Home

Rechtbank Leeuwarden, 10-05-2006, BG1061, AWB 05/936

Rechtbank Leeuwarden, 10-05-2006, BG1061, AWB 05/936

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
10 mei 2006
Datum publicatie
21 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2006:BG1061
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 05/936

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/936

Uitspraakdatum: 10 mei 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

1.1 Eiser heeft per fax op 20 januari 2005 bij de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen bezwaar gemaakt tegen "de" opgelegde aanslagen.

1.2 Verweerder heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

1.3 Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2006 te Leeuwarden.

Ter zitting is verschenen de gemachtigde van eiser [gemachtigde]. De inspecteur heeft zich doen vertegenwoordigen.

1.5 De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

De feiten

2.1 Eiser heeft per fax op 20 januari 2005 bezwaar gemaakt tegen "de" opgelegde aanslagen.

2.2 Bij brief van 20 januari 2005 is eiser erop gewezen dat een bezwaarschrift ten minste de volgende onderdelen moet bevatten (artikel 6:5 Awb):

- een ondertekening;

- naam en adres van de indiener;

- de dagtekening van het bezwaarschrift;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar;

- zo mogelijk een afschift van het besluit.

2.3 Vervolgens is eiser op 19 april 2005 onder verwijzing naar de onder 2.2 vermelde brief in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 25 april 2005 het bezwaar te splitsen naar middel en het bezwaar nader te motiveren. In dit schijven is eiser erop gewezen dat indien niet aan de voorwaarden van artikel 6:5 Awb wordt voldaan het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.

2.4 Bij brief van 3 mei 2005 is het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Het geschil

3.1 Tussen partijen is primair in geschil het antwoord op de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn bezwaar.

3.2 Eiser is van mening dat hij ontvankelijk in zijn bezwaar moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt hij de onderhavige zaak voor verdere behandeling terug te verwijzen naar de inspecteur. Voorts stelt eiser dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

3.3 Verweerder is primair van opvatting dat het beroep van eiser ongegrond dient te worden verklaard. Subsidiair is hij van opvatting dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, aangezien de administratie van eiser is verworpen en derhalve de verzwaarde bewijslast van artikel 25 lid 6 juncto artikel 27e, sub b, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) op hem rust, en dat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan een bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet aan de voorwaarden van artikel 6:5 van de Awb wordt voldaan, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

4.2 De rechtbank is van oordeel dat uit het door eiser ingediende bezwaarschrift niet blijkt tegen welk(e) besluit(en) hij bezwaar aantekent, terwijl voorts de gronden van zijn bezwaar ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij brief van 20 januari 2005 en bij brief van 19 april 2005 eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de onder 2.2 en 2.3 aangeduide verzuimen te herstellen. Voorts is eiser in dit laatste schrijven erop gewezen dat indien hij niet uiterlijk op 25 april 2005 zijn verzuimen heeft hersteld, zijn bezwaar niet ontvankelijk wordt verklaard.

4.3 Eiser maakt zijn stelling dat hij ten tijde van het maken van het bezwaar psychisch zodanig de weg kwijt was geraakt dat van hem redelijkerwijs niet meer kon worden gevergd zijn verzuimen te herstellen of daarvoor rechtsbijstand voor te zoeken, niet aannemelijk.

4.4 Eiser zijn stelling dat hij in bezwaar niet is gehoord, faalt, nu hij hiertoe geen verzoek, in de zin van artikel 25, vierde lid, Awr, heeft ingediend.

4.5 Nu gesteld noch gebleken is dat sprake was van bijzondere omstandigheden die een motivering verhinderden, heeft verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk in zijn bezwaar verklaard.

4.6 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Keuning. De beslissing is op 10 mei 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.