Home

Rechtbank Leeuwarden, 15-01-2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:195 AZ7758, AWB 06/435

Rechtbank Leeuwarden, 15-01-2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:195 AZ7758, AWB 06/435

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
15 januari 2007
Datum publicatie
2 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:AZ7758
Zaaknummer
AWB 06/435

Inhoudsindicatie

Geen aftrek verwervings-btw voor een camper die niet in het kader van de onderneming van de BV is gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/435

Uitspraakdatum: 15 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiseres], gevestigd te Klazienaveen, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen, verweerder.

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 juni 2003 tot en met 30 juni 2003 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) omzetbelasting, groot € 50.775, opgelegd, alsmede bij een afzonderlijk op het aanslagbiljet vermelde beschikking een boete van € 25.387.

1.2 Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 januari 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 12.693.

1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 8 februari 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2006 te Leeuwarden.

Eiseres is daar verschenen bij haar advocaat, mr. G.H. Sjobbema, verbonden aan Schuurmans Advocaten en Adviseurs te Roden. Namens verweerder zijn verschenen de heren F. Klein Langenhorst en J.T. Sanders.

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiseres is opgericht op 17 augustus 1998. Haar feitelijke activiteiten bestonden in het jaar 2003 uit de im- en export van ingeblikte asperges afkomstig uit Zuid-Amerika en Azië. In de loop van 2005 is eiseres (daarnaast) gaan handelen in beveiligingsapparatuur.

2.2 Mevrouw [bestuurder] is blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bestuurder van eiseres. Eiseres wordt feitelijk geleid door de echtgenoot van mevrouw

[bestuurder], de heer [echtgenoot].

2.3 Eiseres heeft bij het bedrijf Vario Mobil Fahrzeugbau GmbH te Bohmte in Duitsland een als kampeerauto ingerichte bedrijfsauto (hierna: de camper) laten bouwen. Onder uitreiking van een factuur gedateerd op 12 juni 2003 heeft voornoemde bouwer de camper geleverd aan eiseres onder toepassing van het nultarief. Ten tijde van deze levering was de camper nog geen zes maanden oud, terwijl het voertuig minder dan 6.000 kilometer had afgelegd. Ter zake van deze levering heeft eiseres haar BTW-identificatienummer opgegeven aan de leverancier van de camper. Eiseres heeft de verwerving van de camper niet op een periodieke aangifte omzetbelasting verantwoord.

2.4 Op 23 juni 2003 heeft eiseres voor de camper aangifte gedaan voor de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992. Op 24 juni 2003 heeft de eerste afgifte van het kenteken ([kenteken]) voor de camper plaatsgevonden.

2.5 De met de aanschaf van de camper gemoeide kosten belopen in totaal € 290.460 (aankoopbedrag € 267.241 en BPM € 23.219).

2.6 Tijdens een in 2005 door verweerder ingesteld onderzoek heeft de heer [echtgenoot], voornoemd, verklaard dat de camper in 2003 is gebruikt voor vakanties van hem en zijn echtgenote in Spanje en Kroatië. Tevens heeft de heer [echtgenoot] verklaard dat de camper (in 2003) niet is gebruikt voor het bezoeken van beurzen. Voorts is door eiseres tijdens deze controle aangegeven dat de camper mogelijkheden bood om beveiligingsapparatuur tentoon te stellen, maar daarvoor tot op dat moment nog niet was gebruikt. De boekhouding van eiseres bevatte ten tijde van het onderzoek geen gegevens over het gebruik van de camper.

2.7 Verweerder heeft naar aanleiding van het onder 2.6 vermelde onderzoek aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter grootte van 19% van € 267.241 als vermeld onder 1.1 tezamen met de aldaar vermelde boete van 25% wegens grove schuld.

Geschil

3.1 In geschil is of eiseres recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de verwerving van de camper. Voorts is de boete in geschil.

3.2 Eiseres is van mening dat de voor de intracommunautaire verwerving van de camper verschuldigde omzetbelasting volledig door haar als voorbelasting kan worden afgetrokken, omdat de camper (mede) voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Daarbij beroept eiseres zich op het arrest Charles en Charles-Tijmens van het Hof van Justitie EG van 14 juli 2005 in zaak C-434/03. Uit dit arrest volgt aldus eiseres dat het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 onverbindend is in zoverre het die volledige aftrek beperkt. Eiseres heeft haar stelling dat de belastingaanslag over het verkeerde tijdvak is opgelegd, ter zitting laten varen. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de belastingaanslag en de boetebeschikking.

3.3 Verweerder heeft de juistheid van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking verdedigd. Hij beroept zich op verzwaring van de bewijslast en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) is de ter zake van een intracommunautaire verwerving verschuldigd geworden omzetbelasting aftrekbaar voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebezigd in het kader van zijn onderneming. Op grond van het vierde lid van dit artikel vindt de aftrek plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip van de intracommunautaire verwerving, terwijl indien op het tijdstip waarop de ondernemer de goederen en diensten gaat bezigen, blijkt, dat de belasting ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, de aftrek in overeenstemming moet worden gebracht met dat gebruik.

4.2 In zijn arrest van 3 februari 2006, nr. 41 814, gepubliceerd in VN 2006/9.8, heeft de Hoge Raad als volgt geoordeeld:

"3.3. Als op een belastingplichtige de bewijslast rust met betrekking tot feitelijke omstandigheden, zoals in dit geval de aanwezigheid van aftrekposten die, indien aannemelijk, tot een lagere belasting voor die belastingplichtige zouden leiden, heeft het niet ingaan op een uitnodiging van de inspecteur bepaalde bescheiden ter beschikking te stellen ter onderbouwing van de aftrek, geen gevolg voor de bewijslastverdeling. De bewijslast van die omstandigheden rust immers al op de belastingplichtige. Bij het vragen die bescheiden ter beschikking te stellen heeft de Inspecteur dan niet een belang als waarop artikel 47 van de AWR ziet. In zoverre komt de Hoge Raad terug van zijn arrest van 8 maart 1995, nr. 29 885, BNB 1995/246."

4.3 De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor het recht op aftrek van de voor de verwerving van de camper verschuldigde omzetbelasting reeds op grond van de algemene bewijsregels op eiseres rust. Gelet op het zo-even aangehaalde arrest van de Hoge Raad bestaan geen termen die bewijslast te verzwaren, zoals door verweerder is bepleit.

4.4 Gelet op de onder 2.6 vastgestelde feiten heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zij in het tijdvak van naheffing de camper geheel of gedeeltelijk wilde gaan gebruiken voor belaste prestaties of dat de camper geheel of gedeeltelijk bestemd was om dienstbaar te zijn aan belaste prestaties. Zo de camper in het onderhavige tijdvak al in gebruik is genomen, wijst het vastgestelde gebruik in die periode evenmin op een aanwending voor belaste prestaties. Daarbij gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van eiseres over het zakelijk gebruik van de camper in het jaar 2003, omdat die verklaring niet spoort met de mededelingen van de heer [echtgenoot] tijdens het onder 2.6 vermelde onderzoek, terwijl eiseres' boekhouding in 2005 geen vastleggingen bevatte van het gestelde zakelijke gebruik. Voorts overweegt de rechtbank dat zij het onaannemelijk acht dat eiseres reeds in juni 2003 de camper had bestemd als tentoonstellingsruimte voor beveiligingsapparatuur, aangezien eiseres eerst in 2005 in dergelijke apparatuur is gaan handelen.

4.5 Gelet op het voorgaande heeft eiseres geen recht op aftrek van voorbelasting ter zake van de verwerving van de camper, zodat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Aangezien niet is komen vast te staan dat de camper in juni 2003 geheel of gedeeltelijk was bestemd dan wel is gebruikt voor belaste prestaties kan het onder 3.2 vermelde arrest niet tot een ander oordeel leiden.

4.6 Na de heroverweging in bezwaar stelt verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht dat het aan eiseres' grove schuld is te wijten dat te weinig omzetbelasting is voldaan, omdat zij behoorde te weten dat zij bij een gebruik van de camper voor niet-ondernemersdoeleinden geen recht op aftrek van voorbelasting had. De rechtbank acht de opgelegde boete voorts passend en geboden.

4.7 Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 15 januari 2007 door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mrs. E.C.R. Schut en N.P. Witteveen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.