Home

Rechtbank Leeuwarden, 17-04-2008, BD0706, AWB 07/627

Rechtbank Leeuwarden, 17-04-2008, BD0706, AWB 07/627

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
17 april 2008
Datum publicatie
29 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2008:BD0706
Zaaknummer
AWB 07/627

Inhoudsindicatie

Hetgeen de beoefenaar van het -al dan niet zelfstandig uitgeoefende- beroep van tandarts met zijn werkzaamheden genereert, kan nimmer onder het bereik van afdeling 3.4 van de Wet (resultaat uit overige werkzaamheden) vallen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/627

Uitspraakdatum: 17 april 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden, verweerder.

Procesverloop

1.1 Eiser heeft op 2 oktober 2006 een aanvraag ingediend voor afgifte van een verklaring arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming. Op grond van de door eiser verstrekte gegevens is aan hem met dagtekening 27 oktober 2006 een verklaring als bedoeld in artikel 3.156, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) afgegeven, die geldt voor het jaar 2007 en die inhoudt dat de voordelen die eiser geniet of zal genieten uit de door hem als tandarts verrichte werkzaamheden zullen worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-ROW).

1.2 Eiser is tegen deze verklaring op 2 november 2006 in bezwaar gekomen daar hij meent dat de voordelen uit bedoelde werkzaamheden dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming en dat een verklaring winst uit onderneming dient te worden afgegeven (VAR-WUO).

1.3 Verweerder heeft bij uitspraak van 29 januari 2007 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4 Eiser heeft daartegen bij brief van 6 maart 2007, ontvangen bij de rechtbank op

7 maart 2007, beroep ingesteld.

1.5 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2008 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde M. Rolloos FB. Namens verweerder is verschenen mr. J.J. van der Meulen.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser, geboren op [datum] 1945 en in het onderhavige jaar gehuwd, is van beroep tandarts.

2.2 Gedurende vele jaren heeft eiser voor eigen rekening een tandartspraktijk gedreven. De praktijk is in 2000 verkocht.

2.3 Vervolgens is eiser als zelfstandig tandarts gedurende vijf jaar in maatschapverband in [A] werkzaam geweest. Een verschil van inzicht over het te voeren beleid heeft hem doen besluiten per 1 januari 2006 uit de maatschap te treden, en zijn beroep als tandarts in de hoedanigheid van zelfstandig praktijkmedewerker voort te zetten. Hij is daartoe een overeenkomst aangegaan met een tandartsenpraktijk genaamd [X] te [B] en een tandartspraktijk in [C].

2.4 In het jaar 2006 was eiser werkzaam te [B] en [C]. De werkzaamheden in [C] zijn in april 2006 beëindigd. Sindsdien heeft eiser uitsluitend voor [X] gewerkt. Uit overgelegde e-mails blijkt dat eiser met meerdere tandartsen heeft getracht tot uitbreiding van zijn werkzaamheden te komen.

2.5 In 2007 is eiser gedurende gemiddeld 4,5 dagen per week werkzaam geweest bij in [X] te [B]. De onderlinge verhoudingen tussen eiser en [X] zijn vastgelegd in een overeenkomst van opdracht tot praktijkmedewerking (de overeenkomst). De overeenkomst van praktijkmedewerking met [X] is gelijkluidend aan de door de Nederlandse Maatschappij voor Tandheelkunde (NMT) vastgestelde modelovereenkomst praktijkmedewerking.

2.6 In onderdeel 1 van de overeenkomst is onder meer geregeld dat eiser bij zijn werkzaamheden de tandheelkundige behandelingen zelfstandig, naar eigen inzicht, voor eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid zal verrichten, doch conform de binnen de beroepsgroep gangbare standaarden. Eiser heeft een beroepsaansprakelijkheids- en een rechtsbijstandsverzekering afgesloten. Het staat eiser vrij om af te wijken van de bij [X] gangbare controlefrequentie. Voorts staat het eiser vrij om een door [X] met een patiënt overeengekomen afspraak of behandeling naar eigen inzicht en in overleg met de patiënt te wijzigen. Eiser kan zich zonder instemming van de opdrachtgever laten vervangen door een andere bevoegde tandarts. In onderdeel 3.1 is geregeld dat eiser voor de periode waarvoor eiser een geldige VAR-WUO voor de werkzaamheden bij [X] heeft overgelegd een medewerkersbeloning van 45% van het bruto honorarium ontvangt.

2.7 Eiser factureert eens per maand aan [X]. [X] factureert aan de patiënten. Onbetaald gebleven patiëntfacturen komen voor rekening van eiser. In 2006 heeft eiser € 3.869,94 minder ontvangen dan op zijn facturen aan zijn opdrachtgever is vermeld. Dat is 3,5% van het in rekening gebrachte bedrag. In het jaar 2007 bedroeg dat percentage 1,8%. De oorzaak voor het onbetaald blijven van facturen is gelegen in het niet betalen door behandelde patiënten of in klachten over de gestuurde declaratie.

Geschil

3.1 Het geschil betreft het antwoord op de vraag of verweerder terecht een VAR-ROW heeft afgegeven.

3.2 Eiser stelt zich primair op het standpunt dat de door hem genoten voordelen dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de door hem genoten voordelen op basis van het gelijkheidsbeginsel dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en wijziging van de bestreden VAR-ROW in een VAR-WUO.

3.3 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de door eiser uit de tandartspraktijk genoten voordelen dienen te worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 De rechtbank overweegt dat het beroep van tandarts zich leent voor zelfstandige beoefening, maar dat het ook onzelfstandig kan worden uitgeoefend in welke geval sprake is van een dienstbetrekking. Op grond van artikel 3.5 van de Wet wordt het zelfstandig uitgeoefende beroep aangemerkt als een onderneming. Bij wetsduiding wordt op grond van het tweede lid van dit artikel zonder enig voorbehoud als ondernemer mede beschouwd: de beoefenaar van een zelfstandig beroep, zodat de zelfstandige beoefenaar van het beroep van tandarts (steeds) winst uit onderneming geniet. Op grond van artikel 3.81 van de Wet geniet de tandarts in dienstbetrekking loon. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat hetgeen de beoefenaar van het -al dan niet zelfstandig uitgeoefende- beroep van tandarts met zijn werkzaamheden genereert, nimmer onder het bereik van afdeling 3.4 van de Wet kan vallen vanwege de in artikel 3.90 van de Wet opgenomen uitsluitingen voor belastbare winst en belastbaar loon.

4.2 Op grond van het voorgaande heeft verweerder de voordelen die eiser geniet uit zijn werkzaamheden als tandarts ten onrechte aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Aangezien de verklaring geldig was voor het jaar 2007 en dat jaar inmiddels is verstreken, dient de rechtbank zich naar haar oordeel te beperken tot de vernietiging van de in geding zijnde verklaring.

Proceskosten

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken af, nu hij dit verzoek te laat, namelijk in beroep heeft ingediend. De rechtbank vindt wel aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,--.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de ex artikel 3.156 van de Wet afgegeven beschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,--, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2008 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.