijking van de gangbare praktijken van uitvoeringsorganen in andere EU-landen star opgesteld en door het besluit tot afwijzing hebben eiseressen onevenredig grote nadelen ondervonden. Eiseressen verzoeken schadevergoeding op grond van artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de onder 1.1.1 en 1.1.2 genoemde besluiten.

3.4. Volgens verweerder houdt het unierechtelijke begrip overmacht in

dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die

vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen ondanks alle

mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. Verweerder verwijst daarbij naar het arrest van het Hof van Justitie van 13 oktober 1993, An Bord Bainne Coöperative en Compagnie lnter-Agra, C-124/92, Jurispr. I-5061, punt 11, het arrest van het Hof van Justitie van 9 augustus 1994, Boterlux, C-347/93, Jurispr. I-3933, het arrest van het Hof

van Justitie van 11 juli 2002, Kserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. Kg en Hauptzollamt Hamburg-Jonas, C-210/00, Jurispr. I-6453, punt 79 en het arrest van het Hof van Justitie van 18 maart 2010, SGS Belgium NV, C-218/09, Jurispr. I-2373, punt 44. Volgens verweerder doet zich bij de door eiseressen aangevoerde gronden geen geval van overmacht voor. Voorts is hij van mening dat hij evenredig en zorgvuldig heeft gehandeld en is er geen reden tot schadevergoeding. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (hierna: Verordening 1291/2000) brengt het invoercertificaat het recht en de plicht mee om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van het betrokken product in te voeren, zulks behoudens overmacht tijdens de geldigheidsduur van het certificaat. Op 8 mei 2008 is in werking getreden Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (hierna: Verordening 376/2008). Laatstgenoemde verordening vervangt Verordening 1291/2000 en bevat in artikel 7 een gelijkluidende bepaling als die van artikel 8 van Verordening 1291/2000.

4.2. Wanneer de verplichting tot invoer niet is nagekomen, wordt op grond van artikel 35, tweede lid, van Verordening 1921/2000 en artikel 34, tweede lid, van Verordening 376/2008, indien de ingevoerde hoeveelheid minder dan 5% van de in het certificaat vermelde hoeveelheid bedraagt, de gestelde zekerheid volledig verbeurd.

4.3. Vaststaat dat de certificaten onbenut zijn gebleven. Op grond van de onder 4.2 genoemde bepalingen wordt de zekerheid, behoudens overmacht, volledig verbeurd.

4.4. Uit de onder 3.4 genoemde arresten volgt dat in het Unierecht het begrip overmacht inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die

vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen ondanks alle

mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden.

4.5.1. De rechtbank is van oordeel dat zich ten aanzien van eiseressen geen overmacht heeft voorgedaan en motiveert dit als volgt.

4.5.2. Het feit dat eiseressen onverwacht en onvoorzienbaar de aangevraagde hoeveelheden hebben toegewezen gekregen is geen geval van overmacht. Weliswaar komt het voor dat niet de gehele gevraagde hoeveelheid wordt toegekend, maar het is niet een abnormale en onvoorzienbare omstandigheid wanneer zich dat wel voordoet. Aangezien eiseressen zelf de hoeveelheid van 343.290 kilogram hebben aangevraagd hadden zij rekening moeten houden met de mogelijkheid dat zij de aangevraagde hoeveelheid toegewezen zouden kunnen krijgen. Eiseressen zijn hiervan op de hoogte, zoals blijkt uit het verslag van de hoorzitting van 8 oktober 2009. Bovendien blijkt uit dit verslag en het onderzoek ter zitting dat er bij de aanvraag geen sprake was van overschatting, omdat er contractuele afspraken over de te leveren hoeveelheid waren gemaakt.

4.5.3. Ook de omstandigheid dat, door een vertraagd uitbreidingsproject, productieproblemen ontstonden bij de producent in Argentinië waarmee afspraken waren gemaakt en andere producenten in Argentinië niet tijdig meer konden leveren, vormt geen abnormale en onvoorzienbare omstandigheid die vreemd is aan eiseressen. Dat een producent niet tijdig kan leveren is een normaal bedrijfsrisico. Eiseressen hebben het risico van de niet-tijdige levering contractueel niet afgedekt. Als verklaring hiervoor hebben zij de onwil bij de wederpartij opgegeven. Dat zij niettemin toch het leveringscontract afsluiten is een bedrijfseconomische keuze en de niet-tijdige levering kan dan geen geval van overmacht zijn. Eiseressen als ervaren marktdeelnemers moeten op de hoogte zijn van de gebruikelijke praktijken en het is volstrekt normaal dat contracten voor de levering van het product ruim vóór de verscheping worden afgesloten, waardoor andere producenten niet tijdig kunnen leveren. Ook het feit dat er onvoldoende producenten waren is een gegeven dat eiseressen vooraf hadden kunnen onderzoeken en weten.

4.6. De stellingen van eiseressen dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het evenredigheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel volgt de rechtbank niet en zij motiveert dit als volgt. Ingevolge artikel 40 van Verordening 1291/2000 en artikel 39 van Verordening 376/2008 kan, indien de invoer of uitvoer niet tijdens de geldigheidsduur van het certificaat kan plaatsvinden ten gevolge van een voorval waarvan de handelaar meent dat het een geval van overmacht is, de titularis van het certificaat de bevoegde instantie van de lidstaat van afgifte van het certificaat verzoeken om hetzij de geldigheidsduur van het certificaat te verlengen, hetzij het certificaat te annuleren. Hij levert het bewijs van de door hem als overmacht beschouwde omstandigheden binnen zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat. Eiseressen hebben een dergelijk verzoek bij verweerder gedaan en daarbij aangevoerd dat na de afgifte van de certificaten gebleken is dat er een probleem is gerezen in de aanbodzijde en dat er een tekort is in het aanbod van gegaard pluimveevlees in Argentinië, hetgeen er toe heeft geleid dat niet het tonnage vermeld in het certificaat is ingevoerd, ondanks dat diverse leveranciers zijn benaderd. Verweerder heeft op grond van het vierde lid van voornoemde artikelen op de verzoeken beslist en deze naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden afgewezen.

De door eiseressen aangevoerde omstandigheden vormen, zoals de rechtbank onder 4.5.3 heeft overwogen, geen abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die vreemd zijn aan eiseressen. Bij afwezigheid van overmacht staat het verweerder niet vrij om af te zien van de verbeurdverklaring. De verbeurdverklaring volgt rechtstreeks uit de Verordening. Verweerder heeft daarin geen beleidsvrijheid. Van enige strijd met het evenredigheids- en/of zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake.

4.7. Gelet op al het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. O. Nijhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.