Rechtbank Haarlem, 22-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5557 BV3711, AWB 11/1
Rechtbank Haarlem, 22-12-2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5557 BV3711, AWB 11/1
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 22 december 2011
- Datum publicatie
- 14 februari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3711
- Zaaknummer
- AWB 11/1
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling screenplays.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 11/1
Uitspraakdatum: 22 december 2011
Uitspraak in he[C]ng tussen
[X] S.A., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. H.C. de Bie,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, [P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres over de jaren 2007 en 2008 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) opgelegd voor douanerechten tot een bedrag van € 2.804.313,62.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 december 2010 het bezwaar van eiseres tegen de utb ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2011. Het onderzoek in de zaken bij de rechtbank geregistreerd onder de nummers AWB 11/3858 en AWB 11/3859 heeft tegelijkertijd plaatsgevonden.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [A] en
[B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. C.C. Dekker en P.R.J. van Duijnen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres drijft een groothandel in computerproducten. In de jaren 2007 en 2008 heeft zij aangiften gedaan voor invoer in het vrije verkeer voor screenplays. De screenplays zijn aangegeven onder GN-code 8471 7050.
Op de grond van artikel 78, tweede lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW), is bij eiseres een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de door of namens eiseres gedane aangiften. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport van 21 april 2010. De feiten hieruit vormen de grondslag voor de onderhavige utb.
Ten aanzien van volgende producten heeft verweerder eerdergenoemde utb opgelegd:
1) Screenplay 320Gb + Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop Screenplay Multimedia);
2) Screenplay HD Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop Screenplay HD Multimedia);
3) Screenplay Pro Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop Screenplay PRO Multimedia);
4) Screenplay Pro HD Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Drive Desktop Screenplay PRO HD Multimedia).
Blijkens de bijlage 2 van het controlerapport en hetgeen partijen hierover desgevraagd ter zitting hebben aangevoerd of verduidelijkt zijn deze producten toestellen voor het opslaan op hun harde schijf van bestanden afkomstig van de computer, waaronder video-, muziek- en fotobestanden in diverse gangbare formaten. De opslag op de harde schijf van de producten geschiedt met behulp van de op de producten aanwezige firewire- of USB-aansluiting. Zonder tussenkomst van de computer kunnen de video-, muziek- en fotobestanden (multimediabestanden) door middel van een door de producten gegenereerd menu op een tv- of videomonitor worden weergegeven. Hierbij worden met behulp van in de producten aanwezige hardware en software de gecodeerde mediabestanden gedecodeerd en geconverteerd naar een (pal/ntsc) signaal, dat via één van de uitgangen van de producten, bijvoorbeeld composiet, S-VHS, component of scart, aan de overeenkomstige ingang van de tv- of videomonitor wordt aangeboden. Bij de producten onder 2 en 4 behoort een afstandsbediening. Zij hebben ook een HDMI-aansluiting.
In het controlerapport wordt de volgende tekst, afkomstig van de eerste bladzij van de handleiding, vermeld:
“Met de [C] Screenplay Multimedia-drive kunt u uw favoriete multimediabestanden op uw computer weergeven op uw tv. Kopieer gewoon films, foto’s en muziek van een pc of Mac-computer naar de screenplay Pro-drive via de USB- of FireWire-aansluiting. Daarna kunt u de films, diapresentaties van de foto’s en uw muziek op elk televisietoestel weergeven.”
3. Geschil
In geschil is of de utb terecht is opgelegd. Daartoe moet onder andere worden beoordeeld de indeling in de GN van de onder 2 genoemde screenplays.
Niet in geschil is de waarde van de producten en de berekening van de utb.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de producten moeten worden ingedeeld onder code 8471 70 50. Subsidiair is eiseres van mening dat de producten, ongeacht de indeling in de GN, onderworpen dienen te zijn aan een douanerecht van 0%. Heffing en inning van 13% douanerecht is strijdig met het Information Technology Agreement (ITA) van de Wereld Handels Organisatie (WTO). Meer subsidiair is eiseres van mening dat verweerder niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De motivering van de utb en de uitspraak op bezwaar zijn ondeugdelijk en de utb is opgelegd in strijd met artikel 220 van het CDW en in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb, en veroordeling van verweerder in de kosten van eiseres die zij heeft moeten maken in de bezwaarfase en de beroepsfase.
Verweerder is van mening dat in verband met aantekening 3 op afdeling XVI de producten moeten worden ingedeeld onder de goederencode 8521 90 00 en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Het toepasselijk recht
Post 8471
8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
8471 70 - geheugeneenheden:
(…)
- - andere:
- - - schijvengeheugeneenheden:
(…)
- - - - andere:
8471 70 50 - - - - - eenheden voor harde schijven
Post 8521
8521 Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde
videotuner:
(…)
8521 90 00 - andere
Aantekening 3 op afdeling XVI:
Voor zover niet anders is bepaald worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.1. Gelet op de onder 2 genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten kunnen deze worden aangesloten op een computer en kunnen er bestanden worden opgeslagen op de harde schijf van de producten. In zoverre zijn de producten eenheden voor harde schijven als bedoeld onder de GN-code 8471 70 50. Uit de objectieve kenmerken en eigenschappen blijkt tevens dat de producten video-, muziek- en fotobestanden in een voor een tv bestemd signaal (pal/ntsc) kunnen converteren en via de daarvoor geëigende aansluitingen aan een tv- of videomonitor voor weergave daarop, kunnen aanbieden. Hieruit volgt dat de producten ook videoweergaveapparaten zijn als bedoeld onder post 8521. Nu de producten combinaties van machines van verschillende soorten zijn, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, dan wel machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, moeten de producten gelet op aantekening 3 op afdeling XVI (die de hoofdstukken 84 en 85 omvat), worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. De rechtbank is van oordeel dat de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex de functie van videoweergaveapparaat is. Dit blijkt uit de door eiseres niet bestreden weergave in het controlerapport van het geciteerde uit de handleiding van de producten. Blijkens dit citaat is het ondubbelzinnig de bedoeling van de producten dat deze worden gebruikt om de multimediabestanden op de harde schijf weer te geven op de tv. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit gebruik (als videoweergaveapparaat) de hoofdfunctie.
5.2.2. De stelling van eiseres dat de producten in wezen “geavanceerde harde schijven” zijn, zowel als het gaat om hun functioneren als het gebruik, dan wel daarmee te vergelijken zijn en dat zij daarom moeten worden ingedeeld onder post 8471 70, volgt de rechtbank dan ook niet. Anders dan gewone losse harde schijven en opslageenheden als bedoeld onder post 8471 70 van de GS, beschikken de producten naast de harde schijf over hardware en software die de multimediabestanden decoderen en converteren naar een tv-signaal en beschikken zij over uitgebreide mogelijkheden voor aansluiting aan een tv- of videomonitor. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling geen productinformatie overgelegd, waaruit zou blijken dat de hoofdfunctie van de producten het gebruik als harde schijf zou zijn.
5.3. Eiseres kan geen beroep doen op de diverse bindende tariefinlichtingen (bti’s) die zij heeft overgelegd, nu zij niet de rechthebbende van deze bti’s is. Niettemin kunnen deze bti’s bewijs leveren omtrent de indeling van de producten. De rechtbank is van oordeel dat deze bti’s niet het bewijs leveren dat de producten moeten worden ingedeeld onder de GN-code 8471 70, aangezien deze bti’s andere producten betreffen die niet te vergelijken zijn met de onderhavige.
5.4. Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de ITA en het panelrapport kan haar niet baten aangezien een marktdeelnemer, gelet op de bijzondere kenmerken van het stelsel voor geschillenbeslechting binnen de WTO, dat een belangrijke plaats inruimt voor onderhandelingen tussen partijen, voor een rechterlijke instantie van een lidstaat niet kan aanvoeren dat een regeling van de Unie onverenigbaar is met bepaalde WTO-regels (zie arrest van 1 maart 2005, Van Parys, C 377/02, Jurispr. blz. I 1465, punten 39 en 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De rechtbank is voorts van oordeel dat uitlegging van de GN zoveel mogelijk in overeenstemming met de ITA niet aan de orde is, omdat niet is gebleken dat de producten onder de werking van de ITA vallen. Eiseres heeft dit wel betoogd, maar niet aangetoond.
5.5. Eiseres acht het niet redelijk en billijk dat zij utb’s krijgt opgelegd ter waarde van vier miljoen euro. Voorts beroept zij zich op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, het gecodificeerde vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiseres hierop kan niet slagen. Het toetsen van de utb’s aan nationale beginselen van redelijkheid en billijkheid is vanwege de directe werking van het Unierecht niet mogelijk. Voor toetsing aan nationale beginselen is vanwege de afschaffende en blokkerende werking van het Unierecht geen plaats. Slechts toetsing aan in het CDW gecodificeerde rechtsbeginselen en ongeschreven beginselen van Unierecht is mogelijk. Omtrent dit laatste heeft eiseres niets gesteld en voor zover zij dit wel gedaan heeft, heeft zij daaromtrent niets onderbouwd. Voor wat betreft het beroep op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW merkt de rechtbank op dat eiseres niets heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat verweerder zich heeft vergist. Het betoog van eiseres dat de Europese Commissie zich heeft vergist en als douaneautoriteit moet worden aangemerkt, kan evenmin slagen aangezien niet is gebleken van enige betrokkenheid van de Europese Commissie bij de onderhavige aangiften. Van een vergissing van de douaneautoriteiten is derhalve geen sprake en het beroep van eiseres daarop faalt. De stelling van eiseres dat de utb en de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd zijn, wat daarvan ook zij, volgt de rechtbank evenmin. De utb moet ingevolge artikel 6, derde lid, van het CDW met redenen zijn omkleed. In het onderhavige geval moet de utb in samenhang worden bezien met het controlerapport dat met eiseres is besproken, zodat de redenen van de ongunstige gevolgen van de beschikking ten tijde van de uitreiking daarvan aan eiseres bekend waren. De uitspraak op bezwaar is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met redenen omkleed.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. C.J. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.