Rechtbank Haarlem, 18-09-2012, BX9834, 11/5292, 11/5293
Rechtbank Haarlem, 18-09-2012, BX9834, 11/5292, 11/5293
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 18 september 2012
- Datum publicatie
- 10 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2012:BX9834
- Zaaknummer
- 11/5292, 11/5293
Inhoudsindicatie
De weigering om geen tegemoetkoming kob van maandelijks € 33,09 te verstrekken is niet in strijd met artikel 4 van het Convenant tussen Nederland en de Nederlandse Antillen inzake de export en handhaving socialeverzekeringsuitkeringen. Artikel 4 is bedoeld voor het niet van toepassing zijn van nationale wettelijke bepalingen die de betaling van een uitkering beperken. Het recht op een uitkering wordt niet uitgebreid door het convenant, doch enkel de uitbetaling van een recht wordt door het convenant uitgebreid.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 11/5292 en 11/5293
Uitspraakdatum: 18 september 2012
Uitspraak in de gedingen tussen
[X1], wonende te [Z], eiser,
[X2], wonende te [Z], eiseres,
hierna tezamen: eisers,
en
de Raad de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1. Verweerder heeft aan eisers bij brieven van 5 mei 2011 bericht dat zij met ingang van 1 juni 2011 geen tegemoetkoming AOW meer zullen ontvangen en dat zij niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming kob.
1.2. Bij brieven van 15 juni 2011, bij verweerder ingekomen op 27 juni 2011, hebben eisers tegen deze brieven bezwaar gemaakt.
1.3. Verweerder heeft op 30 juni 2011 uitspraken op bezwaar gedaan. Bij de uitspraken op bewaar heeft verweerder, zo begrijpt de rechtbank de besluiten, de beëindiging van de tegemoetkoming AOW en de niet-verlening van de tegemoetkoming kob gehandhaafd.
1.4. Eiser en eiseres hebben daartegen elk afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eiseres heeft de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 11/5292 en het beroep van eiser onder nummer 11/5293.
1.5. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend voor elke zaak afzonderlijk.
1.6. Eisers hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2012. Eisers zijn daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen K. van Ingen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eisers zijn thans ouder dan 65 jaar en hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij hebben in Nederland pensioenrechten opgebouwd onder de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW). Eisers wonen – ook na 1 juni 2011 – op Curaçao.
2.2. Tot juni 2011 ontvingen eisers ieder een tegemoetkoming op grond van artikel 33b AOW, in deze uitspraak aangeduid als: tegemoetkoming AOW. Die tegemoetkoming bedroeg laatstelijk € 33,09 bruto per maand.
2.3. De onder 1.1 bedoelde brief van 5 mei 2011 van verweerder gericht aan eiser luidde, voor zover van belang:
“(…) Boven op uw AOW krijgt u een extra bedrag: de tegemoetkoming AOW (…). De tegemoetkoming AOW wordt met ingang van 1 juni 2011 vervangen door de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (de tegemoetkoming KOB) (…). In deze brief leest u wat de invoering van de tegemoetkoming KOB voor u betekent.
(…)
Wat betekent dit voor u?
Over uw AOW-pensioen betaalt u geen belasting in Nederland, maar in het land waar u woont. Het is zeer waarschijnlijk dat u in Nederland geen belasting betaalt of belasting betaalt over minder dan 90% van uw wereldinkomen. U krijgt daarom geen tegemoetkoming KOB. Met ingang van 1 juni 2011 ontvangt u € 33,09 bruto per maand minder.
Zelf zien of u de tegemoetkoming KOB kunt krijgen
In een enkele situatie kunt u de tegemoetkoming KOB wel krijgen (…). Of dit ook voor u geldt, kunt u eenvoudig nagaan op www.svb.nl/kob. Heeft u geen internet? Dan kunt u de vragen beantwoorden op de bijlage ‘Kan ik een tegemoetkoming KOB krijgen?’ De bijlage is bedoeld als een handig hulpmiddel waarmee u voor uzelf kunt nagaan of het zin heeft om de tegemoetkoming KOB aan te vragen. Met de bijlage kunt u dus géén tegemoetkoming KOB aanvragen. Stuur deze bijlage daarom niet terug naar de SVB.
(…)
Meer informatie
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw SVB-kantoor. (…)”.
2.4. De onder 1.1 bedoelde, aan eiseres verzonden brief van 5 mei 2011 luidde, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Boven op uw AOW krijgt u een extra bedrag: de tegemoetkoming AOW (…). De tegemoetkoming AOW wordt met ingang van 1 juni 2011 vervangen door de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (de tegemoetkoming KOB) (…). In deze brief leest u wat de invoering van de tegemoetkoming KOB voor u betekent.
(…)
Wat betekent dit voor u?
De Nederlandse belastingdienst heeft uw wereldinkomen nog niet vastgesteld sinds u 65 jaar bent. We kunnen dus niet nagaan of 90% of meer van uw wereldinkomen in Nederland onder de belasting valt. We weten wel dat uw AOW-pensioen in Nederland onder de belasting valt. Het wereldinkomen
Zolang we niet weten of 90% of meer van uw wereldinkomen in Nederland onder de belasting valt, ontvangt u geen tegemoetkoming KOB. Met ingang van 1 juni 2011 ontvangt u € 33,09 bruto per maand minder. Zo voorkomen we dat u de ten onrechte ontvangen tegemoetkoming KOB moet terugbetalen. Als blijkt dat 90% of meer van uw wereldinkomen in Nederland onder de belasting valt, ontvangt u de tegemoetkoming KOB met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2011.
Zelf zien of u de tegemoetkoming KOB kunt krijgen
Denkt u dat u de tegemoetkoming KOB kunt krijgen, omdat 90% of meer van uw wereldinkomen in Nederland onder de belasting valt? Dit kunt u eenvoudig nagaan op www.svb.nl/kob. Heeft u geen internet? Dan kunt u de vragen beantwoorden op de bijlage ‘Kan ik een tegemoetkoming KOB krijgen?’ De bijlage is bedoeld als een handig hulpmiddel waarmee u voor uzelf kunt nagaan of het zin heeft om de tegemoetkoming KOB aan te vragen. Met de bijlage kunt u dus géén tegemoetkoming KOB aanvragen. Stuur deze bijlage daarom niet terug naar de SVB.
(…)
Meer informatie
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw SVB-kantoor. (…)”.
2.5. De brieven van 5 mei 2011 en de bijlagen bevatten geen rechtsmiddelverwijzing.
2.6. Artikel 33b AOW luidde – voor zover van belang –:
“1. Degene, die recht heeft op ouderdomspensioen, heeft tevens recht op een tegemoetkoming.
2. De tegemoetkoming wordt niet beschouwd als ouderdomspensioen op grond van deze wet, tenzij voor de toepassing van paragraaf 2 van hoofdstuk III.
3. De toekenning van de tegemoetkoming, voor zover die niet samenhangt met de toekenning van het ouderdomspensioen, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. (…)
4. De betaling van de tegemoetkoming geschiedt maandelijks tezamen met de betaling van het ouderdomspensioen.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte, de indexering en de wijze van betaling van de tegemoetkoming. (…)”
2.7. Op grond van artikel 14 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (Wmkob) is artikel 33b AOW met ingang van 1 juni 2011 komen te vervallen.
2.8. Op grond van de Wmkob kan met ingang van 1 juni 2011 recht bestaan op een tegemoetkoming, in deze uitspraak aangeduid als: tegemoetkoming kob.
2.9. De Wmkob bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 1. Definities
In deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
b. binnenlandse belastingplichtige: belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
c. buitenlandse belastingplichtige: belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die aantoont dat ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen is onderworpen;
d. ouderenkorting: heffingskorting als bedoeld in de artikelen 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en 22b van de Wet op de loonbelasting 1964;
(…)
Artikel 2. Uitvoering van de wet
De SVB is belast met de uitvoering van deze wet.
Hoofdstuk 2 Koopkrachtcompensatie
Artikel 3. Tegemoetkoming
De binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige die de leeftijd heeft bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting, heeft recht op een tegemoetkoming. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld (…).
Artikel 4. Ontstaan van het recht op de tegemoetkoming
Het recht op de tegemoetkoming ontstaat van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, eerste lid, is voldaan.
Artikel 5. Betaalbaarstelling van de tegemoetkoming
1. Indien de SVB de beschikking heeft over gegevens op basis waarvan aannemelijk is dat de betrokkene een binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming, vindt de betaling van de tegemoetkoming plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld en geschiedt deze als regel maandelijks.
2. De tegemoetkoming wordt niet betaald over kalenderjaren met betrekking waartoe de aanvraag, bedoeld in het vierde lid, niet is ingediend binnen vijf jaar na dat kalenderjaar. De SVB kan in bijzondere gevallen afwijken van de eerste zin.
3. Indien blijkt dat de betaling van de tegemoetkoming ten onrechte achterwege is gebleven, betaalt de SVB de tegemoetkoming alsnog binnen acht weken nadat de SVB met dit feit bekend is geworden.
4. Degene aan wie geen tegemoetkoming wordt betaald, kan de SVB verzoeken alsnog tot betaling van tegemoetkoming over te gaan indien aannemelijk is dat hij recht heeft op de tegemoetkoming. Desgevraagd legt deze persoon nadere, door de SVB te bepalen bescheiden over. De SVB beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in de eerste zin.
(…)
Artikel 19. Bezwaar en beroep
1. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op beschikkingen als bedoeld in het tweede lid.
2. Voor de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is een beschikking die is genomen op grond van deze wet voor bezwaar vatbaar.”
2.10. Het Convenant tussen Nederland en de Nederlandse Antillen inzake de export en handhaving socialeverzekeringsuitkeringen (stcr. 13 juli 2001,nr. 133, p.26 e.v.) – hierna: het Convenant – bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 1 Begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van dit Convenant wordt verstaan onder:
a) 'Convenantsluitende Partijen': Nederland en de Nederlandse Antillen;
b) 'grondgebied': met betrekking tot Nederland het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa; met betrekking tot de Nederlandse Antillen het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in de Nederlandse Antillen;
(…)
f) 'uitkering': iedere uitkering of ieder pensioen ingevolge de wetgeving;
(…)
2. Elke term die niet in het Convenant is omschreven heeft de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving die wordt toegepast.
Artikel 2 Materiële werkingssfeer
Dit Convenant is van toepassing op:
1. met betrekking tot Nederland, de Nederlandse wetgeving betreffende de volgende takken van sociale verzekering:
(…)
d. ouderdomspensioenen;
(…)
(…)
Artikel 3 Personele werkingssfeer
Tenzij in dit Convenant anders is bepaald, is dit Convenant van toepassing op iedere uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid voorzover hij woont of verblijft op het grondgebied van één der Convenantsluitende Partijen.
Artikel 4 Export van uitkeringen
Tenzij in dit Convenant anders is bepaald, is iedere bepaling in de wetgeving van een Convenantsluitende Partij die de betaling van een uitkering beperkt uitsluitend op grond van het feit dat een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid buiten het grondgebied van die Convenantsluitende Partij woont of verblijft, niet van toepassing ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid die woont of verblijft op het grondgebied van de andere Convenantsluitende Partij.”
3. Overwegingen
3.1. De rechtbank stelt vast dat de op 27 juni 2011 door verweerder ontvangen bezwaarschriften tegen de beschikkingen van 5 mei 2011 na het verstrijken van de wettelijke termijn voor het instellen van bezwaar zijn ingediend. Nu echter een rechtsmiddelclausule achterwege is gebleven, kan als gevolg daarvan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat eisers in verzuim zijn geweest. Niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding dient derhalve op de voet van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege te blijven.
3.2. De rechtbank stelt voorts vast dat eisers in ieder geval niet als binnenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 1, onderdeel b, van de Wmkob zijn aan te merken. Voor de toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 kunnen eisers immers niet worden aangemerkt als inwoner van Nederland, nu het in deze bepaling gehanteerde begrip ‘Nederland’ op grond van artikel 2, derde lid, onderdeel d, onder 3°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet worden gelezen als het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Voorts is in artikel 1.6 van de Wet IB 2001 bepaald dat de landen van het Koninkrijk als afzonderlijke mogendheden worden aangemerkt.
3.3. De rechtbank stelt vervolgens vast dat uit de door eisers overgelegde stukken volgt dat eisers niet voldoen aan de eis dat meer dan 90% van hun respectievelijke wereldinkomen in Nederland aan de belastingheffing is onderworpen. Eisers hebben – zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd dat zij het niet eens zijn me de weigering om eisers tegemoetkoming kob toe te kennen, omdat zij niet in het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden woonachtig zijn. De rechtbank leest deze grief van eisers aldus dat zij hebben bedoeld te stellen dat de weigering hen een tegemoetkoming kob toe te kennen een ongeoorloofd onderscheid vormt naar woonplaats als bedoeld in artikel 4 van het Convenant.
3.4. De rechtbank stelt voorop dat, zoals ook blijkt uit de parlementaire geschiedenis, in artikel 3 Wmkob in feite – buiten de onderworpenheidseis – als enige voorwaarde is gesteld om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming kob dat de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, omdat bij die leeftijd volgens de thans geldende Wet IB 2001 recht kan ontstaan op de ouderenkorting. De beroepsgrond komt er tegen die achtergrond op neer dat de Wmkob in strijd is met artikel 4 van het Convenant, omdat aan binnenlandse belastingplichtigen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, Wmkob, behoudens de eis dat zij ouder zijn dan 65 jaar, geen nadere voorwaarden worden gesteld en aan buitenlandse belastingplichtigen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, Wmkob wel de nadere voorwaarde wordt gesteld dat 90% van hun wereldinkomen in Nederland aan belastingheffing is onderworpen.
3.5. De rechtbank kan eisers niet volgen in hun stelling. Artikel 4 van het Convenant is bedoeld voor het niet van toepassing zijn van nationale wettelijke bepalingen die de betaling van een uitkering beperken. Een betaling van een uitkering veronderstelt een recht op een uitkering grond van een wettelijke bepaling. Echter, dat recht hebben eisers niet gelet op de onder 2.9 aangehaalde bepalingen van de Wmkob. Het recht op een uitkering wordt niet uitgebreid door het Convenant, doch enkel de uitbetaling van een recht wordt door het Convenant uitgebreid. Nu eisers dat recht niet hebben kan hij zich niet met vrucht beroepen op het Convenant. Ten aanzien van het voorgaande verdient opmerking dat de rechtbank er – met partijen – van uitgaat dat hetgeen in het Convenant is vastgelegd, na de inwerkingtreding van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (Rijkswet van 7 september 2010) onverkort van toepassing is in de verhouding tussen Nederland en Curaçao.
3.6. Ook de stelling van eisers dat de kosten van levensonderhoud (met inbegrip van de wettelijke bijdragen) op Curaçao hoger zijn dan in Nederland en dat om die reden uitbetaling van de tegemoetkoming kob noodzakelijk is, kan niet slagen. De toekenning of weigering van de tegemoetkoming kob staat, voor zowel binnenlandse als buitenlandse belastingplichtigen, geheel los van de hoogte van de kosten levensonderhoud of andere uitgaven. De wet voorziet niet in een mogelijkheid om AOW-gerechtigden met hoge uitgaven, ondanks dat zij niet aan de onderworpenheidseis voldoen, toch tegemoetkoming kob te verlenen.
3.7. Voor zover eisers betogen dat de Wmkob – een wet in formele zin – leidt tot willekeur en dat ter zake sprake is van schending van het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde verbod op discriminatie, kan dat betoog eisers niet baten. Het is de rechtbank op grond van artikel 120 van de Grondwet niet toegestaan een wettelijke regeling te toetsen aan het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. Daarnaast is de rechtbank op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet bevoegd om de innerlijke waarde of billijkheid van een wet te beoordelen.
3.8. In het beroepschrift voert eiser voor het eerst aan dat hij ook beroep aantekent tegen weigering toekenning AOW-uitkering 1954 - 1957. Op dit punt heeft verweerder in de bestreden uitspraak op bezwaar geen beslissing gegeven zodat daarover in beroep (nog) niet kan worden geoordeeld. Verweerder zal op dit punt alsnog moeten beslissen. Omdat verweerder reeds over (een afschrift van) het beroepschrift beschikt, zal de rechtbank dat niet alsnog doorsturen ter behandeling als bezwaarschrift. Zij gaat er vanuit dat verweerder op dit punt alsnog beslist.
4. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. A.A. Fase, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.