Home

Rechtbank Leeuwarden, 17-10-2006, ECLI:NL:RBLEE:2006:150 AZ0604, 05/2069

Rechtbank Leeuwarden, 17-10-2006, ECLI:NL:RBLEE:2006:150 AZ0604, 05/2069

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
17 oktober 2006
Datum publicatie
20 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ0604
Zaaknummer
05/2069

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de tegenprestatie voor de levering van een gebouw door eiseres aan een stichting meer omvat dan de daarvoor overeengekomen koopsom.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/2069

Uitspraakdatum: 17 oktober 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de gemeente Boarnsterhim, gevestigd te Grou, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor [te P], verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2003 tot en met 30 september 2003 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 594.178,--.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 november 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 november 2005, ontvangen bij de rechtbank op 18 november 2005, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2006 te Leeuwarden. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde de heer J. Egberink, vergezeld van mr. E.M. Poortman. Namens verweerder is verschenen mr. H.D. Bebingh, vergezeld van mr. A.N.J. Kruize.

1.6 Eiseres' gemachtigde heeft voor de zitting exemplaren van zijn pleitnota toegezonden aan de rechtbank en aan verweerder. Deze pleitnota is met instemming van verweerder geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiseres.

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiseres heeft in het jaar 2001 aan de Burstumerdyk 5 en 6 te Grou een nieuw gebouw (het gebouw) laten bouwen voor de huisvesting van de Stichting Openbare Bibliotheek Boarnsterhim (de bibliotheek) en de Openbare Scholengemeenschap Sevenwolden (de school). De voortbrengingskosten van het gebouw bedroegen

€ 3.508.580,--, exclusief omzetbelasting.

2.2 Met betrekking tot de structuur voor het beheer van het gebouw hebben eiseres, de bibliotheek en de school zich laten adviseren door Deloitte Belastingadviseurs B.V. te Leeuwarden (Deloitte). Deloitte heeft in haar advies erop gewezen dat de keuze voor het oprichten van een beheersstichting in combinatie met de verkoop van het gebouw aan die stichting, tot een fiscale besparing zou kunnen leiden.

2.3 Op 20 april 2002 is een raamovereenkomst betreffende het beheer en het gebruik van het gebouw gesloten tussen eiseres, de bibliotheek en de school. Het doel van deze overeenkomst is (artikel 1) een optimaal gebruik, beheer en onderhoud van het gebouw te bewerkstelligen, opdat aan de bewoners van de gemeente Boarnsterhim een duurzaam en kwalitatief hoogwaardig school- en openbare bibliotheekgebouw ter beschikking staat. Dit doel wordt volgens de artikelen 2 tot en met 6 van de raamovereenkomst gerealiseerd door:

a. Het verhuren van het gebouw door de gemeente aan de bibliotheek en aan de school;

b. Het oprichten van de Stichting Beheer Huisvesting Openbare Bibliotheek / OSG Sevenwolden Grou (de stichting);

c. De verkoop en overdracht van het gebouw door de gemeente aan de stichting;

d. Het verstrekken van geldleningen door eiseres en de school aan de stichting.

2.4 In mei 2002 heeft eiseres het gebouw in gebruik genomen. Vanaf dat moment heeft eiseres het gebouw belast met omzetbelasting verhuurd aan de bibliotheek en vrijgesteld van omzetbelasting verhuurd aan de school. Ter zake hiervan zijn op 20 april 2002 huurovereenkomsten, die als bijlagen tot de eerder genoemde raamovereenkomst behoren, opgemaakt.

2.5 Ter zake van de ingebruikneming van het gebouw heeft eiseres op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef, en onderdeel h, van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bedrag van

€ 526.529,-- aan omzetbelasting voldaan. Dit bedrag betreft het aan de (van omzetbelasting vrijgestelde) verhuur van de school toe te rekenen deel van de over de voortbrengingskosten van het gebouw verschuldigde omzetbelasting. Deze toerekening heeft eiseres met verweerder afgestemd.

2.6 In november 2002 hebben de school en de bibliotheek de stichting opgericht. Volgens artikel 2 van de oprichtingsakte, die als bijlage tot de eerder genoemde raamovereenkomst behoort, heeft de stichting ten doel: het voeren van het beheer over en de exploitatie van de gezamenlijke huisvesting van de bibliotheek en de school in Grou aan de Burstumerdyk nummers 5 en 6 die door eiseres aan de stichting ten titel van beheer als zodanig in volle (juridische en economische) eigendom wordt overgedragen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.

2.7 Op 16 juni 2003 hebben eiseres en de stichting een overeenkomst van geldlening gesloten. Volgens artikel 1 van deze overeenkomst, die afwijkt van artikel 6 van de raamovereenkomst, verstrekt eiseres aan de stichting een geldlening van € 453.780,--.

2.8 Volgens de artikelen 1 en 2 van de tussen eiseres en de stichting gesloten koopovereenkomst verklaart eiseres aan de stichting het gebouw te hebben verkocht voor een koopprijs van ƒ 1.000.000,-- (€ 453.780,22)

2.9 In artikel 9 van de koopovereenkomst is een verkoopregulerend beding opgenomen. Volgens het eerste tot en met derde lid van dit artikel heeft eiseres zich met ingang van de dag waarop de koopovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd het recht van wederinkoop van het gebouw voorbehouden. Indien eiseres van het recht van wederinkoop wenst gebruik te maken, zal zij bij deurwaardersexploot aan de stichting verklaren, dat zij zich op de ontbindende voorwaarde beroept, inhoudende dat zij van haar recht van wederinkoop gebruik maakt. Het uitgebracht worden van deze verklaring is de vervulling van de ontbindende voorwaarde, waaronder de koopovereenkomst is aangegaan, zodat door het enkel uitbrengen van die verklaring de goederenrechtelijke overeenkomst zal zijn ontbonden, zodat ook de eigendom van het gebouw negentig dagen of zoveel meer of minder als partijen overeenkomen na het uitbrengen van voormeld exploot weer op eiseres zal zijn overgegaan met alle gevolgen van dien.

2.10 Volgens artikel 9, vierde lid, van de koopovereenkomst is eiseres gerechtigd om door inschrijving in de daartoe bestemde openbare onroerend-goed-registers van het deurwaardersexploot de onroerende zaak weer te harer name te doen stellen. Voorzover nodig verleent de stichting hierbij aan eiseres een onherroepelijke volmacht om alle feitelijke en rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn om de eigendomsoverdracht te bewerkstelligen.

2.11 Bij gebruikmaking van het recht van wederinkoop zal door eiseres aan de stichting de koopprijs niet worden terugbetaald, gezien de overeengekomen eigen bijdrage van de stichting aan eiseres ter zake van de bouw, aldus het bepaalde in het vijfde lid van artikel 9 van de koopovereenkomst.

2.12 Zolang voor eiseres het recht van wederinkoop zal bestaan, zal volgens het negende lid van artikel 9 van de koopovereenkomst de stichting niet anders dan met vooraf verkregen schriftelijke toestemming van eiseres het gebouw geheel of ten dele aan derden in eigendom mogen overdragen of daarop enig beperkt of zakelijk genotsrecht of een kwalitatieve verbintenis of lijdende erfdienstbaarheid mogen verlenen, of het gebouw mogen verhuren of verpachten of onder welke titel ook in gebruik mogen afstaan, behoudens de op het moment van de verkoop bestaande huurovereenkomsten.

2.1 Volgens een notariële akte van levering van 1 juli 2003 heeft eiseres het gebouw voor een bedrag van € 453.780,-- in verhuurde staat geleverd aan de stichting. In deze koopsom zit een bedrag van € 72.452,26 aan ter zake van de verkoop verschuldigde omzetbelasting begrepen. Deze omzetbelasting heeft eiseres in haar aangifte omzetbelasting voor het derde kwartaal van het jaar 2003 aangegeven.

2.14 Volgens de notariële akte van levering heeft eiseres - in afwijking van het bepaalde in de raamovereenkomst - afstand gedaan van haar recht op voldoening van de gehele koopsom en omzetbelasting en is de verplichting tot betaling van deze koopsom en omzetbelasting omgezet in een verplichting voor de stichting tot aflossing en betaling van rente aan eiseres wegens de door de stichting met eiseres gesloten overeenkomst van geldlening gelijk aan het totaal van de koopsom en omzetbelasting.

2.15 Artikel 12 van de notariële akte van levering behelst een verkoopregulerend beding. Hierbij hebben eiseres en de stichting verklaard dat eiseres zich het recht van wederinkoop van het verkochte heeft voorbehouden voor onbepaalde tijd, met ingang van de dag waarop de koopovereenkomst is gesloten. Indien eiseres van het recht van wederinkoop wenst gebruik te maken, zal zij bij deurwaardersexploot aan de stichting verklaren, dat zij zich op het beding van wederinkoop beroept, inhoudende dat zij van haar recht van wederinkoop gebruik maakt en dat zij bereid is tot terugbetaling van de koopsom exclusief omzetbelasting en zonder rekening te houden met afschrijving of indexering, tegelijk met de feitelijke oplevering van het verkochte door de stichting. Het uitbrengen van de verklaring bij deurwaardersexploot door eiseres en de bevestiging van de ontvangst daarvan door de stichting aan eiseres wordt geacht voldoende te zijn voor een rechtsgeldig beroep op het beding van wederinkoop. De stichting is alsdan verplicht de eigendom van het verkochte binnen uiterlijk negentig dagen of zoveel minder als partijen overeenkomen, ingaande op de dag nadat de stichting de kennisgeving van ontvangst van het door eiseres bij deurwaardersexploot uitgebrachte beroep op het beding van wederinkoop aan eiseres heeft gedaan, wederom aan eiseres te leveren met alle gevolgen van dien, daaronder begrepen verrekening van de zakelijke lasten en belastingen.

2.16 Het zevende lid van artikel 12 van de notariële akte van levering komt overeen met het bepaalde in het negende lid van artikel 9 van de koopovereenkomst.

2.17 Na de levering van het gebouw heeft de stichting de verhuur van het gebouw aan de bibliotheek (met omzetbelasting) en de school (vrijgesteld van omzetbelasting) voortgezet.

2.18 Eiseres heeft ter zake van de verkoop van het gebouw in het derde kwartaal van het jaar 2003 verzocht om teruggaaf van omzetbelasting in verband met herziening van de bij de ingebruikname van het gebouw plaatsgevonden integratieheffing. De gevraagde teruggaaf bedraagt € 447.550,--, ofwel 85% van € 526.529,--, zijnde de ter zake van de ingebruikname door eiseres van het gebouw plaatsgehad hebbende integratieheffing.

2.19 Op 16 september 2004 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Van dit boekenonderzoek heeft verweerder op 23 februari 2005 een rapport opgemaakt.

2.1 Op grond van de in het rapport van het boekenonderzoek genomen conclusies heeft verweerder aan eiseres voor het derde kwartaal van het jaar 2003 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 594.178,--. Bij deze aanslag heeft verweerder de omzetbelasting over het verschil tussen de voortbrengingskosten van het gebouw

(€ 3.508.580,--) en de door eiseres met de stichting overeengekomen koopsom in geld voor het gebouw (€ 381.327,-- exclusief omzetbelasting) nageheven.

Geschil

3.1 Partijen houdt in dit geding - naar zij ter zitting eenparig hebben verklaard - uitsluitend verdeeld het antwoord op de (primaire) vraag of de tegenprestatie voor de levering van het gebouw door eiseres aan de stichting enkel bestaat uit de overeengekomen koopsom, hetgeen eiseres verdedigt, of dat de tegenprestatie meer omvat, en wel zodanig dat de waarde daarvan moet worden gesteld op de voortbrengingskosten van het gebouw, hetgeen verweerder bepleit.

3.2 Ter zitting heeft verweerder zijn subsidiaire standpunten in deze procedure ter zijde geschoven.

3.1 Beide partijen concluderen tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Ter zitting hebben partijen eenparig verklaard dat, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat eiseres het gelijk aan haar zijde heeft, de naheffings-aanslag dient te worden vernietigd, terwijl, indien de rechtbank het standpunt van verweerder volgt, de naheffingsaanslag dient te worden verminderd met een bedrag van € 447.550,-- ter zake van de alsdan door verweerder toegestane herziening van de bij de ingebruikname van het gebouw plaatsgehad hebbende integratieheffing.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 Naar het oordeel van de rechtbank kan eerst sprake zijn van een vergoeding wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte prestatie en de daarvoor ontvangen tegenprestatie. Het ligt daarom op de weg van verweerder, nu de bewijslast op hem rust, feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden geoordeeld, in de eerste plaats dat eiseres in aanvulling op de bedongen koopsom in geld voor de levering van het gebouw nog een andere tegenprestatie van de stichting heeft ontvangen en in de tweede plaats dat die tegenprestatie in rechtstreeks verband staat met de levering van het gebouw.

4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat de bedongen vergoeding mede bestaat uit het verlenen van een absoluut voorkeursrecht van wederinkoop, waarbij eiseres op ieder willekeurig moment, zonder hiervoor een vergoeding verschuldigd te zijn, de eigendom van het gebouw kan verwerven. De rechtbank kan deze stelling niet volgen. De inhoud van het in de koopovereenkomst en de notariële akte van levering opgenomen verkoopregulerende beding (zie hiervoor onder de punten 2.9 tot en met 2.12 alsmede 2.15 en 2.16) kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk tot geen andere gevolgtrekking leiden dan dat eiseres zich bij de levering van het gebouw in verhuurde staat het recht van wederinkoop heeft voorbehouden. Van een door de stichting aan eiseres verleend absoluut voorkeursrecht van wederinkoop is derhalve geenszins sprake. Verweerder heeft geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die nopen tot een andersluidend oordeel. Ten overvloede wijst de rechtbank verweerder erop dat hij bovendien de hoogte van de waarde van de door hem vermeende door de stichting verrichte (subjectieve) tegenprestatie niet aannemelijk heeft gemaakt, reeds omdat hij heeft miskend dat volgens artikel 12, tweede lid, van de notariële akte van levering - in afwijking van artikel 9, vijfde lid, van de koopovereenkomst - eiseres ter zake van de wederinkoop is gehouden tot terugbetaling van de koopsom.

4.3 Ook overigens ziet de rechtbank in de vaststaande feiten geen grond voor het oordeel dat de door eiseres van de stichting ontvangen tegenprestatie mede bestaat uit een vergoeding anders dan in geld, terwijl verweerder geen feiten en omstandigheden heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, die zouden kunnen leiden tot dit oordeel. Hierbij wijst de rechtbank verweerder erop dat uit het verschil tussen de voortbrengingskosten en de koopsom niet zonder meer valt op te maken dat eiseres van de stichting een vergoeding anders dan in geld heeft ontvangen.

4.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat eiseres het gelijk aan haar zijde heeft. Dit brengt mee dat - naar volgt het hetgeen hiervoor onder punt 3.3 is vermeld - de rechtbank de naheffingsaanslag zal vernietigen.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,--, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 273,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2006 door mr. J.W. Keuning, mr. dr. P. van der Wal en mr. N.P. Witteveen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op: 18 oktober 2006

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.