Home

Rechtbank Haarlem, 02-03-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9547 ECLI:NL:RBHAA:2012:680 BW4125, AWB 11/3174

Rechtbank Haarlem, 02-03-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9547 ECLI:NL:RBHAA:2012:680 BW4125, AWB 11/3174

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
2 maart 2012
Datum publicatie
26 april 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BW4125
Zaaknummer
AWB 11/3174

Inhoudsindicatie

Douane. Boeking achteraf. Belanghebbende kon de vergissing van de douaneautoriteiten redelijkerwijs ontdekken. Eiseres heeft toegegeven dat indien zij het product had bekeken, zij op eenvoudige wijze had kunnen constateren dat de aangegeven indeling onjuist was. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar risico.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Zaaknummer: AWB 11/3174

Uitspraakdatum: 2 maart 2012

Uitspraak in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: E. Stoker,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 2.277,50 aan antidumpingrechten.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 april 2011 de utb gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2012.

Namens eiseres is verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [A], werkzaam bij [B] B.V. Namens verweerder zijn verschenen mr. J. Boomsma en

E.J. Cottaar.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In het jaar 2009 heeft eiseres twee aangiften gedaan voor sportschoenen van oorsprong uit China.

2.2. In 2010 is bij de importeur van de onder 2.1 bedoelde goederen, [B] B.V., een controle na invoer (hierna: CNI) ingesteld. Naar aanleiding van de CNI is voor zes aangiften nagevorderd. Eiseres heeft één van deze aangiften als direct vertegenwoordiger gedaan. Deze aangifte is fysiek gecontroleerd. Van de goederen in deze aangifte is een monster genomen. De uitslag van het monsteronderzoek was dat de aangegeven goederencode van de gecombineerde nomenclatuur (GN) de juiste was. In het controlerapport is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Tijdens het onderzoek heb ik aangegeven dat in principe reeds gecontroleerde aangiften niet beoordeeld worden, nu er echter sprake is van een vergissing door de douane die de aangever redelijkerwijs had kunnen ontdekken, is na intern overleg besloten om in dit geval over te gaan tot het opleggen van een uitnodiging tot betaling.”

3. Geschil

3.1. In geschil is of boeking achteraf achterwege had moeten blijven op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van een vergissing van de douaneautoriteiten die eiseres redelijkerwijs kon ontdekken en of eiseres aan alle voorschriften van de geldende douaneregeling heeft voldaan.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Uit artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, volgt dat boeking achteraf van rechten bij invoer achterwege moet blijven indien het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten aanvankelijk niet is geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.

4.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat bij haar het vertrouwen is gewekt dat de aangegeven goederencode juist was c.q. dat navordering achterwege zou blijven. De aangifte is fysiek gecontroleerd, en de controlerend ambtenaar heeft de aangegeven goederencode akkoord bevonden. Dit is weliswaar een vergissing, maar wel een ernstige. Na afloop van de CNI heeft de controlerend ambtenaar, de heer [C], bovendien toegezegd dat navordering achterwege zou blijven omdat de aangifte fysiek is gecontroleerd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder deze toezegging gestand moet doen.

4.3. Verweerder bestrijdt dat artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW van toepassing is. Verweerder stelt voorop dat eiseres de vergissing gemakkelijk had kunnen ontdekken, indien zij de goederen had bekeken en niet slechts was afgegaan op de reputatie van de fabrikant als specialist op het gebied van sportschoeisel. Voorts heeft eiseres niet aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte voldaan. Zij heeft immers een onjuiste goederencode vermeld.

4.4. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is het de taak van de nationale rechter om vast te stellen, of de belastingschuldige de vergissing van de bevoegde douaneautoriteiten kon ontdekken, gelet op de aard van de vergissing, de beroepservaring van de betrokken marktdeelnemer en de mate van de door hem betrachte zorgvuldigheid.

Wat de aard van de vergissing aangaat, moet worden onderzocht of de betrokken regeling ingewikkeld is of integendeel zo eenvoudig, dat bij een feitelijk onderzoek een vergissing gemakkelijk kan worden ontdekt (arrest van 1 april 1993, zaak C-250/91, Hewlett Packard).

4.5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de vergissing redelijkerwijze had kunnen ontdekken en motiveert dit als volgt. Eiseres heeft de schoenen aangegeven onder goederencode 6403 19 00 00. Uit aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 64 volgt dat onder die goederencode slechts als ‘sportschoeisel’ worden aangemerkt de schoenen die aan de daarin beschreven eisen voldoen. Eiseres heeft de schoenen kennelijk onder deze onderverdeling ingedeeld zonder te controleren of de schoenen aan deze eisen voldeden. Eiseres heeft desgevraagd verklaard dat zij door tijdgebrek en gebrek aan medewerking van de importeur niet zelf de schoenen heeft kunnen controleren. Eiseres heeft ondanks haar daartoe strekkende verzoek geen folders ontvangen en evenmin fysieke toegang gehad tot de zendingen schoenen. Gelet op artikel 199 van de Toepassingsverordening Communautair douanewetboek, waarin is bepaald dat de aangever met de indiening van de aangifte onder meer de verantwoordelijkheid aanvaardt voor de juistheid van de in de aangifte verstrekte gegevens, dienen deze omstandigheden voor rekening en risico van eiseres te komen. Hierbij komt dat de gemachtigde van eiseres na het bekijken van de schoenen tegenover de controlerend ambtenaar heeft erkend dat deze niet als sportschoenen konden worden aangemerkt. Indien eiseres de schoenen had bekeken, had zij op eenvoudige wijze kunnen constateren dat de schoenen niet onder de aangegeven goederencode konden worden ingedeeld. Dat zij dat niet heeft gedaan of niet heeft kunnen doen komt voor haar risico.

4.6. Nu eiseres de vergissing van de douane redelijkerwijze had kunnen ontdekken, is niet aan alle voorwaarden voor het achterwege laten van de boeking achteraf voldaan. Of eiseres aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan, kan gelet hierop in het midden blijven. Verweerder heeft terecht niet van de boeking achteraf afgezien en vervolgens de utb aan eiseres uitgereikt.

4.7. Voor zover eiseres met haar stelling over de toezegging na afloop van de CNI heeft beoogd een beroep te doen op het ongeschreven vertrouwensbeginsel, zoals zich dat heeft ontwikkeld in de Nederlandse belastingrechtspraak, dient dit beroep te worden verworpen. Boeking achteraf van douanerechten wordt uitsluitend beheerst door de communautaire voorschriften dienaangaande, zodat het afzien van navordering alleen in het licht van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW kan worden beoordeeld. Een beroep op andere beginselen, die buiten het bereik van deze bepaling liggen, kan derhalve niet slagen.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.