Home

Rechtbank Leeuwarden, 24-04-2007, BA3972, AWB06/1334

Rechtbank Leeuwarden, 24-04-2007, BA3972, AWB06/1334

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2007
Datum publicatie
27 april 2007
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BA3972
Zaaknummer
AWB06/1334

Inhoudsindicatie

Bij de overbrenging in het kader van liquidatie van eisers onderneming van grond naar eisers privé-vermogen moet worden uitgegaan van de waarde van die grond in vrij te aanvaarden staat.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/1334

Uitspraakdatum: 24 april 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H.26) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 485.805,--.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 april 2006 de aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief, ontvangen bij de rechtbank op 6 juni 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2007 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde de heer Prins. Namens verweerder is verschenen U.G. Molenhuis.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser, geboren op [geboortedatum], exploiteerde sinds jaren een akkerbouwbedrijf ter grootte van circa 31.50 ha. Het boekjaar van eisers bedrijf loopt van 1 mei tot en met 30 april.

2.2 Vanaf ultimo 1995 heeft eiser van de tot zijn bedrijf behorende grond circa 12,2 ha en circa 17,2 ha bij steeds éénjarige pachtcontracten verpacht. Eiser was voornemens om deze grond op deze wijze voor maximaal zes jaar te verpachten. Na ommekomst van deze zes jaar was hij van plan deze grond zelf weer voor eigen akkerbouw te gaan exploiteren.

2.3 Bij brief van 21 december 1995 heeft verweerder ermee ingestemd dat eiser zijn bedrijf wegens de verpachting van de grond per 31 december 1995 niet behoeft te staken. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat tot staking en afrekening zal moeten worden overgegaan, wanneer eiser de verpachting van zijn grond na 31 december 2001 zal voortzetten.

2.4 Eiser heeft in januari 2002 van de tot zijn bedrijf behorende grond 12.20.30 ha voor een bedrag van € 221.499,-- verkocht aan een derde.

2.5 Bij schriftelijke pachtovereenkomst van 5 april 2002 heeft eiser 17.26 ha van de tot zijn bedrijf behorende grond voor de tijd van zes opeenvolgende jaren, ingaande op 1 juli 2001 en eindigende op 30 juni 2007, verpacht aan [pachter] (de pachter), die deze grond sinds ultimo 1995 bij éénjarige pachtcontracten van eiser pachtte. Deze schriftelijke reguliere pachtovereenkomst betreft een vastlegging en bevestiging van de door eiser en de pachter op 1 juli 2001 mondeling aangegane pachtovereenkomst. De pachter is ten tijde van de zitting ongeveer veertig jaar oud.

2.6 Het aangaan van de pachtovereenkomst per 1 juli 2001 betrof eisers eerste handeling in het kader van de geleidelijke liquidatie van zijn onderneming.

2.7 Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij er bewust voor heeft gekozen om de 17.26 ha grond te verpachten in plaats van te verkopen aan een willekeurige derde. Hiervoor was redengevend dat hij de grond graag wilde behouden vanwege enerzijds zijn opvatting dat de grond als van oudsher aan zijn boerderij verbonden behoort te blijven en anderzijds zijn wens om de mogelijkheid open te houden om de grond in overleg met de pachter zelf te gaan gebruiken voor het houden van paarden. Omdat de pachter de grond niet langer bij éénjarige pachtcontracten - waarvan de laatste eindigde op 31 december 2001 - wenste te pachten, is eiser overgegaan tot het sluiten van de hiervoor onder punt 2.5 bedoelde pachtovereenkomst.

2.8 Volgens een door eisers taxateur en de rijkstaxateur gezamenlijk uitgevoerde taxatie bedraagt per 1 februari 2002 de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van de hiervoor onder punt 2.5 bedoelde 17.26 ha grond in vrij te aanvaarden staat € 24.500,-- per ha, ofwel in totaal € 422.870,--. Bij verpachte staat van deze grond bedraagt bedoelde waarde volgens de gezamenlijk uitgevoerde taxatie € 11.000,-- per ha, ofwel in totaal € 189.860,--.

2.9 Volgens een door de rijkstaxateur op 13 november 2000 opgemaakt taxatierapport bedraagt de waarde in het economische verkeer in vrij te aanvaarden staat van eisers grond met een grootte van 31.44.87 ha per 31 december 1995 ƒ 25.000,-- (€ 11.345,--) per ha, ofwel in totaal ƒ 786.217,-- (€ 356.770,--).

2.10 Bij de aanslagregeling heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser zijn akkerbouwbedrijf in het (gebroken) boekjaar 2001/2002 heeft gestaakt. Verweerder heeft in de voor het jaar 2002 aan eiser opgelegde aanslag IB/PVV als stakingswinst een bedrag van € 461.526,-- begrepen. Bij de bepaling van de - niet onder de landbouwvrijstelling vallende - stakingswinst ter zake van de naar het privé-vermogen overgebrachte 17.26 ha grond is hij uitgegaan van de waarde van die grond in verpachte staat.

2.11 Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder het standpunt ingenomen dat bij de overbrenging naar het privé-vermogen van de 17.26 ha grond moeten worden uitgegaan van de waarde van die grond in vrij te aanvaarden staat (€ 422.870,--) verminderd met de per 31 december 1995 getaxeerde waarde (€ 11.345 per ha). Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder de te belasten (stakings)winst uit onderneming herrekend tot een bedrag van

€ 530.617,--, waarbij hij tevens enkele andere correcties ten opzichte van de bij de aanslagregeling vastgestelde stakingswinst in aanmerking heeft genomen.

Geschil

3.1 Partijen houdt uitsluitend verdeeld het antwoord op de vraag of bij de overbrenging per 1 juli 2001 van de 17.26 ha grond naar eisers privé-vermogen moet worden uitgegaan van de waarde van die grond in verpachte staat, hetgeen eiser voorstaat, of van de waarde van die grond in vrij te aanvaarden staat, hetgeen verweerder bepleit.

3.2 Eiser concludeert - rekening houdend met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift onder de punten 6.1.4, 6.4.2 en 6.4.3 heeft vermeld - tot vermindering van de door verweerder bij de aanslag vastgestelde winst uit onderneming tot een bedrag van

€ 301.831,--.

3.3 Verweerder concludeert tot een te belasten winst uit onderneming van € 534.841,--, zodat het bij de aanslag als winst uit onderneming vastgestelde (lagere) bedrag van

€ 461.526,-- dient te worden gehandhaafd.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 Uit de hiervoor onder de punten 2.6 tot en met 2.8 vermelde vaststaande feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser de mogelijkheid had om de 17.26 ha grond na de beëindiging van het éénjarige pachtcontract op 31 december 2001 in vrij te aanvaarden staat aan een willekeurige derde te verkopen, waarmee hij bij de liquidatie van zijn onderneming een gunstiger resultaat zou hebben kunnen bereiken dan bij het aangaan van het reguliere pachtcontract. Verder volgt naar het oordeel van de rechtbank uit deze vaststaande feiten dat eiser deze mogelijkheid louter uit persoonlijke overwegingen onbenut heeft gelaten. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het aangaan van het reguliere pachtcontract door eiser niet kan worden beschouwd als een handelen in het kader van de uitoefening van zijn onderneming teneinde een zo gunstig mogelijk resultaat te bereiken bij de liquidatie daarvan. Volgens vaste jurisprudentie (vergelijk onder meer HR 13 maart 1996, nrs. 30 703 en 90 983, gepubliceerd in BNB 1996/169 c*) dient voor dat geval bij de overbrenging van de 17.26 ha grond naar eisers privé-vermogen de waarde van die grond in vrij te aanvaarden staat in aanmerking te worden genomen.

4.2 Zoals hiervoor onder punt 2.8 is vermeld, hebben eisers taxateur en de rijkstaxateur de waarde van de 17.26 grond in vrij te aanvaarden staat per 1 februari 2002 gezamenlijk getaxeerd op een bedrag van € 422.870,--. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze gezamenlijk uitgevoerde taxatie af te wijken, ook al is bij deze taxatie de prijs per ha op een hoger bedrag vastgesteld dan de bij de hiervoor onder punt 2.4 bedoelde verkoop van de 12.20.30 ha grond gerealiseerde prijs per ha. De rechtbank neemt aan dat de waarde van de grond in vrij te aanvaarden staat per 1 juli 2001 gelijk is aan de per 1 februari 2002 getaxeerde waarde.

4.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder bij de bepaling van de stakingswinst de overbrenging van de 17.26 grond naar eisers privé-vermogen terecht naar een waarde van € 422.780,-- in aanmerking heeft genomen. Eisers beroep treft derhalve geen doel.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2007 door mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, voorzitter, mrs. U. van Houten en J.W. Keuning, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.