Home

Rechtbank Leeuwarden, 15-12-2008, BU2959, AWB 08/374

Rechtbank Leeuwarden, 15-12-2008, BU2959, AWB 08/374

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
15 december 2008
Datum publicatie
1 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2008:BU2959
Zaaknummer
AWB 08/374

Inhoudsindicatie

navorderingsaanslag successierecht; geen kenbare schrijf- of tikfout

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 08/374

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 december 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) successierecht opgelegd ten bedrage van € 2.360,--.

Verweerder heeft het op 31 januari 2008 ontvangen bezwaarschrift op dezelfde dag afgehandeld en de navorderingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.227,--.

Op 4 februari 2008 heeft verweerder deze uitspraak ter afwerking aangeboden aan het Computercentrum te Apeldoorn, waarna de uitspraak op bezwaar met dagtekening 19 februari 2008 is verzonden.

Eiser heeft daartegen bij brief van 1 februari 2008, ontvangen bij verweerder op 4 februari 2008, welke brief verweerder in overleg en met toestemming van eiser heeft doorgezonden naar de rechtbank, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2008 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Op [datum] 2007 is eisers tante, [tante], overleden.

1.2 [executeur-testamentair] is als executeur-testamentair benoemd.

1.3 Eisers belaste verkrijging uit de nalatenschap van voormelde tante bedraagt € 16.760,--.

1.4 Kandidaat-notaris [kandidaat-notaris] heeft in opdracht van de executeur-testamentair, namens de erfgenamen de (gezamenlijke) aangifte successierecht ingediend, waarbij zij tevens een kopie van het testament heeft bijgevoegd, waaruit blijkt dat eiser een neef is van de erflaatster.

1.5 Bij het vaststellen van eisers (definitieve) aanslag successierecht, is de voor de Successiewet geldende tariefgroep II toegepast in plaats van tariefgroep III.

1.6 Voormelde aanslag is met dagtekening 30 november 2007 aan [kandidaat-notaris] verzonden.

1.7 Bij brief van 14 december 2007 heeft [kandidaat-notaris] een kopie van voormelde aanslag aan eiser gezonden met een begeleidend schrijven, waarin staat geschreven: "De aanslag stemt overeen met de ingediende aangifte, met dien verstande dat het door u te betalen bedrag door mij abusievelijk te hoog was vastgesteld. Dit is door de Belastingdienst gecorrigeerd."

1.8 Op 19 december 2007 heeft [kandidaat-notaris], via de Belastingtelefoon, aan verweerder meegedeeld dat er een fout in eisers aanslag successierecht zat, omdat bij eiser een onjuiste tariefgroep is gehanteerd.

1.9 Op 22 januari 2008 heeft verweerder aan eiser de onder het procesverloop opgenomen navorderingsaanslag successierecht opgelegd.

1.10 Bij brief van 30 januari 2008 heeft [kandidaat-notaris] bezwaar gemaakt tegen eisers navorderingsaanslag successierecht, vanwege de hoogte van de verkrijging, aan welk bezwaar verweerder volledig tegemoet gekomen is bij onder het procesverloop opgenomen uitspraak op bezwaar van 19 februari 2008.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder aan eiser terecht een navorderingsaanslag successierecht heeft opgelegd.

2.2 Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en verweerder bevestigend.

2.3 Eiser heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat er geen sprake is van een nieuw feit en dat het notariskantoor, noch hijzelf van een kennelijke vergissing van verweerder op de hoogte was. Daarenboven voert eiser aan dat [kandidaat-notaris] niet bevoegd was namens hem informatie te verstrekken aan verweerder inzake de aanslag Successierecht en een bezwaarschrift in te dienen.

2.4 Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een zogeheten schrijf- of tikfout, die redelijkerwijs bij [kandidaat-notaris] kenbaar was en dat haar kennis aan eiser moet worden toegerekend.

2.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

Vooreerst en vooraf

3.1 Op het moment dat eiser zelf bezwaar indient, bij brief die bij verweerder is ingekomen op 4 februari 2008, heeft verweerder de uitspraak op bezwaar al ter verwerking aangeboden. Verweerder heeft het bezwaar van eiser aangemerkt als tweede bezwaar en met toepassing van artikel 6:15 Awb doorgezonden aan de rechtbank. Eiser is echter van mening dat [kandidaat-notaris] niet gemachtigd was om namens hem het bezwaarschrift van 30 januari 2008 in te dienen. Dit standpunt zou betekenen dat het bezwaarschrift van eiser het eerste bezwaarschrift is, waarop nog geen uitspraak is gedaan.

Voor dat geval hebben partijen echter ter zitting verklaard dat zij beiden met toepassing van artikel 7:1a Awb (sprongberoep) thans een oordeel van de rechtbank wensen.

Omtrent het eigenlijke geschil

3.2 Artikel 16, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) behelst de hoofdregel dat indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting kan navorderen. De tweede volzin van dit artikellid bevat een uitzondering op die hoofdregel: een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

3.3 Gelet op hetgeen onder punt 1.4 is vermeld is tussen partijen is niet in geschil dat verweerder ten tijde van het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslag niet beschikte over een nieuw feit dat grond voor navordering opleverde en dat bij eiser kwade trouw ontbreekt.

3.4 Volgens vaste jurisprudentie kan zonder het bekend worden van enig nieuw feit toch navordering worden toegestaan ingeval een aanslag te laag is vastgesteld als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd, zoals bijvoorbeeld een schrijf-, reken-, overname-, of intoetsfout, en het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout was gemaakt (vgl. HR 8 augustus 2003, nr. 37 570, BNB 2003/345).

3.5 Indien de rechtbank er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat sprake is van een zogeheten schrijf- of tikfout, is de rechtbank van oordeel dat deze voor eiser redelijkerwijs niet kenbaar was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser aan de hand van het hem toegestuurde aanslagbiljet redelijkerwijs niet heeft kunnen vaststellen dat er een fout is gemaakt. Uit de stukken van het geding blijkt niet en verweerder heeft dit overigens ook niet gesteld, dat op het aanslagbiljet van de definitieve aanslag successierecht stond vermeld dat bij de toepassing van de tariefgroep eiser als broer van de erflaatster is aangemerkt. Daarenboven heeft - gelet op hetgeen is vermeld onder punt 1.7 - (zelfs) [kandidaat-notaris], die te dezer zake als deskundig mag worden beschouwd, de fout van verweerder niet terstond opgemerkt. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat nu de door verweerder al dan niet als zogeheten schijf- of tikfout aan te merken fout, niet kenbaar was voor eiser, verweerders beroep op de desbetreffende jurisprudentie faalt. De rechtbank zal het beroep derhalve gegrond verklaren.

3.6 Nu de rechtbank reeds op grond van het ontbreken van de kenbaarheid van de door verweerder gemaakt fout het beroep gegrond heeft verklaard, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de grief of [kandidaat-notaris] bevoegd was (namens eiser) een vrijwillige verbetering met betrekking tot eisers aanslag successierecht aan verweerder door te geven.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 17,62 ter zake van

reis- en verblijfskosten voor het bijwonen van de zitting.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 17,62 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën het door eiser betaalde griffierecht van € 39,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2008 door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mr. N.P. Witteveen en mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier.

w.g. H.J. Haanstra

w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.