Rechtbank Haarlem, 21-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5554 BV3696, AWB 10/6310
Rechtbank Haarlem, 21-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5554 BV3696, AWB 10/6310
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 21 december 2011
- Datum publicatie
- 13 februari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3696
- Zaaknummer
- AWB 10/6310
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling balastgewichtsystemen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 10/6310
Uitspraakdatum: 21 december 2011
Uitspraak in het geding tussen
Expeditiebedrijf [X] B.V., gevestigd te [Z] eiseres,
gemachtigde: mr. C.H. Bouwmeester,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, [P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 29 januari 2007 tot en met 1 oktober 2009 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) voor een bedrag van € 169.434,60 aan douanerechten opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2010 de utb verminderd met
€ 4.858,46 tot € 164.576,14.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2011.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde, [A], werkzaam bij eiseres, [B], directeur van [C] B.V. (hierna: [C]), [D], accountant van [C], en een kantoorgenoot van de gemachtigde, S. Kruikemeijer. Namens verweerder zijn verschenen drs. H.G. van Empel, C.L. Niekerk en P.G. Wouters. Het beroep is met toestemming van partijen tegelijkertijd behandeld met de beroepen ten name van [C] en [E] B.V. (hierna: [E]) die zijn geregistreerd onder de nummers 10/6308 en 10/6309.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is douane-expediteur.
2.2. [C] is importeur van ballastgewichtsystemen (ook wel tegengewichten of contragewichten genoemd) van oorsprong en herkomst uit China. De ballastgewichtsystemen bestaan uit blokken van gietijzer waaraan bevestigingssystemen zijn gemonteerd. Met behulp van deze bevestigingssystemen kunnen de ballastgewichtsystemen aan de voor- (door middel van een fronthefinrichting) of de achterzijde (door middel van plaatsing op de driepuntstang) van de tractor worden bevestigd. De ballastgewichtsystemen bestaan in verschillende maten, met een verschillend gewicht. Een ballastgewichtsysteem van de juiste zwaarte wordt samen met een landbouwwerktuig aan een tractor gekoppeld. De zwaarte wordt berekend aan de hand van het soort werktuig en de uit te voeren werkzaamheid.
2.3. De aangiften ten invoer worden verzorgd door eiseres in opdracht van [E], logistiek dienstverlener. Tot 17 maart 2008 deed eiseres dit op eigen naam en voor eigen rekening. Vanaf 17 maart 2008 treedt eiseres op als direct vertegenwoordiger van [C]. In de aangiften is in de meeste gevallen de omschrijving “delen van machines voor gebruik in o.a. de landbouw, tuinbouw” gebruikt. Incidenteel is een van de volgende omschrijvingen gebruikt:
- “andere delen voor landbouwwerktuigen”;
- “andere gegoten werken van ijzer of van staal: van smeedbaar gietijzer”;
- “andere werken van ijzer of staal, andere”.
2.4. Bij [C] is op grond van artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) een controle na invoer (hierna: CNI) ingesteld. Van de CNI is een controlerapport opgesteld. De utb is naar aanleiding van de CNI opgelegd.
2.5. De Administratie der douane en accijnzen te Brussel heeft op 12 mei 2010 een bindende tariefinlichting aan [C] afgegeven voor een product met de handelsnaam “[F] 1800 kg.” (BTI-Referentie [#]). Het product wordt ingedeeld onder goederencode
7325 1099. De omschrijving in rubriek 7 luidt als volgt:
“Tegengewicht (1800 kg) voor tractors, van niet-smeedbaar gietijzer, dat door middel van een hefinrichting aan de voorzijde of door plaatsing op de driepuntstang aan de achterzijde wordt bevestigd.”
2.6. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een brochure van [G]. In deze brochure is onder andere de volgende tekst opgenomen:
“Warum ballastieren?
Mit einer richtigen Ballastierung kann die Zugkraft des Schleppers deutlich erhöht werden.
(…)
Vorteile der Heckballastierung
- Schneller An- und Abbau
- Nutzung des Überhanges
(…)
Wann sollte ballastiert werden?
Der Schlepper benötigt die Zusatzgewichte nur, wenn hohe Zugkräfte übertragen werden müssen. Für alle andere Arbeiten sollen die Gewichte abgebaut werden.
Speziell bei Transporten führen die Zusatzgewichte zu einem Mehrgebrauch an Kraftstoff!”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de utb terecht is opgelegd. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder goederencode 8432 9000. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder goederencode 7325 1099. Verweerder staat goederencode 8708 9997 voor. Meer subsidiair is in geschil of navordering op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW achterwege had moeten blijven.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het aangehechte proces-verbaal.
4. Relevante regelgeving
7325 Andere gegoten werken van ijzer of van staal:
7325 10 -van niet-smeedbaar gietijzer:
(…)
--andere
(…)
7325 10 99 ---andere
De IDR-toelichting bij post 7325 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Onder deze post vallen alle gegoten werken van ijzer of staal die niet elders zijn genoemd noch elders onder zijn begrepen.
Van de onder deze post vallende goederen kunnen worden genoemd: riooldeksels, rioolroosters, rioolpotten en dergelijke artikelen voor rioleringswerken, kasten, zuilen en deksels voor brandkranen, drinkfonteinen, brandmelders en dergelijke melders, brievenbussen (andere dan voor woningen), meerpalen, waterafvoergoten en dakgoten, mijnschachtbekleding, kogels voor maal- en breekmachines, smeltkroezen zonder mechanisme of thermische uitrusting, tegengewichten van ophanginrichtingen, imitaties van bloemen en van loofwerk (met uitzondering van de artikelen bedoeld bij post 83.06), flessen voor het vervoer van kwik.
Van deze post zijn uitgezonderd gegoten werken die zijn aan te merken als artikelen bedoeld bij andere posten van de nomenclatuur (bijvoorbeeld herkenbare delen van machines of mechanisch toebehoren) of als niet-afgewerkte artikelen die reeds het karakter dragen van elders genoemde, afgewerkte producten.”
Aantekening 4 bij afdeling XVI luidt als volgt:
“Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.”
8432 Machines, toestellen en werktuigen voor land-, tuin- of bosbouw, voor de voorbereiding, bewerking of bebouwing van de bodem; rollers voor gras- en sportvelden:
(…)
8432 90 00 – delen
Aantekening 3 bij afdeling XVII luidt als volgt:
“Als ‘delen’ en ‘toebehoren’ in de zin van de hoofdstukken 86 tot en met 88 worden niet aangemerkt: delen en toebehoren waarvan niet kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor voertuigen of voor artikelen bedoeld bij afdeling XVII. Indien een deel of een toebehoren beantwoordt aan de omschrijving van twee of meer posten van deze afdeling, moet het worden ingedeeld onder de post waarvan de omschrijving aansluit bij het voornaamste gebruik waarvoor dat deel of dat toebehoren zal dienen.”
8708 Delen en toebehoren van motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705:
(…)
-andere delen en toebehoren:
(…)
8708 99 --andere:
(…)
---andere:
(…)
8708 99 97 ----andere
Aantekening 2 bij hoofdstuk 87 luidt als volgt:
“2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als “tractors (trekkers)” aangemerkt, motorvoertuigen speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, ook indien zij voorzien zijn van een bergplaats of laadplaats van bijkomstige betekenis voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enz., mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor.
Machines en werkgereedschappen ontworpen om als verwisselbare uitrustingsstukken aan tractors bedoeld bij post 8701 te worden gekoppeld, blijven ingedeeld onder hun eigen posten, ook indien zij worden aangeboden met de tractor, ongeacht of zij daarop zijn gemonteerd of niet.”
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de ballastgewichtsystemen onder goederencode 8432.9000 dienen te worden ingedeeld als delen van werktuigen voor land-, tuin- of bosbouw. Zonder de ballastgewichtsystemen kunnen de aan de tractor gekoppelde werktuigen niet de functie vervullen waarvoor zij zijn bedoeld. De ballastgewichtsystemen zijn niet nodig om de tractor voor kantelen te behoeden. Indien aan de tractor geen werktuig is gekoppeld, heeft een ballastgewichtsysteem geen functie. Verweerder bestrijdt dit standpunt, omdat de voornoemde werktuigen voor hun mechanische werking niet van de ballastgewichtsystemen afhankelijk zijn.
5.2. In het arrest van 7 februari 2002, zaak C-276/00, Turbon, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie het volgende overwogen:
“Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat het begrip „deel” in de zin van de GN-post 8473 de aanwezigheid veronderstelt van een geheel, voor de werking waarvan dit deel noodzakelijk is (zie arrest Peacock, reeds aangehaald, punt 21), wat niet het geval is met de in het hoofdgeding bedoelde cartridge. Hoewel een printer zonder inktcartridge niet de functie kan vervullen waarvoor hij is bestemd, hangt de mechanische en elektronische werking van de printer op zich geenszins af van de aanwezigheid van een dergelijke cartridge. Zonder inktcartridge is het weliswaar niet mogelijk een op computer verricht werk op papier over te brengen, doch dit is niet het gevolg van een gebrekkige werking van deze printer, maar wel van het ontbreken van inkt.”
5.3.1. Om te beoordelen of de ballastgewichtsystemen delen van landbouwwerktuigen zijn, dient dus te worden vastgesteld of de ballastgewichtsystemen de mechanische werking van de landbouwwerktuigen beïnvloeden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is. Indien geen ballastgewichtsysteem is aangebracht, kan het aan de tractor gekoppelde werktuig of de aan de tractor gekoppelde machine mechanisch werken. De maaimachine kan maaien, de zaadinjecteermachine kan zaad verspreiden en de ploeg kan ploegen. Het gebruik van een ballastgewichtsysteem is voor de mechanische werking van het werktuig of de machine dus niet noodzakelijk. Dat het resultaat zonder een ballastgewichtsysteem minder of zelfs gering is, is niet relevant. In het arrest Turbon heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie immers expliciet overwogen dat een printer zonder cartridge niet de functie kan vervullen waarvoor hij is bestemd. Niettemin kan een cartridge niet als deel van een printer worden aangemerkt.
5.3.2. Evenmin is relevant dat zonder ballastgewichtsysteem meer brandstof wordt verbruikt. Voor het aanmerken als deel is immers niet voldoende dat het werktuig of de machine efficiënter kan functioneren. Dat het ballastgewichtsysteem zou helpen bij het draaien van een wentelploegmachine, zoals eiseres ter zitting heeft aangevoerd, doet evenmin aan bovenstaand oordeel af. Uit het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de hefinrichting op de tractor, met het ballastgewichtsysteem als contragewicht, ervoor zorgt dat de ploegen uit de grond kunnen worden getrokken zodat de tractor met machine kan draaien om de volgende baan te bewerken. Hiervoor geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen voor werktuigen en machines in het algemeen. Dat de combinatie zonder ballastgewichtsysteem niet kan keren om de volgende baan te bewerken, doet niet af aan de mechanische werking van de aangekoppelde machine. Dat deze zonder het contragewicht niet de gewenste weg kan vervolgen, staat los van de mechanische werking, die niet wordt beïnvloed.
5.4. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat de ballastgewichtsystemen onder goederencode 7325 1099 dienen te worden ingedeeld als werken van gietijzer. Eiseres verwijst naar twee bindende tariefinlichtingen, waarvan een door de Belgische douane aan [C] is afgegeven voor één model dat door [C] wordt ingevoerd. Verweerder bestrijdt dit standpunt, omdat de postomschrijving “toebehoren van tractoren” specifieker is dan “andere werken van gietijzer”. Bovendien worden volgens de GS-toelichting op post 7325 uitgezonderd gegoten werken die zijn aan te merken als artikelen bedoeld bij andere posten van de nomenclatuur (bijvoorbeeld herkenbare delen van machines of mechanische toebehoren).
5.5. In het onder 5.2 genoemde arrest heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie voorts het volgende overwogen:
“Een dergelijke cartridge kan evenmin als „toebehoren” van de betrokken printers onder die post worden ingedeeld. Hoewel de cartridges inderdaad verwisselbaar zijn, maken zij het immers niet mogelijk dat deze printers voor speciale werkzaamheden kunnen worden aangepast, noch maken zij ze geschikt voor bijkomende werkzaamheden of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de machine, in de zin van de GS-toelichting bij post 8473. Deze cartridges maken het enkel mogelijk dat ESC-printers hun normale functie vervullen, namelijk het overbrengen op papier van een op computer verricht werk.”
5.6. Voor de beoordeling van het subsidiaire standpunt van eiseres dient eerst te worden bepaald of de ballastgewichtsystemen toebehoren van tractoren zijn. Indien dit het geval is, is de omschrijving van post 8708 specifieker dan die van post 7325. Het is dus de vraag of de ballastgewichtsystemen, waarvan vaststaat dat deze verwisselbaar zijn, de tractor voor speciale werkzaamheden geschikt maken of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de tractor. De rechtbank is van oordeel dat de ballastgewichtsystemen de tractor geschikt maken voor bijkomende werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de tractor en daarom als toebehoren van de tractor moeten worden ingedeeld onder post 8708. De hoofdfunctie van een tractor is het rijden op onverharde/onregelmatige (land- en tuinbouw-) terreinen. De bijkomende of bijzondere werkzaamheid van een tractor bestaat erin dat allerlei bijzondere (landbouw)werktuigen gebruikt kunnen worden met behulp van de tractor. Door het bevestigen van het ballastgewichtsysteem aan de op de tractor bevestigde fronthefinriching/driepuntstang, wordt de tractor geschikt gemaakt voor het gebruik van die werktuigen. Zonder gebruikmaking van het juiste ballastgewichtsysteem kunnen, zo is door eiseres niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld, de (landbouw)werktuigen niet effectief worden gebruikt. Hoewel dit onvoldoende is om het ballastgewichtsysteem als een deel van een werktuig of machine te kunnen beschouwen, is het voldoende om het ballastgewichtsysteem als toebehoren van de tractor aan te merken. Het gelijk is wat betreft de indeling aan verweerder.
5.7. Eiseres stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW van toepassing is. Verweerder stelt zich op het tegenovergestelde standpunt. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie beoogt artikel 220, tweede lid, aanhef, sub b, van het CDW de bescherming van gewettigd vertrouwen van de douaneschuldenaar (in de juistheid van alle factoren die een rol spelen bij het besluit om al dan niet tot boeking achteraf van invoerrechten over te gaan). Op grond van deze bepaling wordt niet overgegaan tot boeking achteraf van invoerrechten indien de volgende vier, cumulatieve voorwaarden zijn vervuld: het niet heffen van de rechten is te wijten aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf; de vergissing is van dien aard dat zij redelijkerwijze niet kon worden ontdekt; de douaneschuldenaar is te goeder trouw; en de douaneschuldenaar heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte voldaan. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 1991, C-348/89, inzake Mecanarte, volgt dat vergissingen inzake de uitlegging of de toepassing van de voorschriften betreffende de rechten bij invoer of bij uitvoer, die de belastingschuldige niet redelijkerwijze kon ontdekken, alle vergissingen omvatten, wanneer zij het gevolg zijn van een actieve gedraging. Op eiseres rust de bewijslast haar stelling aannemelijk te maken dat de voorwaarden zijn vervuld.
5.8. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of aan de tweede en de vierde voorwaarde is voldaan. Wat de tweede voorwaarde betreft, moet bij de beantwoording van de vraag of een vergissing van de bevoegde douaneautoriteiten kon worden ontdekt, worden gelet op de aard van de vergissing, de beroepservaring van de betrokken ondernemers en de mate van de door hen betrachte zorgvuldigheid. De aard van de vergissing is ervan afhankelijk hoe ingewikkeld de betrokken regeling is of, andersom, of die regeling voldoende eenvoudig is, en hoelang de autoriteiten aan hun onjuiste zienswijze zijn blijven vasthouden (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 maart 2005, Biegi Nahrungsmittel en Commonfood/Commissie, C 499/03 P).
5.9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de vergissing redelijkerwijs had kunnen ontdekken. De indeling is niet zo ingewikkeld dat dit aspect aan het ontdekken van de vergissing in de weg heeft kunnen staan. De standpunten van eiseres zijn tegenstrijdig: aan de ene kant voert zij aan dat de goederen onder verschillende codes kunnen worden ingedeeld, en aan de andere kant voert zij aan dat zij niet behoefde te twijfelen aan de gebruikte goederencode. Eiseres is een professionele marktdeelnemer, die voldoende kennis en ervaring heeft. Eiseres heeft geen eigen onderzoek gedaan en voortgeborduurd op de handelwijze van de rechtsvoorganger van [E] die daarvóór als aangever is opgetreden. Eiseres bestrijdt dat zij de vergissing redelijkerwijs had kunnen ontdekken. De douane heeft de gebruikte goederencode gedurende lange tijd (35 jaar) geaccepteerd en eiseres had geen enkele reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Eiseres is niet deskundig inzake de indeling van ballastgewichtsystemen. Er heeft geen direct contact plaatsgevonden tussen eiseres en [C].
5.10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de vergissing redelijkerwijs niet kon ontdekken. Niet in geschil is dat de douane gedurende 35 jaar (waarin het onderhavige tijdvak is begrepen) zendingen fysiek heeft opgenomen en dat de aangegeven goederencode nooit is gecorrigeerd; ook niet na het onder 5.2 genoemde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie over ‘delen’ en ‘toebehoren’. Een dergelijke herhaalde vergissing vormt een aanwijzing dat het op te lossen probleem ingewikkeld was (vgl. het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 juni 1990, zaak C-64/89, r.o. 21). Dat de indeling van de goederen niet zo eenvoudig is dat kan worden gezegd dat eiseres evident een onjuist standpunt heeft ingenomen, blijkt ook uit de Belgische bindende tariefinlichting die aan eiseres is verstrekt en aan de Britse bindende tariefinlichting, die eveneens is ingebracht. Voorts acht de rechtbank de onderbouwing die ter zitting namens eiseres is gegeven van haar eigen standpunt, consistent en overtuigd. Dat eiseres over een dergelijke kennis en expertise zou beschikken dat deze in de weg zouden staan aan een geslaagd beroep op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW is ter zitting voldoende weersproken. Eiseres heeft verklaard dat zij als expediteur allerlei soorten goederen inklaart en niet uitsluitend landbouwgerelateerde goederen. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom de algemene ervaring van eiseres als professionele marktpartij dan toch aan de toepassing van de voornoemde bepaling zou afdoen. Dat eiseres de jurisprudentie over de definitie van ‘delen’ en ‘toebehoren’ had moeten kennen, zoals verweerder stelt, is onvoldoende. De indeling van de ballastgewichtsystemen is, zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, niet eenvoudig en niet is gebleken dat de douane na de publicatie van deze jurisprudentie naar aanleiding van een fysieke controle opmerkingen hierover heeft gemaakt.
5.11. Tot slot is in geschil of eiseres aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte heeft voldaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is, omdat de omschrijving in de aangiften ten invoer dusdanig vaag is dat aan de hand daarvan niet kan worden gecontroleerd of de goederencode juist is. Eiseres verdedigt het tegenovergestelde standpunt. De omschrijving die in de aangiften is gebruikt, is juist.
5.12. De rechtbank is van oordeel dat de omschrijving die in de aangiften ten invoer is gebruikt, geen voldoende schending is om het standpunt van verweerder te volgen. In dit verband hecht de rechtbank belang aan de combinatie van de bescheiden die voor het doen van de aangiften zijn gebruikt. Namens eiseres is ter zitting onweersproken aangevoerd dat op de facturen en de overige bescheiden de handelsbenaming van de ballastgewichtsystemen is gebruikt. In dit licht bezien vormen de vermeldingen in de aangiften niet een dusdanige schending van de geldende voorschriften dat alleen hieruit de conclusie zou moeten worden getrokken dat eiseres niet aan de vierde voorwaarde heeft voldaan.
5.13. De slotsom luidt dat boeking van de douanerechten op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW achterwege had moeten blijven. Dit betekent dat de utb dient te worden vernietigd. Het gelijk is wat betreft het subsidiaire standpunt aan eiseres.
5.14. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Niet in geschil is dat het beroep samenhangt met de beroepen ten name van [C] en [E] die zijn geregistreerd onder de nummers 10/6308 en 10/6309. De rechtbank zal in elk van deze beroepen een derde van de proceskostenvergoeding toekennen, zijnde € 292.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de utb;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 292;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en
mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.