Home

Rechtbank Leeuwarden, 28-03-2002, AE1346, 104925 / VZ VERZ 02-87

Rechtbank Leeuwarden, 28-03-2002, AE1346, 104925 / VZ VERZ 02-87

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
28 maart 2002
Datum publicatie
11 april 2002
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2002:AE1346
Zaaknummer
104925 / VZ VERZ 02-87

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden

Sector Kanton

Locatie Leeuwarden

Datum beschikking: 29 maart 2002

Zaak-/rolnummer: 104925 / VZ VERZ 02-87

BESCHIKKING ex artikel 7: 685 BW van de kantonrechter te Leeuwarden in de zaak van

de besloten vennootschap MWS BEHEER B.V.,

gevestigd te Leeuwarden,

- hierna te noemen MWS -

v e r z o e k s t e r,

gemachtigde: mr. T.H. Pasma, advocaat te Harlingen,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

- hierna te noemen [gedaagde] -

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. J.J. Achterveld, werkzaam bij het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden.

OVERWEGINGEN

ten aanzien van het procesverloop

MWS heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 februari 2002, verzocht de tussen haar en [gedaagde] bestaande arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.

Het verweerschrift van [gedaagde] is binnengekomen op 8 maart 2002.

De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2002. Beide partijen zijn, vergezeld van hun gemachtigden, ter terechtzitting verschenen. Van de verhandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.

Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

ten aanzien van de motivering

De feiten

1.1. [gedaagde], geboren op 14 oktober 1964, is sedert 11 maart 2001 in dienst bij MWS, laatstelijk in de functie van barmedewerker, tegen een bruto salaris van € 1.222,62 per maand, exclusief vakantietoeslag.

1.2. [gedaagde] heeft in/omstreeks december 2001 enige malen geld uit de kassa weggenomen. Het ging hierbij om bedragen van circa €euro 25,00.

1.3. MWS heeft [gedaagde] op 18 januari 2002 op staande voet ontslagen. Dit ontslag is [gedaagde] bij brief van 22 januari 2002 bevestigd.

1.4. [gedaagde] heeft op 19 januari 2002 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

De grondslagen van het verzoek

2.1. MWS heeft haar verzoek gebaseerd op vorenstaande vaststaande feiten en bovendien op de navolgende stellingen.

2.2. MWS heeft in of omstreeks januari 2002 geconstateerd dat [gedaagde] gelden uit de kassa had ontvreemd en bovendien zich flessen drank heeft toegeëigend zonder hiervoor te betalen. Deze diefstallen zijn onder meer geconstateerd door een zogenaamde "Mystery guest". [gedaagde] heeft deze diefstallen in een gesprek, dat heeft plaatsgevonden op 18 januari 2002, toegegeven. Dit was dan ook reden voor MWS om [gedaagde] op staande voet te ontslaan.

2.3. MWS meent dat op grond van deze feiten en omstandigheden de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] - voor zover deze nog zou bestaan - wegens het bestaan van een dringende reden, subsidiair op grond van een wijziging in de omstandigheden dient te worden ontbonden.

Het verweer

3.1. [gedaagde] heeft zich tegen het ontbindingsverzoek verweerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij tijdens het gesprek van 18 januari 2002 de diefstallen niet heeft toegegeven. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan enig plichtsverzuim c.q. aan enig strafbaar feit. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch moet worden ontbonden, heeft [gedaagde] verzocht hem een vergoeding van € 5.281,69 toe te kennen, aangezien hij zich zeer geschaad voelt door de beschuldigingen van MWS die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor zijn verdere carrière.

3.2. Ter zitting heeft [gedaagde] toegegeven dat hij wel eens geld uit de kassa heeft gehaald. Dit is 5 à 6 keer gebeurd. Het ging daarbij om bedragen van circa euro 25,00. [gedaagde] was van plan het geld later weer aan te vullen. De reden hiervoor was dat hij het geld nodig had voor een maaltijd. MWS was namelijk altijd erg traag met betrekking tot de loonbetaling.

De beoordeling van het verzoek

4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod.

4.2. Ten aanzien van het ontbindingsverzoek oordeelt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft ter zitting erkend gelden uit de kassa te hebben weggenomen, terwijl niet gebleken is dat [gedaagde] deze gelden heeft aangevuld of dat hij een notitie heeft achtergelaten met de mededeling dat hij gelden had onttrokken. In het midden kan blijven het antwoord op de vraag of dit een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW oplevert. In ieder geval kan dergelijk gedrag van een werknemer nimmer worden getolereerd. Het is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat MWS geen, althans onvoldoende, vertrouwen meer in [gedaagde] kan hebben, hetgeen een verandering van de omstandigheden oplevert. De verzochte ontbinding zal dan ook per heden worden toegewezen.

4.3. Aangezien slechts [gedaagde] ter zake van het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst een verwijt kan worden gemaakt, zal aan hem geen vergoeding ten laste van MWS worden toegekend.

4.4. Wel acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen op na te melden wijze te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:

ontbindt - voor zover vereist - de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 29 maart 2002;

compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2002 door mr. P. Schulting, kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.Ph.C. de Jong als griffier.