Home

Rechtbank Leeuwarden, 16-08-2005, AU0989, 174503 /CV EXPL 05-3479

Rechtbank Leeuwarden, 16-08-2005, AU0989, 174503 /CV EXPL 05-3479

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
16 augustus 2005
Datum publicatie
16 augustus 2005
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2005:AU0989
Zaaknummer
174503 /CV EXPL 05-3479

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Karakter van CAO-bepaling. Uitleg CAO. Werknemer vordert dat hij in staat wordt gesteld om in CAO genoemd vroegpensioen te genieten. Vordering toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden

Sector Kanton

Locatie Leeuwarden

Uitspraak: 16 augustus 2005

Zaak-/rolnummer: 174503 /CV EXPL 05-3479

VONNIS in kort geding

van de kantonrechter te Leeuwarden, in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

hierna te noemen: [eiser],

gemachtigde: mr. drs. H. Aydemir, advocaat te Utrecht,

tegen

de besloten vennootschap

ENNA AEROSOLS B.V.,

gevestigd te Dokkum,

gedaagde,

hierna te noemen: Enna Aerosols,

gemachtigde: mr. J.G.N. Zincken, advocaat te Amstelveen.

PROCESGANG

[eiser] heeft Enna Aerosols in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 2 augustus 2005.

[eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - Enna Aerosols veroordeelt:

a. tot nakoming binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis van haar verplichtingen uit hoofde van artikel 17C CAO, zodat [eiser] met ingang van 9 september 2005 vroegpensioen kan genieten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2500,00 per dag indien Enna Aerosols na betekening van voormeld vonnis in gebreke blijft aan haar verplichtingen te voldoen;

b. in de kosten van het geding.

Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun gemachtigden, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij Enna Aerosols heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.

Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.

Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De kantonrechter doet heden uitspraak.

RECHTSOVERWEGINGEN

De vaststaande feiten

In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.

1.1. [eiser] is sinds 7 december 1981 werkzaam bij Enna Aerosols, laatstelijk in de functie van shiftmanager. De geboortedatum van [eiser] is 9 september 1942. Op 9 september 2005 wordt hij derhalve 63 jaar.

1.2. Bij Enna Aerosols is in 1996 een regeling in werking getreden voor vrijwillig vervroegd uittreden van werknemers van 63 en 64 jaar. De voorwaarden voor die VUT-regeling waren opgenomen in een bijlage bij de bij Enna Aerosols geldende collectieve arbeidsovereenkomst, terwijl op 20 augustus 1997 de Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Werknemers Enna Aerosols (“de VUT-stichting”) werd opgericht. De VUT-stichting heeft blijkens haar statuten ten doel “aan personeelsleden van de te Dokkum gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Enna Aerosols B.V. (…) die gebruik maken van de mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden, de daarvoor bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen voor zover de daartoe benodigde middelen in voldoende mate bij de stichting aanwezig zijn.”.

1.3. Diverse jaren achtereen heeft Enna Aerosols met CNV Bedrijvenbond en FNV Bondgenoten een ondernemings-CAO afgesloten. Onderwerp van onderhandelingen tussen voormelde partijen zijn onder meer de pensioenregelingen en de VUT-regeling geweest.

In de -van de voorheen gesloten cao’s afwijkende- teksten van de CAO 2002-2003 en

de CAO 2003-2004 is dienaangaande het volgende vermeld:

artikel 17B Regeling vrijwillig vervroegd uittreden

1. Er is een regeling voor vrijwillig vervroegd uittreden van kracht voor werknemers van 63 en 64 jaar

met een ononderbroken dienstverband van ten minste 10 jaar.

2. De voorwaarden zijn opgenomen in bijlage V van deze collectieve arbeidsovereenkomst

3. Deze regeling blijft van kracht tot het moment dat de geïntegreerde pensioenregeling van kracht wordt.

artikel 17C Geïntegreerde pensioenregeling

1. Tussen partijen is overeenstemming bereikt over de invoering van een geïntegreerde vroegpensioenregeling, in plaats van de huidige VUT- en pensioenregeling. Invoering van deze nieuwe regeling zal plaatsvinden met ingang van 1 januari 2003.

2. Voor de nieuwe vroegpensioenregeling zijn de volgende uitgangspunten overeengekomen:

1. Invoering van de regeling zal plaatsvinden met ingang van 1 januari 2003.

2. De regeling is gebaseerd op geïndexeerd middelloon, met een opnamedatum van 23 jaar en een pensioendatum van 63 jaar.

3. Het opbouwpercentage bedraagt 1,75% per jaar, zodat na 40 dienstjaren een pensioen bereikt is van 70% van de gemiddelde pensioengrondslag. Het nabestaandenpensioen is 70% van het te bereiken ouderdomspensioen en het wezenpensioen is 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.

4. De pensioenfranchise wordt verlaagd van € 17.833,56 in de huidige pensioenregeling naar € 15.564.66 (niveau 2001) in de nieuwe pensioenregeling.

5. Het opgebouwde deel van het pensioen en de pensioenfranchise wordt jaarlijks geïndexeerd met de loonindex (= de initiële CAO-loonsverhoging zoals afgesproken in de van toepassing zijnde CAO voor Enna). Uit te keren pensioenen worden jaarlijks geïndexeerd met de prijsindex (= CPI, laag inkomen afgeleid).

6. Op de pensioendatum van 63 jaar wordt een AOW-vervangende uitkering toegekend, het Tijdelijk Overbruggingspensioen (TOP). Dit TOP bedraagt 80% van de franchise en wordt opgebouwd in 40 dienstjaren.

7. De deelnemersbijdrage is 7,2% van de pensioengrondslag (=12,96 maal het bruto maandsalaris minus de franchise).

3. Tevens gelden de volgende overgangsmaatregelen:

Voor alle werknemers van Enna die op 1 januari 2002 23 jaar of ouder zijn, die op het moment van invoering in dienst zijn en onafgebroken in dienst blijven tot de pensioenleeftijd van 63 jaar, geldt dat zij een volledig TOP zullen opbouwen en dat zij gecompenseerd worden voor het feit dat zij 2 opbouwjaren voor pensioen missen. Deze overgangsmaatregelen worden door de werkgever gefinancierd uit de opgebrachte VUT-reserveringen.

1.4. Op enig moment, in ieder geval in het jaar 2004, is tussen voornoemde vakbonden en Enna Aerosols debat ontstaan over de rechtsgeldigheid van de CAO 2002-2003 en de CAO 2003-2004. In verband daarmee hebben de vakbonden Enna Aerosols in een kort geding doen dagvaarden bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en hebben daarbij onder meer gevorderd Enna Aerosols te veroordelen de in voormelde cao’s opgenomen regelingen met betrekking tot de geïntegreerde pensioenregeling en vakbondsbijdrage na te komen.

Bij vonnis van 1 oktober 2004 heeft de voorzieningenrechter voormelde op nakoming gerichte vordering van de vakbonden afgewezen op de grond dat niet voldaan was aan het vereiste van artikel 3 WCAO en er derhalve geen sprake was van rechtsgeldig tot stand gekomen cao’s. De voorzieningenrechter heeft Enna wel veroordeeld een bedrag van

€ 367.000,- aan de VUT-stichting, mede-eiser in voornoemde kort geding procedure, te betalen.

1.5. Bij arrest van 12 januari 2005 heeft het gerechtshof te Leeuwarden voormeld vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met uitzondering van de door de voorzieningenrechter uitgesproken compensatie van de gedingkosten.

Het gerechtshof was evenwel (anders dan de voorzieningenrechter) van oordeel dat ten aanzien van de CAO 2002-2003 wel voldaan was aan het vereiste van artikel 3 WCAO. De op nakoming van die cao gerichte vordering werd niettemin door het gerechtshof afgewezen, omdat die vordering een te onbepaald karakter had. In dat verband overwoog het gerechtshof onder meer als volgt: “Het hof constateert dat genoemd artikel 17C (…) spreekt over uitgangspunten die zijn overeengekomen voor een nieuwe vroegpensioenregeling. Artikel 17C bevat geen rechtstreeks afdwingbare verplichtingen voor Enna Aerosols ten aanzien van iedere bij haar werkzame werknemer. (…) Wel vloeit uit deze CAO-bepaling de verplichting voor Enna Aerosols voort om door te onderhandelen over een nadere uitwerking conform deze uitgangspunten (…)”.

Met betrekking tot de CAO 2003-2004 was ook het gerechtshof van oordeel dat niet aan meergenoemd vereiste van artikel 3 WCAO was voldaan.

1.6. De heer [x], een collega van [eiser], heeft voormelde VUT-stichting in kort geding doen dagvaarden voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in welk geding hij (onder meer) heeft gevorderd dat de VUT-stichting veroordeeld wordt om jegens hem artikel 17B van de CAO na te komen en hem maandelijks vanaf 1 juli 2005 tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar een uitkering van 80% van het direct aan zijn uitdiensttreding voorafgaand genoten maandinkomen te betalen. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 11 juli 2005 overwogen dat de in de CAO 2002-2003 vermelde vroegpensioenregeling met ingang van 1 januari 2003 van kracht is geworden en dat de voorheen geldende VUT-regeling daarmee is opgehouden te bestaan. Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de vroegpensioenregeling niet bij de VUT-stichting doch bij Enna Aerosols ligt en dat de VUT-stichting derhalve ten onrechte in rechte was betrokken. De vordering van [x] is dan ook afgewezen.

1.7. [eiser], die lid is van CNV bedrijvenbond, heeft middels zijn gemachtigde bij brieven van 30 mei 2005 en 7 juni 2005 Enna Aerosols verzocht schriftelijk te bevestigen dat hij vanaf het bereiken van de leeftijd van 63 jaar aanspraak kan maken op de in artikel 17C CAO opgenomen vroegpensioenregeling. De van Enna Aerosols verlangde schriftelijke bevestiging is echter uitgebleven.

Het standpunt van [eiser]

2.1. [eiser] maakt op grond van artikel 17C CAO met ingang van 9 september 2005 aanspraak op de daarin opgenomen vroegpensioenregeling. Wat betreft de rechtsgeldigheid van deze CAO verwijst hij naar de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, in welke uitspraak is beslist dat er een CAO is met de looptijd van 1 april 2002 tot 1 april 2003. [eiser] is lid van CNV Bedrijvenbond, welke vakorganisatie met Enna Aerosols de CAO heeft afgesloten. De bepalingen van de CAO zijn met het vorenstaande onderdeel geworden van de individuele arbeidsovereenkomst van [eiser] en werken na totdat er een nieuwe CAO tot stand komt. Tot op heden is er echter nog geen nieuwe CAO totstandgekomen.

Wat betreft het karakter van artikel 17C CAO stelt [eiser] dat het hier om een arbeidsvoorwaardelijke regeling gaat en dat er derhalve sprake is van een horizontale CAO-bepaling, welke doorwerkt in de individuele arbeidsovereenkomst van [eiser]. Voorts kan een horizontale CAO-bepaling nawerken.

2.2. Artikel 17B CAO, dat betrekking heeft op de VUT-regeling, is niet langer van toepassing. In dit artikel wordt bepaald dat de VUT-regeling van kracht blijft tot het moment dat de vroegpensioenregeling van kracht wordt. Uitgaande van de door het gerechtshof aangenomen rechtsgeldigheid van de CAO 2002-2003, is de daarin in artikel 17C opgenomen vroegpensioenregeling met ingang van 1 januari 2003 van kracht geworden. De VUT-regeling is per gelijke datum vervallen. Dit blijkt eveneens uit artikel 9 Bijlage V CAO, waarin naar artikel 17B lid 2 CAO wordt verwezen.

2.3. Het door Enna Aerosols opgeworpen dwalingsverweer dient te worden verworpen. [eiser] heeft niets te maken met -een eventuele- dwaling inzake een overeenkomst waarbij hij geen partij is. Indien Enna Aerosols meent dat er sprake is van dwaling, moet zij zich jegens de vakorganisaties daarop beroepen. [eiser] kan als werknemer alleen maar kijken naar de objectief-grammaticale uitleg van de CAO. De bedoelingen van partijen bij de CAO zijn hem niet duidelijk.

2.4. In reactie op het verweer van Enna Aerosols dat de nota van wijzigingen pas van 25 april 2003 dateert, stelt [eiser] dat het daaraan ten grondslag liggende principeakkoord tussen Enna Aerosols en de vakorganisaties al op 24 juni 2002 is gesloten. Uit dit principeakkoord blijkt dat er over de vroegpensioenregeling al eerder overeenstemming is bereikt tussen Enna Aerosols en de vakorganisaties, en wel op 13 februari 2002. Deze afspraken zijn op die datum op papier gezet, zodat geconcludeerd moet worden da de tekst van artikel 17C CAO eerder op papier stond dan 25 april 2003.

Het standpunt van Enna Aerosols

3.1. Enna Aerosols stelt primair dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen vanwege het feit dat -zoals het gerechtshof heeft geoordeeld in haar arrest- artikel 17C CAO geen door [eiser] rechtstreeks afdwingbare verplichting bevat. Dit is tevens van belang omdat de CAO 2002-2003 inmiddels is geëindigd en diagonale bepalingen geen nawerking hebben. Waar het Hof namelijk aanneemt dat artikel 17C CAO geen rechtstreeks afdwingbare verplichtingen bevat, te onbepaald is voor een nakomingsvordering en slechts een verplichting voor Enna met zich meebrengt om door te onderhandelen met de vakorganisaties, moet de conclusie zijn dat er sprake is van een diagonale bepaling die niet in de individuele arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd en geen nawerking heeft.

3.2. Enna Aerosols en de vakorganisaties zijn sinds ongeveer 1995 in onderhandeling over vervanging van de eindloonregeling door een middelloonregeling, met als uitgangspunt dat dit voor Enna Aerosols leidt tot een besparing op de langere termijn en kostenneutraliteit op de kortere termijn. Uit een rapport van Westland & Van der Toolen blijkt dat de kosten van de vroegpensioenregeling over de periode 2003-2012 onverantwoord zullen stijgen. Een dergelijke pensioenregeling is voor Enna Aerosols onbetaalbaar. In hun appeldagvaarding bij het gerechtshof hebben de vakorganisaties gesteld dat de bedoeling van hen en van Enna Aerosols kostenbeheersing/kostenneutraliteit was en geen kostenvermindering. Met het voorgaande staat vast dat de vroegpensioenregeling niet overeenkomt met de bedoeling van beide partijen bij de CAO. Dit geldt te meer nu de besprekingen over artikel 17C CAO samenvielen met een in 2003 doorgevoerde reorganisatie. Ook in het licht daarvan kan een kostenexplosie nooit de bedoeling van partijen zijn geweest.

Er is dan ook sprake van wederzijdse dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Enna Aerosols heeft artikel 17C CAO op die grond rechtsgeldig vernietigd.

3.3. Indien het gedane beroep op dwaling niet slaagt, dan is uit de onderlinge verhouding tussen artikel 17B en artikel 17C CAO af te leiden dat de in eerstgenoemd artikel genoemde VUT-regeling van toepassing is en niet de vroegpensioenregeling. De CAO 2002-2003 is neergelegd in de nota van wijzigingen d.d. 25 april 2003, zodat de CAO pas na de reeds verstreken looptijd van de CAO tot stand is gekomen. Gezien het tijdstip van totstandkoming van de CAO onderstreept de tekst van artikel 17B en 17C CAO dat de vroegpensioenregeling nog niet van kracht was op 1 januari 2003 c.q. op 25 april 2003. Als 1 januari 2003 daadwerkelijk het moment was waarop de vroegpensioenregeling van kracht werd, was artikel 17B lid 3 CAO ten tijde van de totstandkoming van de CAO overbodig.

Het door [eiser] overgelegde principeakkoord van 13 februari 2002 is nimmer bevoegdelijk zijdens Enna Aerosols ondertekend en wordt door haar betwist. Uit het principeakkoord blijkt dat werkgever een concept prepensioenreglement zal voorleggen en dat hij dan voorstellen zal doen voor bijsparen door werknemers. Er staat dus slechts een verwijzing naar een uit te onderhandelen concept.

3.4. Artikel 17B lid 3 moet als een overgangsregeling worden beschouwd. Daarbij komt dat artikel 17B en 17 C nog steeds voorkomen in de door de vakorganisaties gepretendeerde CAO 2003-2004. Kennelijk had artikel 17B in die CAO nog bestaansrecht.

De in artikel 17B en met name Bijlage V opgenomen VUT-regeling is wel een normatieve bepaling die in de individuele arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd. De VUT-regeling heeft derhalve nawerking.

3.5. De door de kort-geding-rechter te maken belangenafweging dient tenslotte in het voordeel van Enna Aerosols uit te vallen. Invoering van een vroegpensioenregeling op basis van de uitgangspunten van artikel 17C CAO is niet mogelijk. Ten eerste omdat dit artikel geen rekening houdt met de gevolgen van de -per 1 januari 2006 in werking tredende- Wet levensloop. Ten tweede leidt invoering van een vroegpensioenregeling tot exorbitante backserviceverplichtingen. Enna kan de vroegpensioenregeling dan ook niet bekostigen. Bovendien zal een veroordelend vonnis in deze zaak ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid bij Enna Aerosols, die toch al onder druk staat.

De beoordeling van het geschil

4. Het spoedeisend belang wordt voldoende aanwezig geacht, gelet op de aard van de vordering van [eiser].

5. De kantonrechter stelt voorop dat het hiervoor onder 1.5. vermelde oordeel van het gerechtshof met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de CAO 2002-2003 ten deze als uitgangspunt heeft te gelden, nu er vooralsnog geen -andersluidend- oordeel van de bodemrechter is gevraagd of verkregen. Bedoeld oordeel van het gerechtshof komt erop neer dat de CAO 2002-2003 rechtsgeldig tot stand is gekomen en derhalve gelding heeft gekregen. Deze CAO is thans nog steeds van kracht aangezien er tot op heden geen nieuwe CAO is gesloten, met als gevolg dat de bepalingen van de CAO 2002-2003 nawerken. Nawerking van CAO-bepalingen geldt echter niet onbeperkt. Of een CAO-bepaling nawerkt, hangt er vanaf of het om een obligatoire/diagonale bepaling of om een horizontale bepaling gaat:

a) obligatoire bepalingen -dit zijn bepalingen die uitsluitend verplichtingen regelen voor de collectieve contractspartijen- verliezen in beginsel hun rechtskracht bij het eindigen van de CAO.

b) diagonale bepalingen -dit zijn bepalingen die eenzijdige verplichtingen van de aan de CAO gebonden werkgever of de gebonden werknemer tegenover een collectief regelen- kennen ook geen nawerking.

c) horizontale bepalingen -dit zijn arbeidsvoorwaardelijke bepalingen- kennen wel nawerking.

6. Vast staat dat de onderhavige CAO een ondernemings-CAO is. Dit brengt met zich mee dat er in deze CAO geen (aparte) bepalingen met een diagonale werking staan, aangezien in dit geval niet een werkgeversvereniging partij is, maar een individuele werkgever. Bij een ondernemings-CAO vallen de diagonale bepalingen samen met de obligatoire bepalingen.

7. De vraag die nu dient te worden beantwoord, is of artikel 17C CAO als een

obligatoire of als een horizontale bepaling moet worden opgevat. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet artikel 17C CAO als een bepaling worden gezien die betrekking heeft op arbeidsvoorwaarden en derhalve valt in de categorie horizontale bepalingen. Het gevolg daarvan is

(i) dat artikel 17C CAO onderdeel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst van [eiser] met Enna Aerosols,

(ii) dat [eiser] rechtstreeks nakoming kan afdwingen van de daarin opgenomen pensioenregeling en

(iii) dat artikel 17C CAO als horizontale bepaling nawerking heeft.

8. Anders dan wel is aangevoerd wordt in artikel 17C CAO niet slechts een soort principe-afspraak verwoord waarin CAO-partijen aangeven een vroegpensioenregeling te zullen opstellen met een nog nader overeen te komen inhoud. In lid 1 is verwoord dat overeenstemming is bereikt over de invoering van een vroegpensioen-regeling, welke per 1 januari 2003 in werking treedt.

De inhoud van lid 2 gaat echter veel verder. Daarin zijn de uitgangspunten neergelegd waarover CAO-partijen overeenstemming hebben bereikt.

De lijst die daarna volgt bevatten nagenoeg alle essentialia van een pensioenovereenkomst, zoals de pensioengrondslag (het middelloon), de ten deze relevante leeftijden, de exacte opbouwpercentages, het percentage van het vroegpensioen, de voor het weduwen- en wezenpensioen relevante gegevens, de franchise-bedragen, en zelfs een overgangsregeling.

Al deze onderwerpen maken deel uit van de, tussen partijen bestaande, individuele arbeidsovereenkomst.

Aandacht verdient voorts dat, als artikel 17C CAO wordt vergeleken met bijlage V van de CAO -waarin de VUT-regeling integraal is neergelegd- dan de volledigheid van artikel 17C lid 2 CAO extra opvalt. Het verschil met bijlage V is slechts dat daarin nog technische zaken geregeld zijn, die niet werkelijk de voor [eiser] als werknemer relevante pensioenaspecten raken.

Tenslotte is het van belang om te benadrukken dat CAO-partijen over al die punten van artikel 17C lid 2 overeenstemming hebben bereikt, zodat deze uitgangspunten bij de nadere uitwerking vaststaan.

9. Voor zover Enna Aerosols een beroep doet op de overweging van het gerechtshof dat de vordering van de vakorganisaties een te onbepaald karakter heeft, overweegt de kantonrechter dat er een belangrijk verschil bestaat tussen de casus van het eerste kort geding, waarin de vakorganisaties als eisers namens alle werknemers nakoming van de vroeg-pensioenregeling eisten en de onderhavige casus, waarin het om één werknemer gaat die nakoming vordert van een onderdeel van zijn arbeidsovereenkomst.

In het onderhavige geval is de vordering voldoende bepaald.

10. Het door Enna Aerosols gedane beroep op dwaling zal worden verworpen. Hiertoe overweegt de kantonrechter het volgende:

Voor zover Enna Aerosols zich ten deze beroept op de stelling dat de vroegpensioenregeling niet overeenkomt met de bedoelingen van de partijen bij de CAO, kan dit beroep haar niet baten. De bedoelingen van CAO-partijen kunnen immers niet aan een individuele werknemer als [eiser] worden tegengeworpen. In zijn geval geldt dat voor de uitleg van de CAO slechts de bewoordingen van de CAO zelf en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting -gelet op de gehele tekst van de overeenkomst- van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij gaat het niet om bedoelingen van CAO-partijen die niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar om de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Gesteld noch gebleken is dat uit de CAO-bepalingen en de toelichting daarop de bedoeling van CAO-partijen met betrekking tot het (karakter van het) kostenaspect van de vroegpensioenregeling over de periode 2003-2012 kenbaar is.

11. Het verweer van Enna Aerosols dat uit de onderlinge verhouding tussen artikel 17B en 17C CAO moet worden afgeleid dat de in eerstgenoemd artikel bedoelde VUT-regeling en niet de in laatstgenoemd artikel bedoelde vroegpensioenregeling van toepassing is, faalt.

Hiertoe overweegt de kantonrechter allereerst dat het feit dat de CAO 2002-2003 pas na de verstreken looptijd van deze CAO -op 25 april 2003- tot stand is gekomen niet, zoals Enna Aerosols heeft bepleit, tot de conclusie leidt dat de vroegpensioenregeling toen nog niet van kracht was. Het is in CAO-land bepaald niet ongebruikelijk dat CAO-onderhandelingen zich lange tijd kunnen voortslepen en dat pas overeenstemming wordt bereikt op een datum gelegen na de ingangsdatum van de CAO, in welk geval er terugwerkende kracht aan (delen van) de CAO wordt verleend. Dat de CAO waarin de vroegpensioenregeling staat pas op 25 april 2003 formeel tot stand is gekomen, heeft op zich dan ook geen zelfstandige betekenis ten aanzien van de -eerder gelegen- ingangsdatum van de vroegpensioenregeling. Voorts overweegt de kantonrechter dat, uitgaande van het oordeel van het gerechtshof dat de CAO 2002-2003 rechtsgeldig tot stand is gekomen en derhalve gelding heeft gekregen, ook gegeven is dat de daarin opgenomen vroegpensioenregeling van kracht is geworden, en wel per de in dat verband genoemde datum van 1 januari 2003. Gelet op artikel 17B CAO in samenhang gelezen met Bijlage V artikel 9 inzake de VUT-regeling sluit de VUT-regeling qua einddatum (31 december 2002) hierbij aan.

12. De afweging van de wederzijdse belangen van partijen bij toewijzing respectievelijk afwijzing van het gevorderde dient voorshands in het voordeel van [eiser] uit te vallen.

Uit het hiervoor overwogene blijkt reeds dat Enna Aerosols de vroegpensioenregeling jegens [eiser] dient na te komen. De door Enna Aerosols hiertegenover gestelde belangen bij afwijzing van de vordering kunnen aan dit oordeel niet afdoen.

a) Allereerst doet het feit dat de onderhavige vroegpensioenregeling geen rekening houdt met de Wet levensloop in het geheel niet terzake. Voormelde wet is nog niet in werking getreden en heeft derhalve nog geen (directe) invloed op bestaande pensioenregelingen, zodat Enna Aerosols op dit moment niet van haar verplichting is ontslagen om de bestaande vroegpensioenregeling na te komen.

b) Het betoog van Enna Aerosols dat invoering van een vroegpensioenregeling tot exorbitante backserviceverplichtingen zal gaan leiden, zal worden gepasseerd. Ten eerste kan deze het -vanwege de complexe problematiek ter zake- in het kader van een kort geding niet op haar merites te beoordelen. Een enkel rapport, in opdracht van Enna Aerosols opgesteld, is voor een juiste beoordeling volstrekt onvoldoende

13. Gezien het vorenstaande is de vordering van [eiser] integraal toewijsbaar. Aan de uit te spreken veroordeling zal een dwangsom worden verbonden. De kantonrechter zal wel een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort gedingvonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen.

Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

14. Enna Aerosols zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:

veroordeelt Enna Aerosols tot nakoming binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van haar verplichtingen jegens [eiser] uit hoofde van artikel 17C CAO, zodat [eiser] met ingang van 9 september 2005 vroegpensioen kan genieten;

bepaalt dat Enna Aerosols, zo zij niet aan deze veroordeling voldoet, een dwangsom verbeurt van € 2500,00 per dag dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;

verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 100.000,-;

veroordeelt Enna Aerosols in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 188,60 aan verschotten en € 500,00 aan salaris gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2005.

c 119/128