Home

Rechtbank Leeuwarden, 18-06-2009, BJ1051, AWB 08/1849

Rechtbank Leeuwarden, 18-06-2009, BJ1051, AWB 08/1849

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
18 juni 2009
Datum publicatie
1 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ1051
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/1849

Inhoudsindicatie

Onroerende-zaakbelastingen gebruikersdeel, beoordeling amendement De Pater voor woon- en slaapkamers met badkamer in een verpleegtehuis voor dementerende ouderen. Het gebruik door de bewoners voor woondoeleinden is dermate overheersend aan het gebruik door de verzorgers, dat de desbetreffende delen van het verpleegtehuis in hoofdzaak tot woning dienen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 08/1849

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juni 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

gemachtigde mr. [gemachtigde],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gaasterlân-Sleat,

verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer]) onroerende-zaakbelastingen opgelegd als gebruiker van het nader (onder 1.1) te noemen verpleegtehuis.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2008, verzonden op 16 juli 2008, de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen per fax op 18 augustus 2008 bij de rechtbank beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2009 te Leeuwarden.

Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder is in persoon verschenen.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres is eigenaar en gebruiker van een aan de [a-straat # te B] gelegen verpleegtehuis voor dementerende ouderen (het verpleegtehuis).

1.2 Met dagtekening 31 maart 2008 heeft verweerder eiseres als eigenaar en gebruiker aangeslagen voor de onroerende-zaakbelastingen. Beide aanslagen zijn gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 2.367.000.

1.3 Het verpleegtehuis bestaat uit een viertal paviljoens. Ieder paviljoen wordt in groepsverband bewoond door acht dementerende ouderen. Elk paviljoen is een gesloten afdeling en bestaat uit een gemeenschappelijke huiskamer alsmede voor iedere bewoner een afsluitbare eigen (slaap)kamer met badkamer. De eigen kamers bieden de bewoners en hun familieleden privacy. Bewoners mogen in hun kamers eigen meubilair plaatsen. De gemeenschappelijke huiskamers zijn gezellig ingericht en beschikken over een haardkachel en een eigen keuken, waar elke dag door medewerkers van het verpleegtehuis in samenwerking met de bewoners wordt gekookt. De bewonerskamers zijn via een gang verbonden met de gemeenschappelijke huiskamer. Aan deze gang zijn tevens algemene serviceruimtes, zoals bergingen en spreekkamers, gelegen. Binnen het paviljoen kunnen de bewoners zich vrij bewegen. De paviljoens zijn geschakeld en staan in verbinding met het woonzorgcentrum [X]. De bewoners van het verpleegtehuis kunnen gebruik maken van de faciliteiten, zoals de bibliotheek, van [X]. Tevens kunnen zij deelnemen aan de in [X] georganiseerde activiteiten zoals de bingo, de zangmiddagen en de Bijbelmiddagen. De mate van begeleiding bij dergelijke bezoeken aan het woonzorgcentrum hangt af van de individuele situatie van de desbetreffende bewoner.

1.4 Het aandeel van de (slaap)kamers met badkamer en de gemeenschappelijke woonkamers in de heffingsgrondslag bedraagt € 1.278.180 (54% van de WOZ-waarde).

1.5 De bewoners van het verpleegtehuis zijn niet (meer) in staat zelfstandig hun leven te leiden; zij zijn afhankelijk van noodzakelijke zorg. De overheersende functie van het verpleegtehuis als geheel bestaat uit de verpleging van de bewoners.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of gedeelten van het verpleeghuis in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, zodat zij op die grond bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking moeten blijven. Deze vraag wordt door eiseres bevestigend en door verweerder ontkennend beantwoord.

2.2 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een heffingsmaatstaf van € 1.088.820.

2.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

2.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Krachtens het eerste lid van artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelasting van de gemeente Gaasterlân-Sleat (Verordening) is de heffingsmaatstaf de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het desbetreffende kalenderjaar.

Krachtens het derde lid van dit artikel, verbeterd gelezen door de rechtbank, blijft bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

3.2 In zijn arrest van 16 november 2007, nr. 40.847, BNB 2008/24, dat is gewezen voor de toepassing van het inmiddels vervallen tweede lid van artikel 220f van de Gemeentewet, heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld dat onjuist is de opvatting dat de enkele omstandigheid dat in het verpleeghuis het wonen is gecombineerd met een andere functie die in wezen - voor het verpleeghuis als geheel beschouwd - de hoofdfunctie vormt, uitsluit dat delen van de onroerende zaak op zichzelf beschouwd tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van voormelde bepaling.

3.3 De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad bij de vaststelling artikel 3, lid 3, van de Verordening uitvoering heeft gegeven aan artikel 220e van de Gemeentewet. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 3.2 vermelde oordeel van de Hoge Raad van overeenkomstige toepassing op laatstgenoemde artikelen.

3.4. De vastgestelde feiten in hun onderling verband en samenhang beschouwd leiden tot het oordeel dat eiseres in het verpleegtehuis een vorm van met verzorging en begeleiding omgeven huisvesting aanbiedt, zodanig dat het dementerende ouderen in staat stelt binnen hun psychogeriatrische beperkingen zoveel als mogelijk hun autonomie en privacy te behouden. Iedere bewoner beschikt over een eigen (slaap)kamer met badkamer, die kan zijn ingericht met eigen meubilair, waar kan worden gerust en geslapen en waar bezoek kan worden ontvangen. Verder leveren de bewoners, al naar gelang hun mogelijkheden, gezamenlijk een bijdrage aan de maaltijdbereiding. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een met zorg omgeven leefgemeenschap of woongroep, waarbij aan het wonen in de gemeenschappelijke huiskamer en in de eigen (slaap)kamer met badkamer zodanig gestalte wordt gegeven, dat daardoor in die ruimtes het gebruik door de bewoners voor woondoeleinden dermate overheersend is aan het gebruik door de verzorgers, dat de desbetreffende delen van het verpleegtehuis in hoofdzaak tot woning dienen. Niet aannemelijk is geworden dat de mate van (latente) verzorging en begeleiding aan dat hoofdzakelijke karakter van de onzelfstandige woningdelen in de weg staan.

3.5 Uit het voorgaande volgt dat eiseres het gelijk aan haar kant heeft. Voor dat geval is niet in geschil dat de belastingaanslag moet worden verminderd tot een aanslag berekend naar een heffingsmaatstaf van € 1.088.820. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en aldus beslissen.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een heffingsmaatstaf van € 1.088.820 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de de gemeente Gaasterlân-Sleat aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de gemeente Gaasterlân-Sleat het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, mr. F.J.H.L. Makkinga en mr. M. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Boskma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2009.

w.g. E. Boskma w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.