Rechtbank Haarlem, 20-09-2012, BX9461, 12/517
Rechtbank Haarlem, 20-09-2012, BX9461, 12/517
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 20 september 2012
- Datum publicatie
- 8 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2012:BX9461
- Zaaknummer
- 12/517
Inhoudsindicatie
Verzuimboete. Geen sprake van een geloofwaardige ontkenning dat de aanmaning is ontvangen. Verweerder heeft eiseres ten onrecht een vergoeding voor de proceskosten in de bezwaarfase onthouden. Reeds bij het opleggen van de verzuimboete kon verweerder rekening houden met bepaalde strafverminderende feiten en omstandigheden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 12/517
Uitspraakdatum: 20 september 2012
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: J.A. Klaver (verbonden aan Werkkollektief Hoorn),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een verliesbeschikking als bedoeld in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 afgegeven van € 10.845 (de verliesbeschikking). Gelijktijdig met de verliesbeschikking heeft verweerder aan eiser een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 december 2011 de verliesbeschikking gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 1.230.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 31 januari 2012, ontvangen bij de rechtbank op 1 februari 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft schriftelijk gerepliceerd.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2012. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [X] en [A]. Namens verweerder zijn verschenen J.N.A.H. Renkens, F.C. van der Lee en mr. J. de Lignie.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is gevestigd op het adres [adres].
2.2. Eiseres is op 1 april 2010 uitgenodigd om aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 te doen. Aan eiseres is - na een daartoe door haar gedaan verzoek - uitstel verleend voor het doen van de aangifte tot 1 mei 2011.
2.3. Omdat na het verstrijken van de aangiftetermijn geen aangifte was ontvangen, heeft verweerder een herinnering aan eiseres gezonden. De herinnering is verstuurd naar [adres].
2.4. Eiseres heeft niet gereageerd op de herinnering. Verweerder heeft eiseres daarom bij brief van 5 juli 2011 aangemaand aangifte te doen vóór 19 juli 2011. De herinnering is verstuurd naar [adres].
2.5. Op 29 juli 2011 heeft eiseres de aangifte ingediend. Met dagtekening 30 september 2011 heeft verweerder een verliesbeschikking afgegeven en de onderhavige boete opgelegd.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of eiseres op de juiste wijze is aangemaand om alsnog aangifte te doen. Voorts is in geschil de hoogte van de kostenvergoeding in de bezwaarfase.
3.2. Eiseres stelt dat zij niet juist is aangemaand. Omdat de aanmaning niet aangetekend is verstuurd of persoonlijk is uitgereikt, kan verweerder niet aantonen dat de aanmaning eiseres heeft bereikt; het is dus evenwel mogelijk dat de aanmaning is bezorgd op het adres [adres], aldus eiseres. Eiseres beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres stelt tevens dat de beslissing inzake de kostenvergoeding niet in stand kan blijven.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Hij stelt dat eiseres op de juiste wijze is aangemaand. Met betrekking tot de kostenvergoeding is verweerder van oordeel dat de omstandigheid dat de boete bij uitspraak op bezwaar is verminderd, niet het gevolg is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. In geschil is of eiseres op de juiste wijze is aangemaand om aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 te doen. Eiseres heeft betoogd dat zij de door verweerder verzonden aanmaning om aangifte te doen niet heeft ontvangen en dat zij daarom niet op de juiste wijze is aangemaand. Dit heeft tot gevolg dat verweerder niet heeft voldaan aan de voorwaarden om een boete op te leggen en dat de boete derhalve niet in stand kan blijven, aldus eiseres.
4.2. In beginsel is het aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat de aanmaning de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van een aanmaning op dat adres. Dit brengt met zich mee dat de inspecteur in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres. Het ligt vervolgens op de weg van de belastingplichtige voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de aanmaning niet op zijn adres is ontvangen of aangeboden; voldoende is dat op grond van hetgeen de belastingplichtige aanvoert ontvangst of aanbieding redelijkerwijs moet worden betwijfeld. Het staat de feitenrechter vrij om zodanige twijfel gerechtvaardigd te achten op grond van naar zijn oordeel geloofwaardige ontkenning door de belastingplichtige dat de aanmaning op zijn adres is ontvangen of aangeboden. Slaagt de belastingplichtige erin eerdergenoemd vermoeden te ontzenuwen, dan zal de ontvangst of aanbieding van de aanmaning slechts aannemelijk geoordeeld kunnen worden indien de inspecteur daarvan nader bewijs levert (vergelijk Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41.882, LJN AZ4416).
4.3. Als onbetwist is komen vast te staan dat de aanmaning door verweerder is verzonden en wel naar het juiste adres. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat de aanmaning is ontvangen of aangeboden op het adres van eiseres. De stelling van eiseres dat verweerder ontvangst van de aanmaning enkel kan bewijzen wanneer deze aangetekend is verzonden of persoonlijk is uitgereikt, wordt door de rechtbank verworpen, omdat deze stelling geen steun vindt in het recht. De rechtbank verwijst daarbij naar het hiervoor genoemde arrest. Gelet op dat arrest is het dan vervolgens aan eiseres om feiten en omstandigheden aan te voeren waardoor de ontvangst of aanbieding van de aanmaning redelijkerwijs moet worden betwijfeld, hetgeen kan worden bereikt door middel van een geloofwaardige ontkenning.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd. In haar beroepschrift heeft eiseres betoogd dat de aanmaning wellicht is bezorgd op huisnummer [A-NUMMER] omdat de postbestellers sinds de komst van een nieuwe buurman dat huisnummer al te vaak gebruiken voor de post die voor eiseres is bestemd. Ter zitting is echter met partijen vast komen te staan dat huisnummer [A-NUMMER] niet bestaat, dat er plaatselijk in de straat geen huisnummer [A-NUMMER] is aangegeven en dat er ook geen brievenbus aanwezig is dat kennelijk bestemd is voor (post voor) huisnummer [A-NUMMER]. Gelet hierop op kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar stelling dat de post mogelijk op huisnummer [A-NUMMER] is bezorgd. Van een geloofwaardige ontkenning is derhalve geen sprake.
4.5. Eiseres heeft zich voorts beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres stelt hieromtrent dat haar andere belastingplichtigen bekend zijn van wie de boetes zijn vernietigd enkel nadat door hen is betwist dat zij de aanmaning niet hebben ontvangen. Ter onderbouwing heeft eiseres vier door haar gestelde gevallen genoemd en geadstrueerd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.6. Van schending van het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur kan sprake zijn (1) indien sprake is van een begunstigend beleid of (2) van een interpretatief beleid, (3) indien ten aanzien van (een) bepaalde belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk van begunstiging of (4) wanneer de zogenoemde meerderheidsregel wordt geschonden. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres de last rust ter onderbouwing hiervan feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan haar bewijslast heeft voldaan. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet dat de boetebeschikking in de door haar genoemde gevallen is vernietigd enkel vanwege het feit dat de betrokkene gesteld heeft dat de aanmaning niet is ontvangen. Eiseres’ beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt reeds daarom.
4.8. De boete is derhalve in zoverre terecht opgelegd. Eiseres heeft geen andere grieven ingebracht tegen (de hoogte van) de boete. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen reden de boete verder te matigen dan verweerder bij zijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank acht de boete passend en geboden.
4.9. Eiseres heeft geklaagd dat haar ten onrechte een vergoeding voor de voor in de bezwaarfase gemaakte kosten is geweigerd. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van eiseres voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4.10. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het besluit is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Verweerder stelt dat daarvan geen sprake is en voert daartoe aan dat hij niet is gehouden zich te vergewissen van de mogelijk aanwezige feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven de boete te matigen. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Blijkens zijn brief van 16 november 2011, waarin verweerder ingaat op het bezwaarschrift van eiseres, heeft verweerder de boete verminderd onder meer omdat (i) de aangifte kort na het verstrijken van de aanmaningstermijn is binnengekomen en (ii) het belastbaar resultaat over het jaar 2009 negatief is. De rechtbank is van oordeel dat beide omstandigheden bij het opleggen van de boete al bekend waren bij verweerder. Hoewel hij zich niet had hoeven te vergewissen van alle mogelijk strafverminderende feiten en omstandigheden, had verweerder met de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden in alle redelijkheid al rekening kunnen houden. Dat aanslagen en boetes in een massaal, geautomatiseerd proces worden opgelegd, doet daaraan niets af. Deze wijze van afdoening is een keuze van verweerder en dient om die reden voor rekening en risico van verweerder te blijven.
4.11. Gelet hierop is eiseres ten onrechte een kostenvergoeding voor de bezwaarfase onthouden. Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank stelt de kosten voor de bezwaarfase vast op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Deze bedragen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 218 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 218 en een wegingsfactor van 1 wegens de zwaarte).
5. Proceskosten
5.1. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt deze op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 546,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,5 wegens de zwaarte).
5.2. De totale proceskostenvergoeding bedraagt derhalve, met inbegrip van de kosten voor de bezwaarfase, € 764,25. Overige kosten zijn gesteld noch gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar doch uitsluitend voor zover deze betreft de beslissing over de kostenvergoeding;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van in totaal € 764,25;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.