Home

Rechtbank Leeuwarden, 12-03-2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:10 BC7068, AWB06/1730

Rechtbank Leeuwarden, 12-03-2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:10 BC7068, AWB06/1730

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
12 maart 2008
Datum publicatie
19 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2008:BC7068
Zaaknummer
AWB06/1730

Inhoudsindicatie

Verweerder gebonden aan waarderingsafspraak met vereniging van eigenaren. Verweerders beroep op het "Actieplan Vinkenslag" faalt.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/1730

Uitspraakdatum: 12 maart 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle, verweerder.

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiser een aanslag (aanslaggroepnummer [nummer]) in het recht van successie opgelegd.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 juni 2006 de aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 17 juli 2006, ontvangen bij de rechtbank op 19 juli 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2007 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.D. van Eck en H.C. Zuideveld. Namens verweerder is verschenen mr. S.J. de Jong. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

1.7 In raadkamer heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de rechtbank

's-Gravenhage in overweging te kunnen geven de onderhavige zaak ter behandeling te verwijzen naar de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank 's-Gravenhage heeft ingestemd met de behandeling door de rechtbank Leeuwarden. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 De moeder van eiser, mevrouw [X], is op [datum] 2004 overleden. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden ongehuwd. Zij is gehuwd geweest met de heer [Y], die op [datum] 1982 is vooroverleden.

2.2 Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt en onder bezwaar van enige legaten tot haar enige erfgenamen heeft zij achtergelaten haar zeven uit voormeld huwelijk geboren en in leven zijnde kinderen - waaronder eiser - ieder voor een/zevende gedeelte. Blijkens het testament verkrijgen de kinderen via een legaat gezamenlijk het vruchtgebruik van enige percelen land waarop gaslocaties van de Nederlandse Aardolie Maatschappij NV (NAM) zijn ingericht. De percelen zijn gelegen in de gemeente [gemeente], kadastraal bekend sectie [kadastraal nummer], ter grootte van 6.98.52 hectare.

2.3 NAM is voor de huur van de voormelde percelen over de periode 1 november 2003 tot en met 31 oktober 2004 bij vooruitbetaling een huurvergoeding verschuldigd van € 33.151,80. De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en op grond van de voor de huurovereenkomst geldende algemene voorwaarden is uitsluitend NAM bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen.

2.4 Volgens de aangifte voor het recht van successie bedraagt het zuiver saldo van de nalatenschap € 182.940. Hierin is begrepen een getaxeerde waarde van € 215.500 voor de voormelde verhuurde percelen, gebaseerd op 6,5 maal de jaarlijkse huursom.

2.5 Een op verzoek van verweerder uitgevoerde taxatie heeft geleid tot een waardering van de percelen op € 497.277, gebaseerd op 15 maal de jaarlijkse huursom. Verweerder heeft op grond van deze taxatie het zuiver saldo van de nalatenschap bepaald op € 464.717.

2.6 Eisers verkrijging is bij de definitieve aanslag bepaald op een legaat van 60 procent van een/zevende gedeelte van de waarde van percelen, zijnde € 497.277. Aangezien de waarde van de gezamenlijke legaten hoger is dan het zuiver saldo van de nalatenschap, is eisers verkrijging verminderd met een evenredig deel van het surplus, zijnde € 4.651. Daarnaast heeft eiser een fictieve verkrijging genoten van € 4.200. Per saldo heeft verweerder eisers verkrijging bepaald op: 60% * 1/7 * 497.277 - 4.651 + 4.200 = € 42.172.

2.7 Tot de gedingstukken behoort een brief, gedateerd 20 maart 1990, van de Noordelijke Accountantsunie aan de inspecteur der belastingen te Groningen over de waardering van aardgaslocaties met de volgende inhoud:

Naar aanleiding van een op 15 maart 1990 gehouden bijeenkomst, kan ik u meedelen dat het bestuur van de vereniging van eigenaren van aardgaslokaties akkoord is gegaan met het door de fiscus gedane compromisvoorstel inzake de waardering van aardgaslokaties op basis van de kale huurprijs, vermenigvuldigd met de factor 6½.

Teneinde thans een en ander zo snel mogelijk effektief te maken, verzoek ik u mij per ommegaande een bevestiging van het compromis te doen toekomen.

Blijkens een op de brief aangebrachte aantekening met stempelafdrukken en een handtekening is de inspecteur op 21 maart 1990 akkoord gegaan met de weergave van het compromis. De vereniging van eigenaren van aardgaslocaties heeft van de Belastingdienst geen bericht ontvangen over een opzegging van de waarderingsafspraak. Erflaatster was lid van deze vereniging.

Geschil

3.1 In geschil is de waarde van de aan NAM verhuurde percelen grond. Eiser stelt (primair) dat de waarde moet worden vastgesteld door de jaarlijkse huursom te kapitaliseren met een factor 6,5, terwijl verweerder van opvatting is dat een factor van 15 moet worden toegepast.

3.2 Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend over een verkrijging van € 18.020.

3.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

Beoordeling van het geschil

4.1 Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder gebonden aan de onder 2.7 vermelde waarderingsafspraak voor de aan NAM verhuurde percelen grond, aangezien erflaatster lid was van de vereniging waarmee die afspraak is gemaakt en verweerder de afspraak niet heeft opgezegd. De opvatting van verweerder dat hij op grond van het zogenoemde "Actieplan Vinkenslag", Werkinstructie voor de Belastingdienst van 24 december 2004, gepubliceerd in onder andere VN 2005/6.2, niet langer gebonden is aan deze waarderingsafspraak, faalt reeds omdat de betreffende werkinstructie is gepubliceerd na het overlijden van erflaatster. Bovendien schrijft de werkinstructie voor dat - behoudens het hier niet aan de orde zijnde geval waarin de afspraak zo in strijd is met de wet dat ook de openbare orde of de goede zeden daarmee zijn geschonden en de afspraak op die grond nietig is - lopende afspraken opgezegd moeten worden, hetgeen, naar vaststaat, voor de onderhavige waarderingsafspraak niet is gebeurd.

4.2 De rechtbank bepaalt de verkrijging - rekening houdend met een kapitalisatiefactor van 6,5 - op: 60% * 1/7 * 215.500 - 4.651 + 4.200 = € 18.020.

4.3 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Vanwege de samenhang met de 10 zaken van de andere kinderen en kleinkinderen van erflaatster, rekent de rechtbank een evenredig deel toe aan elke zaak.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een verkrijging van € 18.020 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 58,55, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2008 door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mr. dr. P. van der Wal en mr. N.P. Witteveen, leden, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E. Boskma, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.