Home

Rechtbank Haarlem, 22-02-2012, BV9238, AWB 09/4730

Rechtbank Haarlem, 22-02-2012, BV9238, AWB 09/4730

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
22 februari 2012
Datum publicatie
19 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9238
Zaaknummer
AWB 09/4730

Inhoudsindicatie

De rechtbank is van oordeel dat in China een voldoende ingrijpende en economisch verantwoorde be- of verwerking heeft plaatsgevonden (beroep ongegrond).

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 09/4730

Uitspraakdatum: 22 februari 2012

Uitspraak in het geding tussen

[X], gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: R.J.N. van der Laan

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord, kantoor [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) opgelegd voor een bedrag van € 1.371,43 aan douanerechten op industriële producten en een van € 32.310,77 aan antidumpingrechten.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 augustus 2009 de utb gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2012.

Namens eiseres is verschenen de gemachtigde, bijgestaan door H. Bleier, Rechtsanwalt. Namens verweerder zijn verschenen mr. C.C. Dekker en mr. B.C. Brouwer.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. [A] B.V. heeft in naam en voor rekening van eiseres een aangifte ten invoer gedaan voor de regeling in het vrije verkeer brengen van goederen met de omschrijving “zeemleder, incl. gecombineerd gelooid zeemleder, van schapen”. Als land van oorsprong is China vermeld.

2.2. Tot de gedingstukken behoort een kopie van oorsprongscertificaten van de Australian Chamber of Commerce and Industry te Melbourne. Op de certificaten staat de volgende omschrijving van de goederen:

“DRUM SALTED GOAT SKINS”

2.3. Tot de gedingstukken behoort een kopie van certificaten van het Australische Department of Agriculture, Fisheries and Forestry (Declaration and Certificate for Shipments of Skins, Hides and Wool to China from Domestic Ruminants, Equines and Pigs). Op de certificaten staat de volgende omschrijving van de goederen:

“DRUM SALTED GOAT SKINS”

2.4. De huiden zijn niet afkomstig van schapen maar van geiten. De huiden worden in Australië in een vat met een conserverende zoutoplossing gestopt. Vervolgens worden de vaten met huiden naar China vervoerd. In China vinden de volgende bewerkingen plaats:

- De huiden worden in houten, ronddraaiende trommels gewassen om het zout te verwijderen en ze te reinigen;

- Bij het wassen wordt een preparaat (kabeljauwlevertraan) toegevoegd om de haren van de huiden los te maken en het leer beter houdbaar te maken;

- De huiden worden vervolgens uit de trommel gehaald en de haren worden verwijderd;

- Het leer wordt vervolgens grof geslepen op een slijpmachine en gedroogd;

- Na het drogen vindt een kwaliteitscontrole plaats waarbij het leer wordt gecontroleerd op gaten en dergelijke;

- Het leer wordt vervolgens met een houten sjabloon/mal in model gesneden;

- Het gerede product wordt daarna afzonderlijk verpakt in folie, gereed voor de verkoop.

Het gerede product wordt hierna aangeduid als “de goederen”.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de antidumpingrechten terecht zijn geheven, alsmede de oorsprong van de goederen.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de utb met € 32.310,77.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 24 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) zijn goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn geweest, van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

4.2.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit de door de Commissie vastgestelde lijstregels volgt dat de oorsprong van de goederen Australië is. Volgens de restregel (punt 3. (f)) is het land van oorsprong van een product het land waarin de meeste van de in het product verwerkte materialen hun oorsprong hebben. De dierenhuiden hebben hun oorsprong in Australië omdat de geiten daar gegraasd hebben, terwijl in China alleen nog maar loog met vermoedelijk Chinese oorsprong en looimiddelen met onbekende oorsprong toegevoegd zijn. Tijdens het be- en verwerkingsproces in China blijven de huiden als zodanig behouden. In China zijn uitsluitend eenvoudige bewerkingen uitgevoerd, namelijk verwijdering van de haren en conservering door de looiprocessen. De huiden hebben geen andere karakteristieke eigenschappen of specifieke hoedanigheid gekregen. Er is geen nieuw product ontstaan en er heeft in China geen essentiële bewerking plaatsgevonden.

4.2.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in China een ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden (ontharen, logen, looien en verdere verwerking tot gereed product) die tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid. Verweerder wijst op de postverspringing, namelijk van 4103 (ruwe, gezouten geitenhuiden) naar 4114 (zeemleerlappen).

4.3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest van 9 december 2009, nr. C-260/08 het volgende overwogen:

“20 Dienaangaande moet worden vastgesteld dat hoewel de door de Commissie vastgestelde lijstregels ertoe bijdragen de niet-preferentiële oorsprong van goederen te bepalen, zij rechtens niet bindend zijn.

21 De inhoud van deze regels moet derhalve in overeenstemming zijn met de oorsprongsregels, zoals die neergelegd in artikel 24 van het douanewetboek, en mag de draagwijdte daarvan niet wijzigen (zie naar analogie, inzake de GN-toelichtingen, arresten van 12 januari 2006, Algemene Scheeps Agentuur Dordrecht, C 311/04, Jurispr. blz. I 609, punt 28, en 19 februari 2009, Kamino International Logistics, C 376/07, Jurispr. I-00000, punt 48).

(…)

35 Evenwel kan, hoewel de verandering van de tariefpost van een product naar aanleiding van de verwerking ervan een aanwijzing vormt dat de be of verwerking ingrijpend is geweest, ook zonder een dergelijke verandering van tariefpost sprake zijn van een ingrijpende be of verwerking. Zoals de Commissie zelf toegeeft, kan het in de lijstregels vastgelegde criterium van verandering van tariefpost worden toegepast op het merendeel, maar niet op alle situaties waarin de verwerking of bewerking van de goederen ingrijpend is. Derhalve moeten andere criteria in overweging worden genomen om te bepalen of de in artikel 24 van het douanewetboek neergelegde voorwaarden vervuld zijn.

36 Hieruit volgt dat het uitsluitende gebruik van het criterium van verandering van tariefpost bij de uitlegging van het in artikel 24 van het douanewetboek vervatte begrip „ingrijpende [...] verwerking of bewerking” voor waren van post 7312 van de GN, zonder enige aanwijzing inzake de specifieke verwerkingen of bewerkingen die deze goederen hebben ondergaan, de draagwijdte van dit voorschrift kan beperken.”

4.4. De rechtbank leidt uit het onder 4.3 aangehaalde arrest af dat de lijstregels niet juridisch bindend zijn en dat aan de hand van artikel 24 van het CDW dient te worden bepaald wat de oorsprong van de goederen is. Hierbij is in de eerste plaats van belang of in China een ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden, wat verweerder betoogt en eiseres bestrijdt. Dat de dierenhuiden van meet af aan waren bestemd om tot zeemleer te worden verwerkt, doet hier, anders dan eiseres betoogt, niet aan af omdat de bestemming in dit geval geen objectief criterium is.

4.5. De rechtbank is van oordeel dat in China een voldoende ingrijpende en economisch verantwoorde be- of verwerking heeft plaatsgevonden. Hiertoe heeft de rechtbank beslissend geacht dat de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen verschillen van die van de ruwe, gezouten geitenhuiden. Zoals in Verordening (EG) nr. 439/2006 van de Commissie van 16 maart 2006 is opgemerkt, ontstaat vooral door het looiproces en het slijpen een waterabsorberend, glad (suèdeachtig) materiaal, dat zeer geschikt is voor poetsen en schoonmaken. Deze processen vinden juist in China plaats. Dat deze processen, zoals eiseres verdedigt, uitsluitend ter conservering van de huiden dienen zonder een essentiële bewerking daarvan te vormen, is gelet op de verschillen in eigenschappen en kenmerken tussen de ruwe, gezouten huiden en de goederen niet aannemelijk. De wijziging van de eigenschappen als gevolg van de bewerking in China betreft niet slechts de houdbaarheid van de goederen, maar ook het waterabsorberend vermogen en de soepelheid daarvan, essentiële eigenschappen die de goederen onderscheiden van de ruwe, gezouten huiden. Dat deze processen eenvoudige en ieder op zich beschouwd minimale bewerkingen zijn doet hier niet aan af, omdat hierdoor een nieuw product is ontstaan. De bewerkingen zijn, gelet op de tekst van artikel 24 van het CDW, voldoende ingrijpend. Nu de bewerkingen in China voldoende zijn om de oorsprong van de goederen te wijzigen op grond van artikel 24 van het CDW, kan toepassing van de lijstregels – wat hiervan verder zij – niet tot een ander resultaat leiden.

4.6.1. Eiseres voert voorts aan dat het onderzoek in de antidumpingprocedure niet op de voorgeschreven wijze is uitgevoerd. Eiseres wijst erop dat de Verenigde Staten niet als referentiemarkt konden worden gebruikt omdat de medewerkende producent aldaar nog vóór de vaststelling van het definitieve antidumpingrecht de productie had gestaakt. Voorts heeft de Commissie bij haar onderzoek ten onrechte Turkije als referentiemarkt verworpen. Een van de drie binnen de Europese Unie gevestigde producenten heeft de ingevoerde producten juist uit Turkije betrokken.

4.6.2. Verweerder bestrijdt dat het onderzoek niet op de voorgeschreven wijze is gedaan. De punten die eiseres aanvoert, zijn tijdens het onderzoek ingebracht en verworpen.

4.7. De rechtbank leidt uit de overwegingen in Verordening (EG) nr. 1338/2006 van de Raad van 8 september 2006 af dat de twee bezwaren die eiseres tegen het antidumpingonderzoek heeft ingebracht, vóór de instelling van het definitieve antidumpingrecht zijn ingebracht en verworpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de geldigheid van Verordening (EG) nr. 1338/2006 te twijfelen nu eiseres haar bezwaren niet heeft onderbouwd met argumenten die niet reeds door de Raad zijn gewogen en beoordeeld. De rechtbank ziet daarom evenmin aanleiding om vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen aan¬lei¬ding aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.