Home

Rechtbank Leeuwarden, 13-03-2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:298 BD3855, AWB06/1302

Rechtbank Leeuwarden, 13-03-2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:298 BD3855, AWB06/1302

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
13 maart 2007
Datum publicatie
13 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2007:BD3855
Zaaknummer
AWB06/1302

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid bezwaar. Verweerder kon niet kan volstaan met toezending van het aanslagbiljet aan de curator.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/1302

Uitspraakdatum: 13 maart 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 23 augustus 2005 voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H27) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd welke is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 291.676,--, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.060,--, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 april 2006 het bezwaar tegen de navorderingsaanslag wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daartegen tijdig beroep bij de rechtbank ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend, waaronder stukken die zijn gevoegd bij schrijven van eiser van 10 november 2006. Al deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2007 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen H. Smid.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Eiser is geboren op 1[datum] 1960 en is gehuwd met mevrouw [echtgenoot], geboren op

[datum] 1961.

Met ingang van 10 maart 2005 is eiser door de Rechtbank Groningen in staat van faillissement verklaard.

Verweerder heeft de navorderingsaanslag die als dagtekening 23 augustus 2005 draagt verzonden aan het adres van eisers curator, mr. M.W.M. Souren.

De curator heeft de navorderingsaanslag doorgestuurd aan eiser.

Eiser heeft een bezwaarschrift tegen deze navorderingsaanslag ingediend dat op 6 oktober 2005 door verweerder is ontvangen. Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Geschil

Tussen partijen is primair in geschil het antwoord op de vraag of verweerder eiser terechtniet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar.

Subsidiair is in geschil de vraag of de navorderingsaanslag terecht en voor het juiste bedrag is opgelegd.

Eiser is primair van mening dat hij tijdig in bezwaar is gekomen en heeft de rechtbank voor dat geval ter zitting verzocht om de zaak voor inhoudelijke behandeling terug te wijzen naar verweerder. Subsidiair is hij van mening dat de navorderingsaanslag niet in stand kan blijven.

Verweerder is primair van opvatting dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar en dat het beroep derhalve ongegrond moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt hij de rechtbank de bestreden uitspraak te vernietigen en de navorderingsaanslag te handhaven.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Beoordeling van het geschil

1. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken zoals genoemd in artikel 6:7 van de Awb is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen

(artikel 6:9 van de Awb).

2. Naar het oordeel van de rechtbank neemt de omstandigheid dat een belastingplichtige failliet is verklaard niet weg dat verweerder de navorderingsaanslag aan hem bekend dient te maken en dat verweerder niet kan volstaan met toezending van het aanslagbiljet aan de curator.

3. Nu de navorderingsaanslag niet aan eiser op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, vangt de bezwaartermijn pas aan de dag van de ontvangst door eiser van de navorderingsaanslag of van een afschift daarvan

4. Vaststaat dat verweerder de navorderingsaanslag heeft gezonden aan de curator. Eiser heeft gesteld dat de curator, ook heden nog, de voor hem bestemde poststukken pleegt te verzamelen en die verzamelde poststukken ongeveer één maal per vier weken in één enveloppe aan hem te zenden. Verweerder heeft deze stelling betwist in dier voege dat tussen de ontvangst van het onderhavige aanslagbiljet door de curator en de doorzending daarvan aan eiser maximaal twee weken zal zijn verlopen. De rechtbank acht aannemelijk dat de curator van eiser niet elk voor laatstgenoemde bestemd poststuk dagelijks heeft doorgezonden doch dat hij die posstukken verzameld placht door te zenden. In het onderhavige geval eindigde de wettelijke bezwaartermijn op 4 oktober 2005 en is het bezwaarschrift door verweerder ontvangen op 6 oktober 2005. Met inachtneming van de door verweerder op maximaal twee weken gestelde periode van vertraging als gevolg van de groepsgewijze doorzending van poststukken door de curator aan eiser, welke periode de rechtbank in elk geval niet onaannemelijk acht, moet naar het oordeel van de rechtbank het op 6 oktober 2005 ontvangen bezwaarschrift geacht worden tijdig te zijn ingediend.

5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van eiser bij de bestreden uitspraak ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In zoverre is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, eiser alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar verklaren en de zaak met in achtneming van de door eiser nader bij schrijven van 10 november 2006 ingediende stukken voor inhoudelijke behandeling terugwijzen naar verweerder.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht te bereken op € 16,-- aan reiskosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar ontvankelijk;

- wijst de zaak voor inhoudelijke behandeling terug naar verweerder en bepaalt dat verweerder binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak beslist met inachtneming van de

- nader in beroep door eiser ingediende stukken;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 16,--, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2007 door mr. B.A.E.G. Geel - Cieraad, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.