Home

Rechtbank Leeuwarden, 04-05-2006, BA7490, AWB 05/1663

Rechtbank Leeuwarden, 04-05-2006, BA7490, AWB 05/1663

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
4 mei 2006
Datum publicatie
19 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2006:BA7490
Zaaknummer
AWB 05/1663

Inhoudsindicatie

Aandelenbezit ligt in de lijn van de normale uitoefening van de door de belastingplichtige gedreven onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/1663

Uitspraakdatum: 4 mei 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiseres], gevestigd te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [nummer]) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 128.332.

1.2 Eiseres heeft in haar bezwaarschrift verweerder op de voet van artikel 7:1a Awb verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter. Verweerder heeft dat verzoek gehonoreerd, zodat het genoemde bezwaarschrift als beroepschrift heeft te gelden.

1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2006 te Leeuwarden.

Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde mr. T.L Rieske, werkzaam bij Synergie Accountants en Adviseurs te Sneek. Namens verweerder is verschenen drs. E.J. Koldenhof.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiseres is opgericht op [datum] onder de naam [X] BV door de heer [X]. Op 16 april 1997 is bij statutenwijziging de naam van eiseres gewijzigd in [naam]. Op diezelfde datum heeft eiseres alle aandelen in het kapitaal van [X] BV verkregen, welke vennootschap toen nog [Y] heette.

2.2 In 1997 zijn vervolgens de activiteiten van eiseres, te weten: handel en reparatie van tele- communicatiemiddelen, overgedragen aan [X] BV. Eiseres is eigenaresse gebleven van de onroerende zaken, waarin de activiteiten werden uitgeoefend. Op dat moment is tussen eiseres en [X] BV een managementovereenkomst aangegaan, op grond waarvan eiseres vanaf dat moment - in de persoon van de heer [X] - managementactiviteiten verrichtte ten behoeve van [X] BV.

2.3 Op 11 september 1997 en 6 maart 2007 is door eiseres in totaal 20 procent van de aandelen in het kapitaal van [X] BV overgedragen aan de [A], respectievelijk [A] Beheer BV, de persoonlijke houdstermaatschappij van de heer [A].

2.4 Op 23 oktober 2000 is tussen eiseres en [Z] BV, van welke vennootschap alle aandelen in eigendom waren bij [Z] Holding N.V., een ter beurze genoteerde vennootschap, bij intentieovereenkomst overeengekomen dat eiseres alle haar resterende aandelen in het kapitaal van [X] BV (80 procent) zal verkopen aan [Z] BV. Op 7 december 2000 is daartoe de definitieve koopovereenkomst gesloten voor een koopprijs van f 6.400.000, waarvan de helft in contanten zou worden betaald en de andere helft zal worden voldaan door - kort gezegd - de uitgifte van - naar uiteindelijk is berekend 69.853 - aandelen in [Z] Holding N.V. In artikel 4.1 van de definitieve koopovereenkomst zijn partijen daarbij overeengekomen (a) dat het eiseres niet vrij zal staan 50 % van de aanvragen uitgegeven aandelen te vervreemden totdat 14 dagen zijn verstreken na de datum van openbaarmaking van de jaarcijfers van [Z] Holding BV over het boekjaar 2000; (b) dat het eiseres niet vrij zal staan 25 % van die aandelen te vervreemden totdat 14 dagen zijn verstreken na de datum van openbaarmaking van de halfjaarcijfers van [Z] Holding BV over het boekjaar 2001 en (c) dat het eiseres niet vrij zal staan de (resterende) 25 % van de aandelen te vervreemden vóór een 31 december 2001 (de zogenoemde 'lock-upbepaling'). Eveneens op 7 december 2001 zijn de aandelen in [X] BV civielrechtelijk geleverd. De hiervoor bedoelde aandelen in [Z] Holding BV zijn - in afwijking van het bepaalde in de overeenkomst van 7 december 2001 - evenwel eerst uitgegeven in juli 2001 (34.926 aandelen) respectievelijk november 2001 (17.463 aandelen). Eiseres was in 2001 aandeelhouder van [Z] Holding BV voor minder dan vijf percent van het nominaal gestorte kapitaal.

2.5 De managementactiviteiten zijn na de hiervoor - onder 2.4 bedoelde - overdracht van de aandelen in [X] BV, uiteindelijk tot in elk geval 31 december 2001 voortgezet. Andere activiteiten heeft eiseres in 2001 niet ontplooid.

2.6 [Z] Holding NV is failliet verklaard in november 2002.

3. Geschil

3.1 Partijen houdt in beroep nog slechts verdeeld het antwoord op de vraag of de door eiseres gehouden aandelen in [Z] Holding NV (hierna: de aandelen) met een deelneming gelijkgesteld moet worden in de zin van artikel 13, derde lid, laatste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals deze wet luidde in 2001 (hierna: de Wet).

3.2 Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 48.864. Verweerder beantwoordt de bovenvermelde vraag bevestigend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3 Subsidiair en meer subsidiair is eiseres, anders dan verweerder, van mening dat als sprake zou van een gelijkstelling als hiervoor bedoeld, er niettemin een bedrag wegens koersverlies voorafgaand aan de levering van de aandelen op de winst in mindering moet worden gebracht.

3.4 Uiterst subsidiair stelt eiseres, anders dan verweerder, dat wegens koersverlies op de aandelen voor zover deze bestemd waren om door te leveren aan het personeel van [X] B.V. een bedrag op de winst in mindering moet worden gebracht.

3.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 13, derde lid, van de Wet wordt - voor zover in casu relevant - met een deelneming gelijkgesteld een aandelenbezit dat geen deelneming vertegenwoordigt omdat dat bezit minder bedraagt dan de in het tweede lid bedoelde vijf percent, indien het aanhouden van dat bezit in de lijn ligt van de normale uitoefening van de door de belastingplichtige gedreven onderneming.

4.2 Nu vaststaat dat eiseres vanaf 7 december 2000 - gedurende heel 2001 - aandelenbezit van kleiner dan vijf procent in het kapitaal van [Z] Holding NV had, kan in het onderhavige geval de deelnemingsvrijstelling slechts dan van toepassing zijn indien het aanhouden van dat bezit in de lijn ligt van de normale uitoefening van de door de belastingplichtige gedreven onderneming.

4.3 Voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling op een aandelenbezit van minder dan vijf percent geldt niet als zelfstandig vereiste dat eiseres een onderneming drijft, zodat de enkele omstandigheid dat een belastingplichtige een aandelenbezit van minder dan 5% anders dan als belegging aanhoudt de gevolgtrekking rechtvaardigt dat die belastingplichtige dit aandelenbezit aanhoudt in de lijn van de normale uitoefening van de door hem gedreven onderneming, zoals bedoeld in art. 13, derde lid, van de Wet (HR 14 maart 2001, nr. 36.145, onder meer gepubliceerd in BNB 2001/210). Bepalend daarbij is, naar het oordeel van de rechtbank, slechts de functie van het bezit van de aandelen, dat wil zeggen: wat daarmee door de houder van die aandelen wordt nagestreefd. In dat verband moet onder 'aanhouden als belegging' worden verstaan: uitsluitend hetgeen dat met het oog op het verkrijgen van de waardestijging en het rendement daarvan bij normaal vermogensbeheer kan worden verwacht (HR 5 november 1997, nr. 32 137, onder meer gepubliceerd in BNB 1998/38).

4.4 In het onderhavige geval laten de feiten, met name het contactuele kader waarbinnen de aandelen zijn verkregen, op grond waarvan onder meer eiseres gedurende het kalenderjaar 2001 door middel van haar directeur-enig aandeelhouder het management is blijven voeren van [X] BV, zich door de zogenoemde 'lock-upbepaling' heeft verplicht gedurende enige tijd risico's te aanvaarden ter zake van de waardeontwikkeling van de aandelen alsmede de verplichting tot verpanding van de aandelen, naar het oordeel van de rechtbank, in redelijkheid geen andere gevolgtrekking toe dan dat de aandelen in 2001 door eiseres niet als belegging werden aangehouden.

4.5 Naar het oordeel van de rechtbank maakt het voor de toepassing van de - onder 4.1 - aangehaalde wettelijke bepaling geen verschil of het aldaar bedoelde aandelenbezit bestaat uit reeds geleverde aandelen dan wel uit een vorderingsrecht ter zake van (een) zodanige levering(en), aangezien ook in het laatstbedoelde geval sprake is van aandelenbezit in economische zin. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer HR 16 oktober 1985, nr. 23.033, gepubliceerd in onder meer BNB 1986/118. Dat betekent voor het onderhavige geschil dat de subsidiare en meer-subsidiaire stelling van eiseres verder onbesproken gelaten kunnen worden.

4.6 Ter zake van eiseres' uiterst subsidiaire stelling is de rechtbank van oordeel dat eiseres te dier zake niet, althans onvoldoende, aan haar stelplicht, en bewijslast, heeft voldaan, zodat deze stelling om die reden niet gehonoreerd kan worden.

4.7 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2006 door mr. dr. P. van der Wal, voorzitter, mr. U van Houten en mr. H.H.A. Fransen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.