Rechtbank Haarlem, 07-02-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:235 BV3509, 11/4364
Rechtbank Haarlem, 07-02-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:235 BV3509, 11/4364
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 7 februari 2012
- Datum publicatie
- 9 februari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3509
- Zaaknummer
- 11/4364
Inhoudsindicatie
Door rechtsmiddelverwijzing in uitspraak op bezwaar geen verschoonbare termijnoverschrijding. Het is aan eiser om beroep in te stellen. In casu geen doorzendplicht van verweerder aan rechtbank (6:15 Awb). Beroep niet ontvankelijk
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/4364
Uitspraakdatum: 7 februari 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen
[X], wonen[[Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 11 maart 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (bonnummer [(nummer)], aanslagnummer [nummer])
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2012.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A. Bruijn.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Gronden
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 9 maart 2011. De uitspraak op bezwaar is op 11 maart 2011 verzonden, zodat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 26 april 2011. Het beroep is bij de rechtbank ontvangen op 23 augustus 2011. Hieruit volgt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
3. Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na de termijn ingediend beroep¬schrift de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (verschoonbare termijnoverschrijding).
4. Eiser stelt dat hem niet duidelijk was op welke wijze hij beroep diende in te stellen. Daartoe betoogt hij dat hij bij de gemeente meerdere malen heeft nagevraagd op welke wijze hij beroep diende in te stellen. Naast telefonische inlichtingen heeft eiser in dit verband een brief met dagtekening 15 maart 2011, gericht aan verweerder, met - voor zover hier van belang - de volgende inhoud:
“U zult begrijpen dat na ontvangst van uw uitspraak tegen een parkeerbon d.d. 6 december 2010 ik u nu toch echt volledig het respect kwijt ben in de ambtelijke instellingen in ons Nedereland.
(…)
U beslist de parkeerbon te handhaven en meld tussen de regels door dat als ik niet accoord ga ik naar de rechtbank kan gaan om nog eens extra kosten te maken. U bent degene die wil dat ik onterecht een parkeer boete moet betalen dus adviseer ik u om naar de rechtbank te gaan en griffierechten gaat betalen. U begrijp hopelijk ook dat ik de dienstdoende parkeerwacht ook zal dagen.
Ik zal zorgen dat ik op tijd verschijn en zal mijn zaak met verve verdedigen. Ik ben in mijn leven nog nooit zo onterecht en respektloos behandelt!!!!”
5. Verweerder heeft hierop als volgt gereageerd bij brief met dagtekening 11 april 2011:
“Aangezien ik slechts eenmaal een uitspraak op een bezwaarschrift mag den en ik ambtshalve ook geen aanleiding zie tot een aanpassing over te gaan, rest u de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen mijn uitspraak.
In uw brief adviseert u mij naar de rechtbank te gaan. Dat is niet de gebruikelijke gang van zaken. U bent het niet eens met de uitspraak op het bezwaarschrift. Dan kunt u hiertegen in beroep gaan. Wanneer u door de Rechtbank in het gelijk wordt gesteld, worden de door u betaalde griffierechten aan u vergoed.”
6. De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding voorop dat de onderhavige uitspraak op bezwaar het volgende vermeldt:
“Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een beroepschrift indienen bij de rechtbank Haarlem, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. Houdt er rekening mee dat u hiervoor griffierechten verschuldigd bent.
U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.”
7. Gelet op bovengenoemde rechtsmiddelverwijzing kan de rechtbank eiser niet volgen in zijn betoog dat hem niet duidelijk was op welke wijze beroep diende te worden ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Niet aannemelijk is geworden dat het te laat instellen van beroep het gevolg is van een verschoonbare termijnoverschrijding in voornoemde zin. De stellingen van eiser en voormelde briefwisseling met verweerder (hierboven onderdelen 4 en 5) brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Blijkens de inhoud van de brief van verweerder d.d. 11 april 2011 kan er geen misverstand over hebben bestaan dat het op de weg van eiser lag beroep in te stellen, zo hij dit wenste.
8. In het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep zal de rechtbank voorts beoordelen of de brief van eiser van 15 maart 2011, op de voet van het bepaalde in artikel 6:15 Awb, door verweerder had moeten worden doorgestuurd aan de rechtbank als beroepschrift. In genoemd artikel is het volgende bepaald:
1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde administratieve rechter, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift is ingediend of omgekeerd.
3. Het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
9. Uit de brief van eiser van 15 maart 2011 kan worden opgemaakt dat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. Dit is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om een doorzendverplichting als bedoeld in artikel 6:15 Awb aan te nemen. Uit de brief van eiser volgt onmiskenbaar dat hij niet voornemens was beroep in te stellen. Eiser is blijkens genoemde brief van mening dat dit op de weg van verweerder lag en voorts kan uit genoemde brief worden opgemaakt dat eiser niet bereid was griffierecht te betalen. Verweerder heeft blijkens zijn schrijven van 11 april 2011 de brief van eiser ook in deze zin opgevat. Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiser met de brief van 15 maart 2011 welbewust heeft beoogd dat deze anders zou worden behandeld dan als een rechtsmiddel tegen de uitspraak op bezwaar. Op een dergelijk geschrift is artikel 6:15 Awb niet van toepassing (vgl. HR 5 januari 2007, nr. 42.861, LJN AZ5557).
10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en wordt niet toegekomen aan inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.