Home

Rechtbank Leeuwarden, 18-06-2007, BA8400, AWB06/2037

Rechtbank Leeuwarden, 18-06-2007, BA8400, AWB06/2037

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
18 juni 2007
Datum publicatie
29 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BA8400
Zaaknummer
AWB06/2037

Inhoudsindicatie

Poststempel kennelijk op onjuiste datum afgestempeld. Aanname beroepschrift tijdig ingediend. Bezwaar tegen nihilaanslag niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/2037

Uitspraakdatum: 18 juni 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen, verweerder.

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [nummer].W.26) premie arbeidsongeschiktheidsverzekering (premie WAZ) van nihil opgelegd. Deze aanslag is berekend naar een premie-inkomen van € 10.412,--.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juli 2006 het bij de aanslag vastgestelde premie-inkomen verminderd tot € 9.535,-- negatief, maar heeft de op nihil vastgestelde aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 28 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 1 september 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2007 te Leeuwarden. Eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. L. Nijmeijer.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1 Eiser heeft voor het jaar 2002 aangifte premie WAZ gedaan naar een premie-inkomen van € 9.535,-- negatief.

2.2 Naar aanleiding van een door hem bij eiser ingesteld boekenonderzoek heeft verweerder het door eiser aangegeven premie-inkomen bij de aanslag premie WAZ voor het jaar 2002 nader vastgesteld op een bedrag van € 10.412,--. Bij deze aanslag is de premie WAZ in verband met de franchise van € 13.160,-- vastgesteld op nihil.

2.3 Op het door eiser ingediende bezwaar heeft verweerder bij de bestreden uitspraak het premie-inkomen verminderd tot - conform eisers aangifte - een bedrag van € 9.535,-- negatief. Verweerder heeft de aanslag evenwel gehandhaafd om de reden dat de aanslag reeds op nihil was vastgesteld.

Geschil

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aanslag bij de bestreden uitspraak terecht heeft gehandhaafd.

3.2 Eiser is van mening dat de aanslag niet kan worden gehandhaafd, aangezien aan zijn bezwaar tegemoet is gekomen.

3.3 Verweerder is van opvatting dat de aanslag terecht is gehandhaafd, omdat de vermindering van het premie-inkomen geen gevolg heeft voor de hoogte van de aanslag.

3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

Vooreerst en vooraf omtrent de ontvankelijkheid van het beroep

4.1 Eisers op 28 augustus 2006 gedagtekend beroepschrift is op 1 september 2006 door de rechtbank ontvangen, terwijl - uitgaande van de dagtekening 19 juli 2006 van de bestreden uitspraak - de wettelijke beroepstermijn eindigde op woensdag 30 augustus 2006. De envelop, waarin eisers beroepschrift is verzonden, draagt de poststempel met de datum 31 juli 2006. Een medewerker van TNT Post heeft desgevraagd aan de griffier meegedeeld dat het - zij het niet regelmatig - kan voorkomen dat een poststuk op een onjuiste datum wordt afgestempeld. Aangezien dit in casu kennelijk het geval is geweest, heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij niet langer betwist dat eiser zijn beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd. Derhalve is de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 6:9 van de Awb, van oordeel dat eiser zijn beroepschrift tijdig heeft ingediend.

Omtrent het eigenlijke geschil

4.2 Nu verweerder de onderhavige aanslag reeds op nihil had vastgesteld (zie hiervoor onder punt 2.2), is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van eisers bezwaar voor wat betreft deze aanslag niet tot een gunstiger resultaat zou kunnen leiden. Eisers bezwaar ontbeerde derhalve belang, zodat verweerder dit bezwaar op die grond niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank wijst verweerder er hierbij op dat de hoogte van het premie-inkomen aan de orde kan worden gesteld bij de vaststelling van een eventueel door eiser aangevraagde dan wel aan te vragen middelingsteruggaaf ex artikel 72a van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, zodat verweerder geen reden had om eiser wegens het belang in het kader van de eventuele vaststelling van een middelingsteruggaaf in zijn bezwaar te ontvangen.

4.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank het beroep - om formele redenen - gegrond zal verklaren. De rechtbank zal eisers bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart eisers bezwaar niet-ontvankelijk

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2007 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.