Rechtbank Leeuwarden, 20-01-2006, ECLI:NL:RBLEE:2006:56 BA7463, AWB 05/1281
Rechtbank Leeuwarden, 20-01-2006, ECLI:NL:RBLEE:2006:56 BA7463, AWB 05/1281
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 januari 2006
- Datum publicatie
- 19 juni 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2006:BA7463
- Zaaknummer
- AWB 05/1281
Inhoudsindicatie
Niet voldaan aan de vereisten van een bestelauto op grijskenteken met dubbele cabine in de zin van artikel 3, derde lid, letter d, van de Wet BPM. Voertuig kan evenmin worden aangemerkt als een bestelauto in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet BPM.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/1281
Uitspraakdatum: 20 januari 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde J. Jager te Groningen,
en
de inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Douane Noord/kantoor Groningen Engelsekamp,
verweerder,
gemachtigde J. van der Velde en G.E. Slim.
Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft op grond van artikel 20 AWR aan eiser een naheffingsaanslag ingevolge de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
(hierna: Wet BPM) ten bedrage van € 760,- opgelegd.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2005 te Leeuwarden.
1.4 Ter zitting is namens Douane Noord/kantoor Groningen Engelsekamp verschenen
J. van der Velde en G.E. Slim.
1.5 Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, welke niet ter griffie is terugontvangen, verzonden op 18 november 2005 aan J. Jager, [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser en/of zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.6 De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
De feiten
Op grond van de stukken van het geding, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
2.1 Eiser is houder van een voertuig, Merk Chevrolet, type Chevy Van 20 Globemaster, met kenteken [kenteken] welke als bestelauto in het kentekenregister staat geregistreerd.
2.2 Eisers gemachtigde heeft op 18 oktober 2004 in verband met het vervoer van grote rollen vloerbedekking het tussenstuk, dat zich bevond tussen de bestuurderscabine en de laadruimte, uit de bus verwijderd.
2.3 Tijdens een controle door ambtenaren van de Douane Noord, kantoor Coevorden, op 18 oktober 2004, aan de Stationsweg te Zuidlaren, is vastgesteld dat in het onder 2.1 vermelde voertuig geen 'vaste wand' aanwezig was die de bestuurderszitplaats van de laadruimte afscheidt. Ten tijde van die controle was eisers gemachtigde bestuurder van het voertuig. Van de controle is door de controlerende ambtenaren een controleformulier opgemaakt.
2.4 Eisers gemachtigde verklaart in zijn schijven van 3 februari 2005 aan Douane Noord, ter attentie van mr. J. Lunneker (bijlage 11 van het verweerschrift): "De ruimte achter de stoelen was leeg en de stoelen hadden wij iets losgemaakt dus die stonden niet vast.''
Het geschil
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of het voertuig van eiser in een zodanige staat is gebracht dat het een motorrijtuig is waarmee terzake van de aanvang van het gebruik van de openbare weg in Nederland zich het belastbare feit van artikel 1, derde lid, van de Wet BPM voordoet, en derhalve de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.
3.2 Eiser stelt zich op het standpunt dat de onderhavige naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Hij stelt primair dat de bestuurder te goeder trouw is geweest, en dat het motorrijtuig op het moment van de controle voldeed aan de inrichtingseisen voor een motorvoertuig met grijs kenteken. Subsidiair stelt eiser dat de stoelen aan de onderkant (iets) los waren gemaakt, en dat hierdoor een type bestelauto op grijs kenteken is ontstaan in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet BPM. Eiser concludeert derhalve tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.
3.3 Verweerder is van opvatting dat de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd. Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Beoordeling van het geschil
4.1 Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken genoemd in artikel 6:7 Awb is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb).
4.2 Het beroepschrift van eiser met poststempel 27 juli 2005 is op 28 juli 2005 bij de rechtbank binnengekomen. De beroepstermijn tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag is verstreken op 26 juli 2005, zodat het beroepschrift na het verstrijken van de termijn is ontvangen. Nu het beroepschrift het poststempel draagt van
27 juli 2005 bestaat de mogelijkheid dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Ter zitting heeft verweerder aangegeven niet te bestrijden dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het beroepschrift is derhalve tijdig ingediend.
4.3 Nu tussen partijen niet in geschil is dat de vaste wand die de bestuurderszitplaats afscheidt van de laadruimte tijdens de controle ontbrak, wordt niet voldaan aan de vereisten van een bestelauto op grijskenteken met dubbele cabine in de zin van artikel 3, derde lid, letter d, van de Wet BPM.
4.4 In het schrijven van eiser van 3 februari 2005, vermeld onder 2.4., staat vermeld:
"De ruimte achter de stoelen was leeg en de stoelen hadden wij iets losgemaakt dus die stonden niet vast.''
Ter zitting heeft verweerder verklaart dat ook al zou sprake zijn van de omstandigheid dat de (schroeven ter bevestiging van de) stoelen enigszins 'los' waren gedraaid, deze stoelen tijdens de controle op hun gebruikelijke plaats stonden. Dit laatste blijkt ook uit ter zitting getoonde foto's, waarvan een fotokopie tot de gedingstukken behoort. De rechtbank is van oordeel dat de enkel omstandigheid dat de stoelen 'iets los' waren gedraaid, niet tot de conclusie kan leiden dat het onderhavige voertuig dient te worden aangemerkt als een bestelauto in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet BPM.
4.5. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. dr. P. van der Wal. De beslissing is op 20 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.