Rechtbank Haarlem, 19-06-2012, BW9675, 11/6557
Rechtbank Haarlem, 19-06-2012, BW9675, 11/6557
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 19 juni 2012
- Datum publicatie
- 28 juni 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9675
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ7857, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ7857
- Zaaknummer
- 11/6557
Inhoudsindicatie
Overdrachtsbelasting: Artikel 14 Wet op belastingen van rechtsverkeer: verlaging van het tarief van 6 naar 2 % met terugwerkende kracht maar niet verder dan tot 15 juni 2011: ongerechtvaardigde ongelijke behandeling?
Eiser verkreeg op 14 juni 2011 de eigendom van een appartementsrecht. Tegen de voldoening op aangifte van de overdrachtbelasting naar een tarief van 6% is hij in bezwaar en vervolgens in beroep gekomen. De rechtbank oordeelt dat de gevallen van levering van (kort) voor 15 juni 2011 gelijk zijn aan gevallen waarin de woning is geleverd op of na 15 juni en voor 1 juli 2011. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de beslissing van de wetgever om de wetswijziging niet verder terug te laten werken dan tot 15 juni 2011 niet van elke redelijke grond is ontbloot. De rechtbank wijst er op dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht. Tegen de achtergrond van de aangekondigde Woonvisie, de ontstane geruchten en verwachtingen over een op handen zijnde tariefsverlaging, acht de rechtbank het aansluiten bij de datum 15 juni 2011 aanvaardbaar. Dat de persconferentie van 17 juni 2011 niet al op 15 juni 2011 plaatsvond, is onvoldoende om daar anders over te oordelen. De conclusie is dat de wetgever niet heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel c.q. het verbod op discriminatie, zoals dat is neergelegd in internationale verdragen, met name artikel 26 van het Bupo en artikel 14 van het EVRM juncto artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/6557
Uitspraakdatum: 19 juni 2012
Uitspraak in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. D. van Laren,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Op 14 juli 2011 is voor eiser overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
1.2. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 november 2011 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2012. Eiser is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. J.P. Minnema, bijgestaan door [B], mr. [C], [D] en [E].
2. Vaststaande feiten
2.1. Op 28 januari 2011 heeft eiser een appartementsrecht gekocht in Amsterdam voor een koopprijs van € 415.000. Het appartementsrecht omvat de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van een woning.
2.2. Op dinsdag 14 juni 2011 heeft eiser het appartementsrecht geleverd gekregen. In verband met die levering is de onder 1.1 bedoelde overdrachtsbelasting voldaan naar een tarief van 6%, zijnde € 24.900.
2.3. Op vrijdag 17 juni 2011 heeft de minister-president op een persconferentie na het wekelijks kabinetsberaad vragen beantwoord. Toen is onder meer verklaard – waarbij de minister-president is aangeduid als “RUTTE”:
“VAN BEEK (BNR) (onverstaanbaar, red.) de woonvisie die nog komt. Is toegezegd aan de Kamer, gaat de overdrachtsbelasting daar deel van uit maken? RUTTE We komen met een woonvisie en echt, daar hebben we nog helemaal niet eens over gesproken, dus ik ga echt niets over die woonvisie zeggen. VAN BEEK Maar als je nu een startend stelletje bent en … . RUTTE Dan moet je gewoon een huis kopen, als je een huis wilt kopen. BERGHUIS (RTL) Dan heb je niet straks in september van goh, had ik maar een paar maanden gewacht, want nou... RUTTE Als jij graag een huis wilt kopen dan moet je dat gewoon doen. Dan kijk ik recht in de camera, dat is ook heel goed nieuws voor heel Nederland. We hebben echt die woningmarkt nodig. En dat een kabinet met een woonvisie komt dat zal voor een heel groot deel natuurlijk ook over de huurmarkt gaan. We hebben daar natuurlijk allerlei voorstellen voor gedaan in het RA die we verder aan het uitwerken zijn.
BERGHUIS Dus geen cadeautjes voor starters? RUTTE Cadeautjes doen we al helemaal nooit. BERGHUIS Lagere overdrachtsbelasting. RUTTE U kent ons, cadeautjes is niets voor het kabinet.”
2.4. Op 1 juli 2011 heeft de rijksoverheid onder de titel “Kabinet versterkt vertrouwen op woningmarkt en verlaagt overdrachtsbelasting” een persbericht uitgebracht, waarin wordt meegedeeld dat het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen voor de periode van 15 juni 2011 tot 1 juli 2012 wordt verlaagd van zes naar twee procent. Bij brief van dezelfde datum hebben de minister en staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld dat het kabinet het tarief van de overdrachtsbelasting verlaagt van 6% naar 2% voor woningen waarvan de transportakte passeert gedurende de periode 15 juni 2011 tot en met 30 juni 2012 (Tweede Kamer 31 371, nr. 364).
2.5. Op vrijdag 1 juli 2011 heeft de minister-president wederom op een persconferentie na het wekelijks kabinetsberaad vragen beantwoord. Toen is onder meer verklaard – waarbij de minister-president wederom is aangeduid als “RUTTE”:
“VAN DER HEYDE
Laatste vraag over de overdrachtsbelasting, is het kabinet ook een beetje gedwongen om het te doen omdat er zoveel geruchten ontstonden en er een notitie was uitgelekt? Met andere woorden, was de optie, helemaal niets doen, was die er eigenlijk wel?
RUTTE
Nou, in hele kleine kring was die discussie nog wel wat langer aan de gang of dit niet de kick-start zou kunnen zijn voor. Ja, en dat dingen uitlekken in de politiek dat is een ziekte, maar daar kun je geen beleid op maken hè, dus als wij de conclusie hadden getrokken deze week: dit is geen goede maatregel, ondanks de publiciteit, hadden we hem niet genomen. Dus je kunt niet regeren bij opening journaal of opening Telegraaf, dat gaat helaas niet, voor u dan, maar voor mij gelukkig. Dat werkt niet, dus je moet uiteindelijk kijken is die maatregel in zichzelf een goede maatregel. Daar waren we natuurlijk al een tijdje over in gesprek omdat we ook zagen, zoals heel veel mensen dat natuurlijk zien, die nu een huis willen gaan kopen, dat er een probleem is met die woningmarkt. Dat is een reëel probleem. En dit is echt even zo’n, je zet even de versnelling terug naar 4 om te kunnen accelereren.
WESTER (RTL NIEUWS)
Het feit dat de maatregel met terugwerkende kracht twee weken geleden in gaat, heeft dat er ook mee te maken dat u twee weken geleden riep als u een huis wil kopen moet u dat vooral doen.
RUTTE
Ja, zeker, het heeft ook daarmee te maken, en met het feit dat de meeste - en trouwens Verhagen ook een week later haast ik mij er aan toe te voegen – Maxim[e] [correctie rechtbank], ja, nee, maar allebei hebben we er uitspraken over gedaan. De tweede reden is dat de meeste juridische overdrachten ook plaatsvinden tegen het eind van een kalendermaand, dus wil je meteen ook effect hebben kan het maar beter met iets terugwerkende kracht.”
2.6. Bij beleidsbesluit van 1 juli 2011, gepubliceerd in de Staatscourant op 5 juli 2011, heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat een tarief van 2 procent wordt toegepast voor de verkrijging op of na 15 juni 2011 van een woning en aangekondigd dat de maatregel wordt opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2012. Voorts deelt hij mee dat als het wetsvoorstel wordt aangenomen de maatregel in werking treedt op 1 januari 2012 en terugwerkt tot en met 15 juni 2011.
2.7. Bij artikel XVI van de wet Belastingplan 2012 is onder meer artikel 14 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr) in die zin gewijzigd dat aan dat artikel is toegevoegd een tweede lid waarin is bepaald dat de belasting 2 percent bedraagt voor de verkrijging van – kort samengevat – woningen. Ingevolge artikel XXXVIII treedt de wet in werking met ingang van 1 januari 2012, met dien verstande dat artikel XVI terugwerkt tot en met 15 juni 2011.
2.8. In de Memorie van toelichting bij het wetsontwerp Belastingplan 2012 (Tweede Kamer 33 003, nr. 3) is op pagina 36 vermeld:
“5.1. Tijdelijke verlaging tarief overdrachtsbelasting
De woningmarkt hapert en het vertrouwen is laag. Het aantal transacties is de laatste twee jaar fors afgenomen. Mensen kunnen hun huis niet kwijt, wat in sommige gevallen tot financiële problemen leidt. Het kabinet stelt daarom voor het tarief van de overdrachtsbelasting voor de verkrijging van woningen te verlagen van 6 naar 2 procent voor de periode van één jaar. Dit past binnen het kabinetsbeleid dat erop is gericht om het vertrouwen in de woningmarkt te ondersteunen, mede door de hypotheekrenteaftrek ongemoeid te laten en daarbij wel de financiële risico’s te beperken. De rem op het aantal transacties doet vooral pijn in slechte tijden. De maatregel wordt nu ingevoerd om een tijdelijk probleem te adresseren: de diepste neergang op de woningmarkt sinds begin jaren tachtig. Met de tariefsverlaging wordt beoogd om het aantrekkelijker te maken om nu een huis te kopen en daarmee een impuls te geven die de woningmarkt op dit moment goed kan gebruiken. De gedachte is dat starters in deze periode tegen gunstigere voorwaarden en lagere financiële risico’s kunnen instappen en doorstromers kunnen profiteren omdat de verkoopbaarheid van de oude woning verbetert. De impuls tot het kopen van een woning wordt daarbij vergroot door het tijdelijke karakter van de maatregel. Een positief effect van de beoogde betere doorstroming is bovendien dat het de arbeidsmobiliteit ondersteunt. Mensen kunnen gemakkelijker dicht bij hun werk gaan wonen. In de huidige fase van herstel na de crisis is dit van bijzonder belang. Ten slotte levert de maatregel een bijdrage in het proces van herstel van de financiële stabiliteit na de kredietcrisis. Er hoeft minder geld geleend te worden voor de hypotheek, wat (ook op lange termijn) in het belang is van consumenten en hypotheekverstrekkers.
Om uitsteleffecten te voorkomen, is reeds eerder bij beleidsbesluit […] goedgekeurd dat, vooruitlopend op de aanvaarding van deze wet, het tarief van de overdrachtsbelasting van 2 procent bij de verkrijging van woningen al met ingang van 15 juni 2011 kan worden toegepast. De maatregel vervalt per 1 juli 2012.”
2.9. In de nota naar aanleiding van het verslag (volgnummer 10) bij hetzelfde wetsontwerp is op pagina 63 en 64 vermeld:
“De leden van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie vragen waarom de regeling op 15 juni 2011 is ingegaan en of de terugwerkende kracht die aan de maatregel is gegeven, aangemerkt kan worden als een “deadweight loss”. Om uitstelgedrag te voorkomen heeft het kabinet, vooruitlopend op de aanvaarding van deze wet, er voor gekozen dat het tarief van de overdrachtsbelasting van 2% bij de verkrijging van woningen al met ingang van 15 juni 2011 kan worden toegepast. De reden waarom voor 15 juni is gekozen houdt verband met uitlatingen van het kabinet over de woningmarkt met de bedoeling het vertrouwen in de woningmarkt te versterken. Het hiermee opgewekte consumentenvertrouwen noopte het kabinet ertoe de maatregel met terugwerkende kracht tot deze dag in te laten gaan. Voor woningen die tussen 15 juni 2011 en 1 juli 2011 zijn verkregen is er derhalve in het kader van de rechtszekerheid voor gekozen de tariefsverlaging in deze situaties te laten gelden.”
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de beperking van de terugwerkende kracht van de wijziging van artikel 14 Wbr tot 15 juni 2011 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals dat is neergelegd in internationale verdragen, met name artikel 26 van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo) en artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in verband met artikel 1 van het Eerste Protocol bij dat verdrag.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de beperking van de terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, voert eiser het volgende aan. Hij heeft de woning verkregen op 14 juni 2011, zodat het verlaagde tarief niet op hem van toepassing is. Hij wordt daarmee minder gunstig behandeld dan belastingplichtigen die op of na 15 juni, maar vóór 1 juli 2011 een woning hebben verkregen. In het licht van de doelstelling van de wetswijziging, het versterken van de woningmarkt, is zijn situatie gelijk aan die van belastingplichtigen die op of na 15 juni, maar vóór 1 juli 2011 een woning hebben verworven, omdat al deze verkrijgingen hebben plaatsgevonden voor de publicatie van het beleidsbesluit van 1 juli 2011. Voor zover verweerder in navolging van de wetgever voor de keuze voor de datum 15 juni 2011 verwijst naar vertrouwen dat zou zijn gewekt door uitlatingen van het kabinet, stelt eiser dat de bedoelde uitlatingen van het kabinet zijn gedaan op 17 juni 2011, zodat de belastingplichtigen die op woensdag 15 of donderdag 16 juni 2011 de akte deden passeren, daaraan geen vertrouwen hebben kunnen ontlenen. Eiser wijst er voorts op dat tussen het sluiten van de koopovereenkomst en de levering in de praktijk enige tijd, veelal enkele maanden, verstrijkt. Voor zover kopers, die een koopovereenkomst sloten in de tweede helft van juni 2011, bescherming behoefden in verband met uitlatingen van het kabinet, zouden zij in de regel geen behoefte hebben aan terugwerkende kracht van de wetgeving tot voor de aankondiging van de wetswijziging op 1 juli 2011, omdat de levering van hun woningen toch later dan 1 juli 2011 plaatsvond.
4.2. Bij de beoordeling of een wettelijke bepaling in strijd komt met het onder meer in artikel 26 Bupo neergelegde gelijkheidsbeginsel, c.q. verbod op discriminatie, moet worden vooropgesteld dat de wetgever – op fiscaal gebied – een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te regelen. Daarbij dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond is ontbloot (vgl. onder meer Hoge Raad 8 juli 2005, LJN AQ7212, en Hoge Raad 2 oktober 2009, LJN BI1909, en de in die arresten aangehaalde jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waaronder het arrest van 22 juni 1999, Della Ciaja/Italië, BNB 2002/398).
4.3. De wetgever heeft zich niet uitgelaten over het antwoord op de vraag of gevallen van levering van (kort) voor 15 juni 2011 gelijk zijn aan gevallen waarin de woning is geleverd op of na 15 juni en vóór 1 juli 2011. Verweerder heeft ter zitting bestreden dat sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. In het licht van de doelstelling van de verlaging van het tarief, zoals die blijkt uit de Memorie van toelichting als hiervoor onder 2.8 aangehaald, te weten het aantrekkelijker maken om een huis te kopen, valt niet in te zien waarom gevallen waarin de levering plaatsvond op of na 15 juni en vóór 1 juli 2011 niet gelijk zijn aan gevallen waarin die overdracht (kort) voor 15 juni 2011 – en zoals in eisers geval op 14 juni 2011 – plaatsvond. In al die gevallen was immers voorafgaand aan de overdracht de wetswijziging nog niet aangekondigd en was het tarief van de overdrachtsbelasting op het tijdstip van de levering 6%. Bovendien heeft verweerder niet bestreden de stelling van eiser dat de koopovereenkomsten, die de titel voor de levering vormden, in al die gevallen in de regel reeds geruime tijd voorafgaand aan de levering tot stand zijn gekomen, zodat – zowel bij leveringen tussen 15 juni en 1 juli 2011 als bij leveringen vlak vóór 15 juni 2011 – de belastingplichtige bij het sluiten van de koopovereenkomst ook geen rekening heeft kunnen houden met uitlatingen die volgens de wetgever waren gedaan en voor de wetgever reden vormden de wet terug te laten werken tot 15 juni 2011.
4.4. De vraag die zich vervolgens aandient, is of de beslissing van de wetgever om de wetswijziging niet verder terug te laten werken dan tot 15 juni 2011 van redelijke grond is ontbloot, c.q. of een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in behandeling ontbreekt.
4.5. Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht. Verder is van belang dat verweerder ter zitting onbestreden heeft gesteld dat het kabinet reeds in december 2010 een nota “Woonvisie” had aangekondigd en dat de verwachting was dat daarvan maatregelen met betrekking tot overdrachtsbelasting deel zouden uitmaken. Verweerder heeft ook onbestreden gesteld dat – met name van de zijde van de pers – daarna meermalen vragen waren gesteld over de voortgang van de totstandkoming van die nota. De rechtbank kan op zich uit de weergave van de persconferentie van de minister-president van 17 juni 2011, hiervoor onder 2.3, niet afleiden dat toen een concrete toezegging werd gedaan over een tijdstip voor verlaging van het tarief van overdrachtsbelasting voor woningen. Tegen de achtergrond van de aangekondigde Woonvisie kan echter niet worden geoordeeld dat de beslissing van de wetgever om voor de ingangsdatum van de tariefsverlaging aan te sluiten bij een moment waarop, zoals uit de onder 2.3 en 2.5 weergegeven persconferenties kan worden afgeleid, geruchten en daarmee verwachtingen ontstonden over een op handen zijnde tariefsverlaging en dat bij het uiteindelijk bepalen van de ingangsdatum is aangesloten bij de datum 15 juni 2011, van elke redelijke grond ontbloot is. Het enkele feit dat de onder 2.3 aangehaalde persconferentie eerst op 17 juni 2011 plaatsvond, is onvoldoende om over de aanvaardbaarheid van die keuze van de wetgever anders te oordelen. Daarbij weegt mee dat het om een lastenverlichting – en niet om een lastenverzwaring - gaat en dat de voorbereiding van de Woonvisie reeds eerder ter hand was genomen.
4.6. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de wetgever zonder het verbod op discriminatie te schenden de wijziging van artikel 14 Wbr heeft kunnen laten terugwerken tot 15 juni 2011, zodat de aan eiser in rekening gebrachte overdrachtsbelasting naar aanleiding van de levering op 14 juni 2011 naar het juiste tarief van 6% is vastgesteld. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. M.C. van As, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.