Home

Rechtbank Leeuwarden, 19-12-2007, BC1680, AWB 06/687

Rechtbank Leeuwarden, 19-12-2007, BC1680, AWB 06/687

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
19 december 2007
Datum publicatie
14 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BC1680
Zaaknummer
AWB 06/687

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Restitutieverzoek ogv Europese jurisprudentie. Onbevoegdverklaring voor uitspraak van verweerder van voor 1 januari 2005. Rechtbank komt op een ambtshalve grond komt tot partiële vernietiging van het in beroep bestreden besluit. Desondanks geen gegrondverklaring van het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/687

Uitspraakdatum: 19 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Eiser heeft bij brief van 12 augustus 2005, ontvangen door verweerder op 16 augustus verzocht om teruggaaf van btw over de jaren 1998 tot en met 2004. Verweerder heeft deze brief aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de ingediende aangifte(n) omzetbelasting of de opgelegde naheffingsaanslag over deze jaren.

1.2 Verweerder heeft met dagtekening 14 februari 2006 het bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 14 maart 2006, ontvangen bij de rechtbank op 17 maart 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2007 te Leeuwarden. Eiser is daar in persoon noch bij gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. A. Lammers.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:

2.1 Voor zover van belang voor de beoordeling van het beroep heeft eiser laatstelijk op 25 januari 2005 de omzetbelasting voldaan die hij verschuldigd was op zijn aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2004. Daarna is geen naheffingsaanslag omzetbelasting (meer) opgelegd die betrekking heeft op de periode 1998 tot en met 2004.

2.2 Op 17 februari 2004 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de door hem over het vierde kwartaal van 2003 op aangifte voldane omzetbelasting. Daarbij heeft eiser tevens verzocht om restitutie van omzetbelasting over de jaren 1998 tot en met 2002. Verweerder heeft op 20 augustus 2004 zijn motivering van de uitspraak op dit bezwaar aan eiser verzonden en daarbij aangekondigd dat binnenkort de officiële uitspraak op het bezwaarschrift door het computercentrum in Apeldoorn zou worden verstuurd aan eiser, welke verzending evenwel niet heeft plaatsgevonden. Deze motivering strekt tot handhaving van de op de genoemde aangifte voldane omzetbelasting en niet-ontvankelijk verklaring van het restitutieverzoek. De brief bevat tevens een rechtsmiddelverwijzing.

2.3 Eiser heeft in de onder 1.1 genoemde brief aangegeven dat hij wegens vakantie niet eerder kon reageren. Eiser onderbouwt zijn door verweerder als bezwaar aangemerkte verzoek om teruggaaf van de wegens privé-gebruik van een auto voldane omzetbelasting met een beroep op Europese jurisprudentie.

3. Geschil

In geschil is primair het antwoord op de vraag of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar, welke vraag eiser, naar de rechtbank aanneemt, ontkennend beantwoordt en verweerder bevestigend.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 In het kader van de beoordeling van haar bevoegdheid is de rechtbank van oordeel dat verweerders brief van 20 augustus 2004 bij ontstentenis van de aangekondigde formele beslissing moet worden aanmerkt als de uitspraak op het door eiser op 17 februari 2004 ingediende bezwaarschrift (zie 2.2). Het onder 1.1 genoemde verzoek om teruggaaf strekt zich (mede) uit tot de tijdvakken waarover verweerder reeds heeft beslist bij die uitspraak op bezwaar, zodat het verzoekschrift, naar het oordeel van de rechtbank, in zoverre moet worden aangemerkt als een tegen die uitspraak op bezwaar gericht beroepschrift. Aangezien die uitspraak is gedaan voor 1 januari 2005 is op grond van het overgangsrecht van artikel XXIII van de Wet invoering belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties (Staatsblad 2004, 672) niet de rechtbank, maar het gerechtshof bevoegd op het beroep te beslissen. De rechtbank zal zich daarom in zoverre onbevoegd verklaren en met toepassing van artikel 6:15 Awb het beroepschrift ter verdere behandeling doorsturen naar het gerechtshof te Leeuwarden.

4.2 Voor zover het de tijdvakken van 2004 betreft is de rechtbank van oordeel dat verweerder het onder 1.1 genoemde verzoek terecht heeft aangemerkt als een bezwaarschrift. De rechtbank overweegt dat hij die bezwaar heeft tegen de door hem op aangifte voldane omzetbelasting binnen zes weken na de voldoening van die belasting een bezwaarschrift kan indienen bij de inspecteur. Tegen de uitspraak op het bezwaar kan vervolgens binnen zes weken na de dagtekening of, zo dat later is, de bekendmaking daarvan beroep in worden gediend bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn bezwaarschrift ruimschoots na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft ingediend.

4.3 Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.4 Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2005, nr. 37 690, onder andere gepubliceerd in VN 2005/12.6, volgt dat, mede gelet op de mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen op nader aan te voeren gronden, de bezwaartermijn in de Awb, behoudens bijzondere omstandigheden, in overeenstemming is met het communautaire recht, ook ingeval Nederland een richtlijnbepaling niet naar behoren heeft omgezet in wetgeving. Zo eiser met de door hem aangevoerde gronden heeft bedoeld te stellen dat sprake is van een schending van het gemeenschapsrecht, valt niet in te zien dat die veronderstelde schending voor hem een reden kon vormen niet tijdig een (pro-forma) bezwaarschrift in te dienen, aangezien hij vrij is zich een eigen oordeel te vormen omtrent de juist te achten wetstoepassing of omtrent de verenigbaarheid van de heffing van de betrokken belasting met een richtlijn van de Europese Gemeenschap en, geleid door dat oordeel, een meningsverschil met de belastingdienst te dier zake aan de rechter voor te leggen. Nu eiser enkel heeft gesteld dat hij vanwege vakantie niet eerder kon reageren, heeft hij geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die nopen tot een ander oordeel, zodat de termijnoverschrijding voor zijn rekening moet komen.

4.4 De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder het bezwaarschrift voor zover dat betrekking heeft op de over 2004 voldane omzetbelasting, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zodat het beroep in zoverre ongegrond dient te worden verklaard.

4.5 De rechtbank overweegt ambtshalve dat voor zover verweerder bij zijn onder 1.2 vermelde uitspraak heeft miskend hetgeen de rechtbank onder 4.1 heeft overwogen en voor de tweede maal op het tegen de in de jaren 1998 tot en met 2003 op aangifte voldane omzetbelasting ingediende bezwaarschrift uitspraak heeft gedaan, die uitspraak, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 2 april 2004, nr. 38 123, gepubliceerd in onder andere VN 2004/19.8, in zoverre moet worden vernietigd.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank

- verklaart zich, voor zover het beroep is gericht tegen de onder 2.2 genoemde uitspraak op bezwaar, onbevoegd;

- verklaard het beroep voor het overige ongegrond;

- vernietigt de onder 1.2 genoemde uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de omzetbelasting die is voldaan over de in de jaren 1998 tot en met 2003 gelegen tijdvakken.

Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2007 door mr. J.W. Keuning,voorzitter, en mr. E.M. Visser en mr. dr. P. van der Wal, leden, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.